Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008TN0526

    Zaak T-526/08 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 december 2008 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 25 september 2008 in zaak F-44/05, Strack/Commissie

    PB C 44 van 21.2.2009, p. 53–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.2.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 44/53


    Hogere voorziening ingesteld op 3 december 2008 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 25 september 2008 in zaak F-44/05, Strack/Commissie

    (Zaak T-526/08 P)

    (2009/C 44/93)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Rekwirante: Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: H. Krämer en B. Eggers)

    Andere partij bij de procedure: Guido Strack (Keulen, Duitsland)

    Conclusies

    Rekwirante concludeert tot:

    vernietiging van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 25 september 2008 in zaak F-44/05, Strack/Commissie;

    verwijzing van Strack in de kosten van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken alsmede in de kosten van de hogere voorziening.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 25 september 2008 in zaak F-44/05, Strack/Commissie. Bij dit arrest werd het besluit van het Publicatiebureau van de Europese Gemeenschappen om verzoekers sollicitatie naar de post van hoofd van de eenheid „Aanbestedingen en overeenkomsten” af te wijzen nietig verklaard, en werd de Commissie veroordeeld tot betaling van een vergoeding van 2 000 EUR voor de immateriële schade.

    Tot staving van de hogere voorziening voert rekwirante twee middelen aan.

    1.   Schending van het gemeenschapsrecht omdat is erkend dat er in het beroep tot nietigverklaring sprake is van een procesbelang

    De Commissie stelt allereerst aan de orde dat de vordering tot nietigverklaring van het afwijzende besluit ontvankelijk is verklaard ondanks het feit dat verzoeker voor de nietigverklaring van het aanstellingsbesluit geen procesbelang heeft, aangezien tegelijkertijd een schadevordering werd ingediend. Dit is in strijd met het recht en leidt mogelijkerwijs tot onzekerheid over de uitvoeringsmaatregelen krachtens artikel 233 EG. De regel dat de niet-ontvankelijkheid van het beroep tot nietigverklaring automatisch leidt tot de niet-ontvankelijkheid van een hiermee rechtstreeks verband houdende schadevordering geldt niet, wanneer er geen gevaar bestaat dat met de schadevordering de noodzakelijke precontentieuze procedure of andere ontvankelijkheidsvoorwaarden worden omzeild, zodat die schadevordering ook ontvankelijk kan zijn wanneer het beroep tot nietigverklaring wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk is.

    2.   Gebrek aan motivering bij de uitlegging en de toepassing van de voorwaarde voor het bestaan van immateriële schade

    In de tweede plaats is het Gerecht in punt 219 van het bestreden arrest van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan bij de vaststelling dat verzoeker daadwerkelijk immateriële schade had geleden, aangezien hem het recht is ontnomen op een regelmatig onderzoek van zijn sollicitatie. Deze conclusie impliceert noodzakelijkerwijs dat de strijdigheid met het recht van een besluit tot afwijzing van een sollicitatie, op zich immateriële schade inhoudt. Een dergelijke uitlegging houdt geen rekening met het feit dat voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap moet worden voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden, namelijk ten eerste de onrechtmatigheid van de aan de instelling verweten gedraging, ten tweede het bestaan van daadwerkelijke schade en ten derde een causaal verband tussen beide.


    Top