Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AE0076

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Het bevorderen van de volledige participatie van jongeren in het onderwijs, het arbeidsleven en het maatschappelijk leven COM(2007) 498 final

    PB C 151 van 17.6.2008, p. 45–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.6.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 151/45


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Het bevorderen van de volledige participatie van jongeren in het onderwijs, het arbeidsleven en het maatschappelijk leven

    COM(2007) 498 final

    (2008/C 151/14)

    De Europese Commissie heeft op 5 september 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig art. 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, te raadplegen over de

    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Het bevorderen van de volledige participatie van jongeren in het onderwijs, het arbeidsleven en het maatschappelijk leven

    De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 19 december goedgekeurd. Rapporteur was de heer Trantina.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 441 zitting op 16 en 17 januari 2008 (vergadering van 17 januari 2008) onderstaand advies uitgebracht, dat met 137 stemmen vóór, bij 3 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Samenvatting van de aanbevelingen

    1.1

    Het Comité deelt het standpunt van de Commissie dat er een daadwerkelijk transversale jeugdstrategie uitgewerkt moet worden en is bereid om hiertoe binnen de grenzen van zijn mogelijkheden bij te dragen, b.v. door rechtstreekse contacten aan te dragen met grassroot-organisaties en door de EU-instellingen bewust te maken van de problemen en oplossingen in het veld.

    1.2

    Het Comité is van mening dat de opzet van een succesvolle en duurzame transversale kinder- en jeugdstrategie moet worden gefaciliteerd via een permanente structuur binnen de Commissie (die de werkzaamheden van de verschillende betrokken DG's coördineert) of via een interinstitutionele groep. De strategie dient te worden gebaseerd op een monitoringmechanisme met duidelijke doelstellingen en deadlines.

    1.3

    Het Comité is van oordeel dat voor de vergroting van de arbeidsparticipatie in de EU niet in eerste instantie moet worden geprobeerd om meer ouderen aan het werk te krijgen, maar dat alles op alles moet worden gezet om jongeren in grote getalen op de arbeidsmarkt te krijgen, omdat banen voor jongeren consequenties hebben die veel langer duren, niet alleen vanuit sociologisch oogpunt (autonomie, maatschappelijke positie, geboortecijfers, vorming van gezinnen enz.), maar ook vanuit economisch oogpunt (groei, financiering van sociale voorzieningen, consumptie, spaargedrag, investeringen, bijvoorbeeld in de bouw, enz.). Het roept de lidstaten en de Europese instellingen op om de noodzakelijke stappen te nemen om de jeugdwerkloosheid in Europa terug te dringen, met name via een snellere en efficiëntere tenuitvoerlegging van het Europees Pact voor de jeugd en van de nationale hervormingsprogramma's die de lidstaten dienen uit te voeren in het kader van de Lissabonstrategie.

    1.4

    Het Comité dringt aan op meer aandacht voor de situatie van jongeren in plattelands- en verpauperde stedelijke gebieden. Het roept de lidstaten op om de uitdaging van de uitbanning van armoede onder kinderen daadwerkelijk aan te pakken en dringt aan op bijkomende maatregelen om ervoor te zorgen dat jongeren met een handicap beter en op basis van gelijke kansen kunnen deelnemen in de samenleving.

    1.5

    De Commissie zou zich sterk moeten blijven maken voor de erkenning van het vrijwilligerswerk van jongeren door afspraken te maken met werkgevers- en werknemersorganisaties, vertegenwoordigers uit de wereld van het formele onderwijs en op dit terrein actieve NGO's.

    1.6

    Het Comité wil nog eens benadrukken wat volgens hem de belangrijkste punten zijn wanneer het gaat om vrijwilligersactiviteiten van jongeren:

    de Commissie zou een jaar tot het Jaar van de Vrijwilliger moeten uitroepen en een witboek moeten publiceren over vrijwilligersactiviteiten en actief burgerschap in Europa;

    de Commissie en de lidstaten dienen voorlichtingscampagnes te organiseren rond de positieve effecten van de actieve deelname van jonge mensen in jongerenorganisaties en -vrijwilligersactiviteiten voor hun ontplooiing en de ontwikkeling van hun vaardigheden, waarden en houding.

    1.7

    Het Comité is geen voorstander van oplossingen die toetreding tot de arbeidsmarkt mogelijk maken door middel van banen die geen zekerheid bieden en uitzichtloos zijn: voor dat soort oplossingen, met alle gevolgen van dien in de vorm van onzeker werk, onzekere werktijden en losse arbeidcontracten, mag niet langer worden gepleit, omdat inmiddels duidelijk is geworden wat dit betekent voor jongeren uit diverse maatschappelijke kringen. Onzekere banen als brug tussen het einde van de eerste leertijd en de toetreding tot de arbeidsmarkt zetten een rem op de loopbaanontwikkeling en maken dat jongeren steeds later duurzame verantwoordelijkheid op zich nemen in de samenleving en voor het stichten van een gezin, zoals helaas blijkt uit de studies en analyses van de Stichting van Dublin, de ILO en de Europese Waarnemingspost voor de werkgelegenheid.

    1.8

    Het Comité steunt de ontwikkeling van een gestructureerde dialoog tussen beleidsmakers en jonge mensen. Een dergelijke dialoog zou moeten bijdragen tot de ontwikkeling van de Europese transversale jeugdstrategie, zoals voorgesteld door de Commissie in haar Mededeling. Het Comité verwelkomt het voorstel van de Commissie om een driejaarlijks EU-verslag over jeugdzaken op te stellen en pleit voor de betrokkenheid van maatschappelijke jongerenorganisaties en met name de nationale jeugdraden, bij de redactie van een dergelijk verslag.

    1.9

    Het Comité steunt de ontwikkeling van een krachtig partnerschap tussen de EU en jongeren, in de vorm van een verklaring die zou moeten worden ondertekend door de Europese instellingen en door vertegenwoordigers van het Europees Jeugdforum.

    2.   Inleiding

    2.1

    Het Comité buigt zich al meer dan tien jaar over jeugdzaken. De meeste aanbevelingen die werden geformuleerd in recente adviezen zijn ook nu weer relevant (1).

    2.2

    Op 5 september 2007 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de Mededeling „Het bevorderen van de volledige participatie van jongeren in het onderwijs, het arbeidsleven en het maatschappelijk leven”, die samen door het DG Onderwijs en cultuur en het DG Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen was opgesteld. Ook waren er nog andere DG's bij betrokken. In de Mededeling komen thema's aan de orde zoals jeugdeducatie, werkgelegenheid, gezondheid en burgerschap, en wordt gezocht naar een interdisciplinaire aanpak van de problemen. Bij de Mededeling zijn twee werkdocumenten gevoegd van de diensten van de Commissie — één over vrijwilligersactiviteiten en één over werkgelegenheid voor jongeren.

    2.3

    In de Mededeling wordt ingegaan op een aantal interessante conclusies uit het in april 2007 door het Bureau van Europese beleidsadviseurs (BEPA) gepubliceerde verslag Investing in youth: an empowerment strategy.

    2.4

    Het Comité is over het algemeen ingenomen met de door de Commissie gekozen benadering, zowel ten aanzien van de gekozen werkwijze als de inhoud van deze Mededeling. Het is een goede zaak dat verschillende DG's betrokken zijn geweest bij het opstellen ervan.

    2.5

    Het vraagt zich echter wel af hoe de Commissie de plannen voor een transversale jeugdstrategie ten uitvoer wil laten leggen. De Commissie geeft namelijk niet aan langs welke weg ze de daarin vervatte doelen denkt te bereiken. Bovendien blijkt uit de eerste reacties van de Raad dat geen van de lidstaten al plannen heeft in die richting.

    3.   Beter en meer onderwijs voor alle jongeren

    3.1

    In dit hoofdstuk wordt bijna uitsluitend ingegaan op formeel onderwijs; voor het welslagen van het proces van levenslang leren is het echter ook het informele onderwijs dat helpt om de noodzakelijke vaardigheden bij te brengen, in aanvulling op het formele onderwijs. Daarom moet ook hier rekening mee worden gehouden.

    3.2

    Het Comité stemt in met de voorstellen betreffende de verbeteringen van de kwaliteit van het onderwijs, die in lijn zijn met de huidige strategieën en documenten.

    3.3

    Het Comité stemt er ook mee in dat er, ter aanvulling op Youthpass, specifiek voor jongeren bedoelde elementen in Europass worden opgenomen; Youthpass is immers alleen bestemd voor activiteiten die door jongeren in het kader van het programma Jeugd in Actie worden ondernomen. De reikwijdte van jeugdactiviteiten die dienen te worden erkend, is echter veel groter.

    3.4

    De Commissie zou zich sterk moeten blijven maken voor de erkenning van het vrijwilligerswerk van jongeren door afspraken te maken met werkgevers- en werknemersorganisaties, vertegenwoordigers uit de wereld van het formele onderwijs en op dit terrein actieve NGO's.

    3.5

    Schooluitvallers zouden de kans moeten krijgen om deel te nemen aan niet-formele trainingsprogramma's die hen kunnen voorbereiden op het levens als volwassene in de maatschappij en op een succesvolle deelname aan de arbeidsmarkt, in de rol van werknemer of van ondernemer.

    4.   Jeugd en werkgelegenheid: een uitdaging voor Europa

    4.1

    Het Comité benadrukt dat de jeugdwerkloosheid in Europa een schaduw werpt op de toekomst van Europa en dringt er bij de lidstaten en de Europese instellingen op aan om alle noodzakelijke stappen te nemen om de situatie te verbeteren. Deze stappen zouden met name moeten worden gebaseerd op een snellere en meer efficiënte tenuitvoerlegging van het Europees Pact voor de jeugd, aangezien er in veel lidstaten grote achterstand bestaat. Momenteel heeft het Europees Pact voor de jeugd nog niet veel meer om het lijf dan een verklaring en ontbreekt het nog aan een echt plan van aanpak.

    4.2

    In een voorgaand advies (2) verzocht het Comité de lidstaten om in het kader van de Lissabonstrategie de volgende doelstellingen in hun nationale hervormingsprogramma's op te nemen:

    iedere lidstaat moet ernaar streven het aantal werkloze jongeren in de periode 2006-2010 met minstens 50 % te verminderen (thans is in de Europese Unie 17,4 % van alle jongeren onder de 25 werkloos); het percentage werkloze jongeren ligt in de meeste lidstaten hoger dan het algemene werkloosheidscijfer en is in de meeste Europese lidstaten minstens dubbel zo hoog als het algemene percentage werklozen;

    de doelstellingen m.b.t. de verkorting van de termijn voor inschakeling op de arbeidsmarkt (met name de verkorting van de termijn van zes tot vier maanden voor inschakeling op de arbeidsmarkt van jongeren die werk of een stageplaats zoeken) dienen te worden herzien;

    er moeten sociale beschermingsstelsels worden ontwikkeld die jongeren in staat stellen hun eigen toekomst te bepalen;

    schooluitval moet in de periode 2006-2010 met 50 % worden teruggedrongen en het opdoen van werkervaring in bedrijven dient te worden bevorderd.

    4.3

    Het Comité heeft onlangs een verkennend advies over Flexizekerheid (3) goedgekeurd, dat als basis zou kunnen dienen voor de toekomstige werkzaamheden rond dit thema. In dit advies staat onder meer dat „jongeren in veel lidstaten door de onzekere arbeidsmarkt te maken hebben met hoge werkloosheid, tijdelijke contracten, ontoereikende sociale zekerheid en werk dat onder hun opleidingsniveau ligt”.

    4.4

    In Europa, net zo goed als in de rest van de wereld, duurt de maatschappelijke instabiliteit die altijd al kenmerkend is geweest voor wat men de „jonge jaren” pleegt te noemen en die daar altijd al onlosmakelijk mee verbonden was, voor veel jongeren steeds langer: onzeker werk hebben en nauwelijks de eindjes aan elkaar kunnen knopen, zo vergaat het hen, de laatste rapporten van de ILO spreken in dat opzicht boekdelen. De generatie van de „ouderen” moet zich bezinnen op de toekomst die de generatie van de „jongeren” wordt bereid.

    4.5

    Het Comité heeft er al eerder toe opgeroepen om het ondernemerschap van jongeren te stimuleren door financiële en technische steun te verlenen en door de bureaucratische rompslomp die gepaard gaat met de overname, de overdracht of de oprichting van een onderneming, terug te dringen. Daarom kan het Comité zich vinden in het voorgestelde proefproject ter bevordering van de mobiliteit van jonge ondernemers.

    4.6

    De Commissie heeft het initiatief genomen om een soort Europees kwaliteitshandvest voor stages te introduceren en dat aan te bieden aan bedrijven. Het Comité acht dit een goede zaak, aangezien naleving van de beginselen van dit handvest kan leiden tot duidelijke stagecontracten met jongeren. Nu worden stagiairs nog altijd vaak misbruikt als goedkope arbeidskrachten, in plaats van dat hun de gelegenheid wordt geboden om een leerproces aan te gaan en zich voor te bereiden op toekomstige banen.

    4.7

    De Commissie heeft een voorstel geformuleerd om de lidstaten aan te moedigen meer gebruik te maken van nationale beleidsinstrumenten en van EU-subsidies ter ondersteuning van de overgang van school naar werk. In lijn met dat voorstel roept het Comité de lidstaten op om minder procedures op te leggen voor de aanvraag van EU-subsidies, aangezien deze procedures het moeilijker maken voor op jongeren gerichte en met vrijwilligers werkende NGO's om daarvoor in aanmerking te komen. Pre-financiering van NGO-projecten zou ook kunnen helpen om de haalbaarheid van hun projecten te vergroten.

    5.   Ieder's potentieel volledig benutten

    5.1

    Het Comité dringt aan op meer aandacht voor de situatie van jongeren in plattelands- en verpauperde stedelijke gebieden. In vele rurale en verpauperde stedelijke gebieden hebben jongeren geen toegang tot goed onderwijs, opleiding, mobiliteit, gezondheidszorg, ontspanning of werkgelegenheid en krijgen zij geen kansen om aan de civiele samenleving deel te nemen.

    5.2

    Het Comité roept de lidstaten op zich in te zetten voor de uitbanning van armoede onder kinderen en jongeren, vanwege de verregaande impact daarvan op een hele reeks factoren, zoals gezondheid, onderwijs en zelfs hun kansen om ooit uit de armoedeval te ontsnappen.

    5.3

    In de mededeling wordt niet daadwerkelijk ingegaan op het fundamentele verband tussen de omvang en het niveau van de dagopvang voor kinderen enerzijds en hun latere schoolprestaties en maatschappelijk succes anderzijds. Het Comité dringt erop aan dat er, in overeenstemming met de Lissabonstrategie, aandacht wordt gegeven aan het belang van de dagopvang voor kinderen als voorbereiding op het onderwijs en op een zelfstandig bestaan, en aan het feit dat deze opvangstructuren een opmerkelijke rol kunnen spelen voor de maatschappelijke integratie en dat zij achterstanden kunnen wegwerken.

    5.4

    Het Comité dringt aan op bijkomende maatregelen om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren met speciale behoeften, die zich in een achterstandssituatie bevinden of die een handicap hebben, beter en op basis van gelijke kansen kunnen deelnemen aan de maatschappij: gelijkwaardige deelname aan het Jeugdprogramma, gelijke toegang tot informatie over jeugdbeleid en jongerenprojecten, en voorlichtingsmaatregelen.

    5.5

    Het Comité kan zich over het algemeen vinden in de analyse van de Commissie ten aanzien van gendervraagstukken. Het betreurt echter dat de Commissie in haar Mededeling geen nieuwe voorstellen heeft geformuleerd om genderstereotypen te bestrijden.

    5.6

    Het Comité heeft de Commissie al verzocht actie te ondernemen ter verbetering van de gezondheid van kinderen en jongeren, met name door een gezonde en evenwichtige leefstijl te bevorderen.

    Het Comité pleit ervoor dat jongeren op grote schaal betrokken worden bij de werkzaamheden van het EU-platform voor gezondheid, voeding en lichaamsbeweging.

    Het baart het Comité zorgen dat er de laatste tien jaar in veel lidstaten steeds vaker sprake is van drankmisbruik onder jongvolwassenen en kinderen, waarbij vooral het fenomeen van binge drinking of het „coma-zuipen” (in korte tijd grote hoeveelheden alcohol drinken) in het oog springt.

    Het vestigt de aandacht op de commerciële praktijken waarbij blikjes worden verkocht met een mengsel van alcohol en limonade, waardoor jongeren ertoe worden geprikkeld om regelmatig alcohol te drinken.

    Het roept op tot een intensievere bestrijding van de verschillende vormen van geweld tegen kinderen en jongeren en tot een verbetering van de voorlichting en de opleiding op het vlak van preventie en maatregelen.

    5.7

    In de geest van de adviezen die het Comité de afgelopen jaren heeft uitgebracht over de solidariteit tussen generaties (4), is solidair zijn met jongeren niet iets wat alleen de nationale jeugdraden aangaat, als die er al zijn. Jongeren moeten worden betrokken bij transversaal horizontaal beleid, maar dan wel met een instelling die gericht is op samenwerking en solidariteit van de jongeren zelf met alle andere leeftijdsgroepen in de samenleving: peuters en kleuters, mensen van middelbare en op hoge leeftijd.

    5.8

    Het is derhalve ingenomen met de goedkeuring door de Commissie van een nieuwe gezondheidsstrategie.

    6.   Actieve jonge burgers

    6.1

    Het Comité heeft de actieve deelname van jongeren steeds gesteund, zowel in zijn adviezen als door het ter beschikking stellen van zijn faciliteiten voor de Europese Jeugdweek 2007.

    6.2

    In een vorig advies heeft het Comité de nadruk gelegd op het belang van actieve deelname en autonomie van jongeren in de samenleving in het algemeen. Met het oog hierop deed het de volgende aanbevelingen:

    Het Comité zou graag zien dat jongeren in dit verband een centrale plaats toebedeeld krijgen, alsmede aangemoedigd worden om actief deel te nemen aan de ontwikkeling van beleid en om voor hun mening op te komen met gebruikmaking van alle noodzakelijke middelen.

    De lidstaten en instellingen moeten voor de nodige middelen, ondersteuning en mechanismen zorgen om jongeren op alle niveaus gemakkelijker te betrekken bij de besluitvorming en bij maatregelen die hun leven beïnvloeden. Alleen reële inspraak kan tot reële verantwoordelijkheid leiden.

    Het roept de Commissie en de lidstaten op om hun beleid in samenwerking met jongeren en jongerenorganisaties te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen en hen bij alle fasen ervan te blijven betrekken.

    Jongeren, hun organisaties en de sociale partners moeten worden geraadpleegd over de maatregelen die ten behoeve van dit initiatief in de nationale, conform de Lissabonagenda op te stellen hervormingsprogramma's dienen te worden genomen, alsook over de wijze waarop de implementatie moet worden gemonitord.

    6.3

    Het Comité zou graag zien dat het gedeelte van de Mededeling dat over de vrijwilligersactiviteiten van jongeren gaat (par. 5.2), sterker en in minder algemene bewoordingen wordt geformuleerd. Het betreurt dat geen enkele aanbeveling uit zijn verkennend advies (5) is overgenomen in de mededeling.

    6.4

    Daarom herhaalt het Comité zijn belangrijkste standpunten ter zake:

    er zou op Europees niveau een handvest moeten worden opgesteld waarin de rol, rechten en plichten van vrijwilligersorganisaties zijn vastgelegd;

    de Commissie zou een jaar tot het Jaar van de Vrijwilliger moeten uitroepen en zou een witboek moeten publiceren over vrijwilligersactiviteiten en actief burgerschap in Europa;

    in alle lidstaten moet werk worden gemaakt van raamwetgeving om het recht op vrijwilligerswerk, ongeacht de rechtspositie of sociale status van de betrokkene, te regelen en moet worden voorzien in regelingen m.b.t. verzekeringen en terugbetaling van kosten;

    de Commissie en de lidstaten dienen voorlichtingscampagnes te organiseren rond de positieve effecten van de actieve deelname van jonge mensen in jongerenorganisaties en -vrijwilligersactiviteiten voor hun ontplooiing en de ontwikkeling van hun vaardigheden, waarden en houding;

    de EU zou veel meer aandacht moeten schenken aan de erkenning van de tijdens vrijwilligerswerk opgedane vaardigheden.

    6.5

    Het Comité steunt de ontwikkeling van een krachtig partnerschap tussen de EU en jongeren, in de vorm van een verklaring die zou moeten worden ondertekend door de Europese instellingen en door vertegenwoordigers van het Europees Jeugdforum. Het stelt tot zijn tevredenheid vast dat het Europees Jeugdforum zich graag wil buigen over de juiste middelen en instrumenten om er samen met zijn partners voor te zorgen dat ook naar de mening van jongeren uit kansarme groepen wordt geluisterd en dat hiermee rekening wordt gehouden (6).

    6.6

    Het Comité steunt de ontwikkeling van een gestructureerde dialoog tussen beleidsmakers en jonge mensen. Een dergelijke dialoog zou moeten bijdragen tot de ontwikkeling van de Europese transversale jeugdstrategie, zoals voorgesteld door de Commissie in haar mededeling. Met het oog hierop stelt het Comité voor een vergadering te organiseren met alle relevante directoraten-generaal van de Commissie, vertegenwoordigers van de Raad en het Europees Parlement en maatschappelijke jongerenorganisaties om samen een draaiboek op te stellen voor een interdisciplinaire aanpak van jeugdzaken. Het Comité is van mening dat een dergelijk draaiboek een concrete reactie zou zijn op de wensen die door jongeren en maatschappelijke jongerenorganisaties tijdens de Europese Jeugdtop van maart 2007 in Rome naar voren zijn gebracht.

    6.7

    In een gestructureerde dialoog met jongeren moet met recht ook gebruik worden gemaakt van bestaande middelen, zoals door EU-voorzitterschappen georganiseerde jongerenevenementen en Europese jongerenweken. Tijdens deze evenementen moeten de vorderingen van de Europese transversale jeugdstrategie worden besproken en de schriftelijke resultaten ervan dienen te worden gekoppeld aan deze vorderingen. Er is geen behoefte aan nieuwe verklaringen: het wiel hoeft niet iedere keer opnieuw te worden uitgevonden.

    6.8

    Het Comité is ingenomen met het voorstel van de Commissie om een driejaarlijks EU-verslag over jeugdzaken uit te brengen. Dit verslag moet worden gekoppeld aan de doelstellingen van de transversale jeugdstrategie en er moeten duidelijk omlijnde indicatoren voor het succes of de mislukking daarvan worden vastgesteld. Maatschappelijke jeugdorganisaties en met name de nationale jeugdraden moeten bij het opstellen van dit verslag worden betrokken.

    Brussel, 17 januari 2008

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    D. DIMITRIADIS


    (1)  EESC-advies van 26 oktober 2005 over de Mededeling van de Commissie' aan de Raad over Europese beleidsmaatregelen voor jongeren — Aandacht voor jongerenbelangen in Europa — Implementatie van het Europees pact voor de jeugd en bevordering van actief burgerschap, rapporteur: Van Turnhout (PB C 28 van 3 februari 2006)

    EESC-advies van 13 december 2006 over de Rol en impact van vrijwilligersactiviteiten in de Europese samenleving, rapporteur: Koller (PB C 325 van 30 december 2006)

    EESC-advies van 6 juli 2006 over de Mededeling van de Commissie over de Implementatie van de Lissabonstrategie van de Europese Gemeenschap: ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren, rapporteur: Jerneck (PB C 309 van 16 december 2006)

    EESC-advies van 12 juli 2007 over de Arbeidskansen voor prioritaire categorieën (Lissabonstrategie), rapporteur: Greif (PB C 256 van 27 oktober 2007)

    EESC-advies van 14 september 2006 over Europees burgerschap en de middelen om dit zichtbaar en effectief te maken, rapporteur: Vever (PB C 318 van 23 december 2006)

    EESC-advies van 10 maart 2005 over het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma „Jeugd in actie” voor de periode 2007-2013, rapporteur: Rodriguez-Garcia Caro (PB C 234 van 22 september 2005)

    EESC-advies van 30 mei 2007 over de Mededeling van de Commissie, aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een EU-strategie ter ondersteuning van de lidstaten bij beperking van aan alcohol gerelateerde schade, rapporteurs: Van Turnhout, Janson (PB C 175 van 27 juli 2007)

    EESC-advies over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Naar gemeenschappelijke beginselen inzake flexizekerheid: meer en betere banen door flexibiliteit en zekerheid, COM(2007) 359 final, rapporteur: Janson, Ardhe — SOC/283, in voorbereiding

    (2)  EESC-advies van 26 oktober 2005 over de Mededeling van de Commissie aan de Raad over Europese beleidsmaatregelen voor jongeren — Aandacht voor jongerenbelangen in Europa — Implementatie van het Europees pact voor de jeugd en bevordering van actief burgerschap, rapporteur: Van Turnhout (PB C 28 van 3 februari 2006)

    (3)  Advies over Flexizekerheid (collectieve onderhandelingen en de rol van de sociale dialoog), (COM(2007) 359 final, rapporteurs: Janson en Ardhe — SOC/283), in voorbereiding

    (4)  Initiatiefadvies van 16 december 2004 over relaties tussen generaties, rapporteur: Bloch-Lainé, (PB C 157 van 28 juni 2005)

    EESC-advies over Meer solidariteit tussen de generaties, rapporteur: Jahier (CESE 1711/2007 — SOC/277); goedgekeurd tijdens de zitting van 12-13 december 2007

    (5)  Reactie van het Europees Jeugdforum op de mededeling van de Europese Commissie — 7 april 2007.

    (6)  EESC-advies van 13 december 2006 over Rol en impact van vrijwilligersactiviteiten in de Europese samenleving, rapporteur: Koller, corapporteur: zu Eulenburg, PB C 325 van 30 december 2006


    BIJLAGE

    bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    De volgende wijzigingsvoorstellen, waarvoor ten minste een kwart van de stemmen is uitgebracht, zijn tijdens de behandeling verworpen (art. 54, lid. 3 van het rvo):

    Paragraaf 6.3

    Als volgt wijzigen:

    „Het Comité zou graag zien dat het gedeelte van de Mededeling dat over de vrijwilligersactiviteiten van jongeren gaat (par. 5.2), sterker en in minder algemene bewoordingen wordt geformuleerd. Het herinnert eraan dat het werk van vrijwilligers niet hetzelfde is als benefiet-activiteiten en dat vrijwilligerswerk mag worden beloond. (1) Het betreurt dat geen enkele aanbeveling uit zijn verkennend advies is overgenomen in de mededeling.”

    Stemuitslag

    Stemmen vóór: 17 Stemmen tegen: 30 Onthoudingen: 15


    (1)  EESC-advies van 13 december 2006 over de rol en impact van vrijwilligersactiviteiten in de Europese samenleving, (2006), rapporteur: Koller, corapporteur: zu Eulenburg (PB C 325 van 30 december 2006)


    Top