This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52015IP0212
European Parliament resolution of 21 May 2015 on Swaziland, the case of human rights activists Thulani Maseko and Bheki Makhubu (2015/2712(RSP))
Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2015 over Swaziland, het geval van de mensenrechtenactivisten Thulani Maseko en Bheki Makhubu (2015/2712(RSP))
Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2015 over Swaziland, het geval van de mensenrechtenactivisten Thulani Maseko en Bheki Makhubu (2015/2712(RSP))
PB C 353 van 27.9.2016, p. 55–58
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
27.9.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 353/55 |
P8_TA(2015)0212
Swaziland, het geval van de mensenrechtenactivisten Thulani Maseko en Bheki Makhubu
Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2015 over Swaziland, het geval van de mensenrechtenactivisten Thulani Maseko en Bheki Makhubu (2015/2712(RSP))
(2016/C 353/11)
Het Europees Parlement,
— |
gezien de Overeenkomst van Cotonou, |
— |
gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens, |
— |
gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, |
— |
gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren, |
— |
gezien de wet van Swaziland van 2000 inzake arbeidsverhoudingen (gewijzigd), |
— |
gezien het nationaal programma voor fatsoenlijk werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (International Labour Organisation, ILO) voor Swaziland, |
— |
gezien de universele periodieke doorlichting van de VN-Mensenrechtenraad over Swaziland van 4 oktober 2011, |
— |
gezien het EU-stelsel van algemene preferenties (SAP), zoals door het Parlement goedgekeurd op 31 oktober 2012, |
— |
gezien de verklaring van de EU tijdens de 103e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie op 6 juni 2014 in Genève, |
— |
gezien de verklaring van de woordvoerder van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op 30 juli 2014 over de veroordeling van Bheki Makhubu, de redacteur van het Nation Magazine, en Thulani Maseko, mensenrechtenadvocaat, |
— |
gezien resolutie 286 van de Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens en volken (African Commission on Human and Peoples' Rights, ACHPR) over de vrijheid van meningsuiting in het Koninkrijk Swaziland, |
— |
gezien de lokale EU-verklaring van 1 april 2014 over de recente arrestatie en voortdurende opsluiting van Bheki Makhubu, de redacteur van het Nation Magazine, en Thulani Maseko, mensenrechtenadvocaat, |
— |
gezien het persbericht van 28 maart 2014 van de speciale rapporteur van de ACHPR voor de vrijheid van meningsuiting en toegang tot informatie in Afrika over de arrestatie van de heer Thulani Rudolf Maseko en de heer Bheki Makhubu, |
— |
gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement, |
A. |
overwegende dat Swaziland een absolute monarchie onder leiding van koning Mswati III is, die in 1973 de noodtoestand heeft afgekondigd die 41 jaar later nog steeds van kracht is, en die absolute macht uitoefent op de regering, het parlement en de rechterlijke macht en tijdens wiens heerschappij mensenrechten, de levensstandaard en de toename van de chronische armoede aanzienlijk zijn verslechterd, terwijl de eerbiediging van de rechtsstaat er enorm op achteruit is gegaan, zoals in het bijzonder blijkt uit het verbod op politieke partijen; overwegende dat de grondrechten van werknemers systematisch worden geschonden en de Swazische regering de voorbije decennia inbreuken heeft gepleegd op de mensenrechten en vakbondsrechten en de tussenkomsten van de ILO met betrekking tot de toepassing van verdrag nr. 87 niet heeft nageleefd; |
B. |
overwegende dat de heer Thulani Maseko, een advocaat die voor het Verbond van vakverenigingen van Swaziland werkt, op 17 maart 2014 werd gearresteerd nadat hij in een artikel kritiek had geuit op het gebrek aan onafhankelijkheid van het rechterlijk systeem in Swaziland; overwegende dat hij op 19 maart 2015 na de publicatie van een brief uit de gevangenis waarin hij de omstandigheden van zijn opsluiting aan de kaak stelt, zonder advocaat voor een disciplinair comité in de gevangenis moest verschijnen en dan naar eenzame opsluiting werd overgebracht; overwegende dat hij dit besluit heeft aangeklaagd, maar dat tot nog toe geen datum werd vastgesteld voor de hoorzitting bij het Hoog Gerechtshof; |
C. |
overwegende dat de heer Bheki Makhubu, een columnist en hoofdredacteur van The Nation, dat als de enige onafhankelijke krant van het land wordt beschouwd, werd gearresteerd op beschuldiging van „het schandaliseren van de rechterlijke macht” en „minachting voor de rechtbank” na de publicatie van het artikel waarin kritiek werd geuit op het rechtssysteem; |
D. |
overwegende dat Thulani Maseko en Bheki Makhubu op 17 juli 2014 door het Hoog Gerechtshof van Swaziland werden veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf wegens minachting voor de rechtbank, een uitspraak die disproportioneel lijkt in vergelijking met de gebruikelijke straf voor soortgelijke gevallen (30 dagen met de mogelijkheid een boete te betalen); overwegende dat de rechter die het proces voorzat, Mpendulo Simelane, in een van de artikelen in de krant van de heer Maseko werd vermeld en overwegende dat dit een duidelijke belangenvermenging en belemmering van een eerlijk proces inhoudt; |
E. |
overwegende dat gerechtelijke intimidatie van kritische stemmen in Swaziland niet beperkt blijft tot de zaak van de heer Maseko en de heer Makhubu, maar deel uitmaakt van een verontrustende trend om de vrijheid van meningsuiting in het land te beknotten, waar 32 wetten de vrijheid van meningsuiting en toegang tot informatie beperken en politieke partijen sinds 1973 zijn verboden; |
F. |
overwegende dat de autoriteiten in Swaziland naast beschuldigingen van minachting voor de rechtbank ook de wet inzake terrorismebestrijding van 2008 en de wet inzake ordeverstoring en subversieve activiteiten van 1938 actief gebruiken om activisten te intimideren en de uitoefening te beperken van de rechten op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering en overwegende dat de autoriteiten in september 2014 tegen de heer Maseko ook een proces begonnen zijn in het kader van de wet inzake ordeverstoring en subversieve activiteiten op basis van een beschuldiging wegens ordeverstoring die voor het eerst tegen hem werd geuit in 2009; overwegende dat internationale organisaties de bepalingen van de wet inzake terrorismebestrijding hebben veroordeeld als onverenigbaar met de verplichtingen van Swaziland op het vlak van mensenrechten op basis van een aantal rechtsgronden; |
G. |
overwegende dat zeven personen in april 2014 werden gearresteerd en beschuldigd van terroristische activiteiten gewoon omdat zij politieke T-shirts droegen; overwegende dat de premier van Swaziland, Barnabas Sibusiso Dlamini, tijdens een toespraak voor het parlement op 7 augustus 2014 zei dat twee vakbondsleiders die aan de Afrikaanse top in Washington DC hadden deelgenomen, moesten worden gewurgd voor hun kritiek op de regering en dat enkel erkende vakbonden de dag van de arbeid (1 mei) zouden mogen vieren; |
H. |
overwegende dat Winnie Magagula, minister voor Werk en Sociale Zekerheid van Swaziland, op 8 oktober 2014 alle federaties met onmiddellijke ingang buiten werking heeft gesteld en zo het Verbond van vakverenigingen van Swaziland (TUCOSWA) en de verenigde vakbonden van Swaziland (ATUSWA), de Werkgeversfederatie van Swaziland, de Kamer van koophandel (FSE&CC) en een aantal andere statutaire organen heeft ontbonden en overwegende dat in artikel 5 van het door de regering van Swaziland geratificeerde ILO-Verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen het recht van werknemersorganisaties wordt erkend om deel uitmaken van een federatie of confederatie naar keuze; |
I. |
overwegende dat de regering van Swaziland de aanbevelingen en herhaalde oproepen van de internationale vakbondsbeweging ter eerbiediging van de rechten in het kader van door Swaziland geratificeerde internationale verdragen, in het bijzonder ILO-Verdrag nr. 87, compleet heeft genegeerd en daarentegen het recht van werknemers op vrije vereniging en om vakbondsactiviteiten uit te oefenen totaal heeft opgeheven; |
J. |
overwegende dat na een onderzoeksreis van het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (International Trade Union Confederation, ITUC) van 14-16 mei 2015 naar Swaziland om de vooruitgang op het vlak van vrijheid van vereniging te beoordelen en politieke en mensenrechtenactivisten te bezoeken, TUCOSWA eindelijk opnieuw werd geregistreerd; overwegende dat de autoriteiten desondanks geen zekerheid hebben gegeven dat zij zich niet zullen mengen in de werking en organisatie van vakbonden en dat de politie komt opdagen op vakbondsvergadering; |
K. |
overwegende dat de EU op 15 juli 2014 de onderhandelingen over een economische partnerschapsovereenkomst (EPO) met de EPO-groep Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (waaronder Swaziland) heeft afgerond en dat deze EPO waarschijnlijk in de tweede helft van 2015 aan het Parlement wordt voorgelegd voor mogelijke goedkeuring; |
L. |
overwegende dat Swaziland in november 2014 zijn preferentiële handelsovereenkomst met de VS in het kader van de African Growth and Opportunity Act (AGOA) heeft verloren nadat de regering de hervormingsmaatregelen, waartoe ze in 2013 uit vrije wil was overgegaan, niet heeft doorgevoerd, met inbegrip van het aanpakken van de beperkingen van de vrijheid van vereniging, vergadering en meningsuiting, zoals de gevangenisstraf van de heer Maseko en de heer Makhubu, en het wijzigen van de wet inzake terrorismebestrijding, de wet inzake openbare orde en de wet inzake arbeidsverhoudingen; |
M. |
overwegende dat de EU in het kader van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) 62 miljoen EUR heeft toegekend aan het nationaal indicatief programma voor de periode 2014-2020 met als prioriteiten onder meer de bevordering van goed bestuur, transparantie, verantwoordingsplicht, onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de rechtsstaat en versterking van de veiligheid; |
1. |
vraagt om de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de heer Maseko en de heer Makhubu aangezien hun gevangenschap rechtstreeks verband houdt met de legitieme uitoefening van hun recht op vrijheid van mening en meningsuiting; vraagt om de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gewetensgevangenen en politieke gevangenen, met inbegrip van Mario Masuku, voorzitter van de People's United Democratic Movement en Maxwell Dlamini, secretaris-generaal van het jongerencongres van Swaziland; veroordeelt de moeilijke omstandigheden waarin beide gevangenen worden vastgehouden en vraagt de autoriteiten van Swaziland om in alle omstandigheden hun fysieke en psychologische integriteit te garanderen; |
2. |
herinnert aan de beloften die Swaziland heeft gedaan in het kader van de Overeenkomst van Cotonou om democratie, de rechtsstaat en de mensenrechtenbeginselen, met inbegrip van vrijheid van meningsuiting en vrijheid van de media, te eerbiedigen; uit zijn grote bezorgdheid over de afbrokkeling van de democratie en basisrechten in Swaziland en de steeds brutalere manier waarop de regering met haar tegenstanders omgaat; |
3. |
merkt op dat de straf die de heer Maseko en de heer Makhubu hebben gekregen, veel zwaarder is dan andere straffen in soortgelijke gevallen en beschouwt dit als een duidelijke poging om de activisten het zwijgen op te leggen en als afschrikmiddel voor anderen, zoals de verantwoordelijke rechter heeft verklaard; vraagt de regering van Swaziland ervoor te zorgen dat autoriteiten onmiddellijk ophouden met het intimideren van journalisten, advocaten, rechters met een onafhankelijke instelling, vakbondsvertegenwoordigers en parlementsleden die worden bedreigd met geweld, arrestatie, vervolging of andere drukkingsmiddelen als gevolg van hun pleidooien voor de mensenrechten, de eerbiediging van de rechtsstaat of politieke hervormingen; |
4. |
vraagt de regering van Swaziland een echte dialoog aan te gaan met vakbonden over wetgevingshervormingen die ervoor zullen zorgen dat de rechten van werknemers worden geëerbiedigd in overeenstemming met internationale verplichtingen; |
5. |
dringt er bij de autoriteiten van Swaziland op aan concrete maatregelen te nemen om de vrijheid van meningsuiting te eerbiedigen en te bevorderen, democratie en pluraliteit te garanderen en een wetgevingskader op te richten waarbinnen politieke partijen zich kunnen registeren, kunnen functioneren en volledig kunnen deelnemen, in overeenstemming met internationale en regionale mensenrechtenverplichtingen en de grondwet van Swaziland, meer bepaald artikel 24; |
6. |
benadrukt dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht een fundamenteel democratisch principe is dat geëerbiedigd moet worden; |
7. |
is van mening dat de gevangenschap van politieke activisten en het verbieden van vakbonden duidelijk indruisen tegen de beloftes die Swaziland heeft gedaan in het kader van de Overeenkomst van Cotonou om democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten te eerbiedigen en ook in het kader van het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling van de economische partnerschapsovereenkomst met de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika, waarvoor het Parlement zijn steun zal laten afhangen van de eerbiediging van de gedane beloftes, ook het naleven van internationale verdragen, in het bijzonder van belangrijke IAO-normen, zoals verdragen nr. 87 en 98; |
8. |
herinnert eraan dat de EU aan Swaziland handelspreferenties toekent om handelsstimulansen te verstrekken met het oog op de eerbiediging van belangrijke mensen- en arbeidsrechten en goed bestuur; is van mening dat het verbieden van vakbonden en de gevangenschap van politieke tegenstanders indruisen tegen deze doelstellingen; |
9. |
vraagt de Commissie derhalve haar verplichtingen na te komen en te monitoren of Swaziland de mensenrechten en arbeids- en milieuverdragen in het kader van het SAP naleeft en een onderzoek te starten om na te gaan of de in het kader van het SAP gewaarborgde arbeidsrechten ernstig en systematisch werden geschonden; |
10. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering van Swaziland, de regeringen van de lidstaten van de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika, de Internationale Arbeidsorganisatie, de Afrikaanse Unie en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. |