EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TN0735

Zaak T-735/14: Beroep ingesteld op 24 oktober 2014 — Gazprom Neft/Raad

PB C 448 van 15.12.2014, p. 35–36 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 448/35


Beroep ingesteld op 24 oktober 2014 — Gazprom Neft/Raad

(Zaak T-735/14)

(2014/C 448/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Gazprom Neft OAO (Sint Petersburg, Rusland) (vertegenwoordigers: L. Van den Hende en S. Cogman, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van artikel 4 van besluit 2014/512/GBVB van de Raad van 31 juli 2014;

nietigverklaring van artikel 3 en van leden 3 en 4 van artikel 4 van verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014; en

verwijzing van de Raad in de kosten van verzoekende partij in onderhavige zaak.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekende partij voert drie middelen aan ter ondersteuning van haar beroep.

1.

Eerste middel: schending van artikel 296 VWEU.

Verzoekende partij stelt, dat het bestreden GBVB besluit en de bestreden verordening ontoereikend gemotiveerd zijn en bijgevolg in strijd zijn met artikel 296 VWEU.

2.

Tweede middel: onjuiste rechtsgrondslag voor de bestreden bepalingen.

Verzoekende partij stelt, dat artikel 215 VWEU een onjuiste rechtsgrondslag vormt voor de bestreden bepalingen van de bestreden verordening, aangezien geen voldoende verband bestaat tussen verzoekende partij en (i) de Russische regering en (ii) het kennelijke doel dat de sancties beogen te bereiken. Het gebruik van artikel 29 VEU als rechtsgrondslag voor beperkende maatregelen tegen derde landen zou ook aan deze beginselen onderworpen moeten zijn.

3.

Derde middel: schending van het beginsel van evenredigheid en van grondrechten.

Verzoekende partij stelt, dat de bestreden bepalingen niet verenigbaar zijn met het beginsel van evenredigheid en van grondrechten. De bestreden bepalingen vormen voor verzoekende partij een onevenredige inbreuk op haar vrijheid van ondernemerschap en haar recht op eigendom, omdat zij niet geschikt zijn om hun doelstellingen te bereiken (en derhalve ook niet nodig zijn) en in elk geval lasten opleggen die volstrekt niet opwegen tegen de mogelijke voordelen.


Top