Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0400

    Zaak C-400/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunalul Dolj (Roemenië) op 30 juni 2017 — Mihaela Iuliana Scripnic, Radu Constantin Scripnic, Alexandru Gheorghiţă, Vasilica Gheorghiţă/SC Bancpost SA, SC Bancpost SA — sucursala Dolj

    PB C 309 van 18.9.2017, p. 28–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.9.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 309/28


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunalul Dolj (Roemenië) op 30 juni 2017 — Mihaela Iuliana Scripnic, Radu Constantin Scripnic, Alexandru Gheorghiţă, Vasilica Gheorghiţă/SC Bancpost SA, SC Bancpost SA — sucursala Dolj

    (Zaak C-400/17)

    (2017/C 309/37)

    Procestaal: Roemeens

    Verwijzende rechter

    Tribunalul Dolj

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Mihaela Iuliana Scripnic, Radu Constantin Scripnic, Alexandru Gheorghiţă, Vasilica Gheorghiţă

    Verwerende partijen: SC Bancpost SA, SC Bancpost SA — sucursala Dolj

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13 (1) aldus worden uitgelegd dat de aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ook de situatie kan omvatten waarin de prestatie van een consument tijdens de uitvoering van een duurovereenkomst als gevolg van aanzienlijke wisselkoersschommelingen die door geen van de partijen konden worden voorzien, buitensporig bezwarend wordt ten opzichte van de situatie ten tijde van de sluiting van de overeenkomst?

    2)

    Moeten de duidelijkheid en de begrijpelijkheid van een beding in een overeenkomst in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 aldus worden begrepen dat een dergelijk beding enkel de redenen voor de opname ervan in de overeenkomst en het werkingsmechanisme ervan hoeft te bevatten, of moet het ook alle mogelijke gevolgen ervan vermelden die kunnen leiden tot een variatie van de door de consument betaalde prijs, zoals het valutarisico?

    3)

    Kan de uitdrukking „de consument niet binden” in artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus worden uitgelegd dat het de nationale rechter in geval van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de partijen als gevolg van de ontwikkeling van de wisselkoers, is toegestaan om de consument te ontslaan van de verplichting om het volledige valutarisico te dragen?


    (1)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).


    Top