EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CA0264

Zaak C-264/08: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 januari 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie — België) — Belgische Staat/Direct Parcel Distribution Belgium NV (Communautair douanewetboek — Douaneschuld — Bedrag aan rechten — Artikelen 217 en 221 — Eigen middelen van Gemeenschappen — Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 — Artikel 6 — Vereiste van boeking van bedrag aan rechten vóór mededeling ervan aan schuldenaar — Begrip wettelijk verschuldigd bedrag)

PB C 63 van 13.3.2010, p. 7–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 63/7


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 januari 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie — België) — Belgische Staat/Direct Parcel Distribution Belgium NV

(Zaak C-264/08) (1)

(Communautair douanewetboek - Douaneschuld - Bedrag aan rechten - Artikelen 217 en 221 - Eigen middelen van Gemeenschappen - Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 - Artikel 6 - Vereiste van boeking van bedrag aan rechten vóór mededeling ervan aan schuldenaar - Begrip „wettelijk verschuldigd” bedrag)

2010/C 63/10

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hof van Cassatie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Belgische Staat

Verwerende partij: Direct Parcel Distribution Belgium NV

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hof van Cassatie van België — Uitlegging van de artikelen 217, lid 1, en 221, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (in de in 1992 geldende versie) (PB L 302, blz. 1) en van artikel 6 van verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130, blz. 1) — Navordering van rechten bij invoer of bij uitvoer — Bestaan of niet bestaan van vereiste van boeking van bedrag aan rechten vóór mededeling aan schuldenaar — Begrip „registratie in de boekhouding of op iedere andere drager die als zodanig dienstdoet” — Terugvordering van het onverschuldigde betaalde

Dictum

1)

Artikel 221, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek moet aldus worden uitgelegd dat de daarin bedoelde „boeking” van het in te vorderen bedrag aan rechten gelijkstaat met de „boeking” van dit bedrag als omschreven in artikel 217, lid 1, van deze verordening.

2)

De „boeking” in de zin van artikel 217, lid 1, van verordening nr. 2913/92 moet worden onderscheiden van de opneming van de vastgestelde rechten in de boekhouding van de eigen middelen als bedoeld in artikel 6 van verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen. Aangezien artikel 217 van verordening nr. 2913/92 geen nadere voorschriften voor de „boeking” in de zin van deze bepaling en dus ook geen technische of vormelijke minimumvereisten vaststelt, moet deze boeking zodanig worden verricht dat de bevoegde douaneautoriteiten het exacte bedrag aan rechten bij invoer of bij uitvoer dat voortvloeit uit een douaneschuld, registreren in de boekhouding of op iedere andere drager die als zodanig dienstdoet. Daardoor moet met name worden verzekerd dat de boeking van de betrokken bedragen met zekerheid wordt vastgesteld, ook ten aanzien van de schuldenaar.

3)

Artikel 221, lid 1, van verordening nr. 2913/92 moet aldus worden uitgelegd dat de douaneautoriteiten het te betalen bedrag aan rechten bij invoer of bij uitvoer enkel rechtsgeldig op een daartoe geëigende wijze aan de schuldenaar kunnen meedelen wanneer zij het bedrag van die rechten tevoren hebben geboekt. De lidstaten zijn niet verplicht, specifieke procedureregels vast te stellen betreffende de wijze waarop het bedrag van deze rechten aan de schuldenaar dient te worden meegedeeld, wanneer op deze mededeling interne procedureregels van algemene strekking kunnen worden toegepast die de schuldenaar passende informatie waarborgen en hem in staat stellen zijn rechten met kennis van zaken te verdedigen.

4)

Het gemeenschapsrecht verzet zich er niet tegen dat de nationale rechter op basis van de verklaring van de douaneautoriteiten uitgaat van het vermoeden dat de „boeking” van het bedrag aan rechten bij invoer of bij uitvoer in de zin van artikel 217 van verordening nr. 2913/92 heeft plaatsgevonden voor de mededeling van dit bedrag aan de schuldenaar, voor zover het doeltreffendheids- en het gelijkwaardigheidsbeginsel in acht worden genomen.

5)

Artikel 221, lid 1, van verordening nr. 2913/92 moet aldus worden uitgelegd dat de mededeling van het in te vorderen bedrag aan rechten moet zijn voorafgegaan door de boeking van dat bedrag door de douaneautoriteiten van de betrokken lidstaat en dat dit bedrag bij niet-boeking overeenkomstig artikel 217, lid 1, van verordening nr. 2913/92 niet kan worden ingevorderd door deze autoriteiten, die hetzelfde bedrag evenwel opnieuw kunnen meedelen met inachtneming van de in artikel 221, lid 1, van verordening nr. 2913/92 gestelde voorwaarden en de ten tijde van het ontstaan van de douaneschuld geldende verjaringsregels.

6)

Hoewel het bedrag van de rechten bij invoer of de rechten bij uitvoer „wettelijk verschuldigd” blijft in de zin van artikel 236, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 2913/92, ook indien dit bedrag aan de schuldenaar is meegedeeld zonder voorafgaande boeking overeenkomstig artikel 221, lid 1, van deze verordening, neemt dit niet weg dat wanneer een dergelijke mededeling niet meer mogelijk is wegens het verstrijken van de in artikel 221, lid 3, van deze verordening gestelde termijn, deze schuldenaar in beginsel terugbetaling van dit bedrag moet kunnen verkrijgen van de lidstaat die het heeft geïnd.


(1)  PB C 247 van 27.9.2008.


Top