This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32020D1803
Commission Decision (EU) 2020/1803 of 27 November 2020 establishing the EU Ecolabel criteria for printed paper, stationery paper, and paper carrier bag products (notified under document C(2020) 8155) (Text with EEA relevance)
Besluit (EU) 2020/1803 van de Commissie van 27 november 2020 tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8155) (Voor de EER relevante tekst)
Besluit (EU) 2020/1803 van de Commissie van 27 november 2020 tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8155) (Voor de EER relevante tekst)
C/2020/8155
PB L 402 van 01/12/2020, p. 53–72
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
1.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 402/53 |
BESLUIT (EU) 2020/1803 VAN DE COMMISSIE
van 27 november 2020
tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8155)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,
Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 kan de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die gedurende hun volledige levenscyclus een verminderd milieueffect hebben. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 66/2010 is bepaald dat per productgroep specifieke EU-milieukeurcriteria moeten worden vastgesteld. |
(3) |
In Besluit 2012/481/EU van de Commissie (2) zijn de criteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor de productgroep “bedrukt papier” vastgelegd. De geldigheidsduur van die criteria en eisen is bij Besluit (EU) 2018/1590 van de Commissie (3) tot en met 31 december 2020 verlengd. |
(4) |
In Besluit 2014/256/EU van de Commissie (4) zijn de criteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor de productgroep “producten van verwerkt papier” vastgelegd. De geldigheidsduur van die criteria en eisen is bij Besluit (EU) 2017/1525 van de Commissie (5) tot en met 31 december 2020 verlengd. |
(5) |
Om voor deze productgroepen beter rekening te houden met de beste praktijken op de markt en de in de tussentijd ingevoerde innovaties, moet voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier een nieuwe reeks criteria worden vastgesteld. |
(6) |
In het verslag over de geschiktheidscontrole betreffende de EU-milieukeur (6) van 30 juni 2017, waarbij de uitvoering van Verordening (EG) nr. 66/2010 is geëvalueerd, werd geconcludeerd dat een meer strategische aanpak voor de EU-milieukeur moet worden ontwikkeld, onder meer door, in voorkomend geval, nauw aan elkaar verwante productgroepen te bundelen. |
(7) |
In overeenstemming met die conclusies en in overleg met het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie wordt het passend geacht de criteria voor de productgroepen “bedrukt papier” en “producten van verwerkt papier” te herzien, rekening houdend met het huidige succes, de belangen van de belanghebbenden in het product en eventuele toekomstige mogelijkheden voor grotere acceptatie en marktvraag naar duurzame producten. |
(8) |
Aangezien de twee productgroepen “bedrukt papier” en “producten van verwerkt papier” nauw met elkaar verband houden en de hiervoor geldende criteria elkaar zullen overlappen, is het passend een enkel besluit met één bijlage voor beide productgroepen vast te stellen. |
(9) |
De productgroep moet de nieuwe naam “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” krijgen om de functie van het product beter weer te geven en duidelijk te maken welke producten onder het toepassingsgebied vallen. Dit moet bovendien de zichtbaarheid van de regelingen voor marktdeelnemers vergroten en de administratieve belasting voor nationale autoriteiten verminderen. |
(10) |
Daarnaast moet overeenkomstig de evaluatie de definitie van de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” op bepaalde punten worden aangepast, met name om een duidelijker onderscheid te maken tussen verschillende productsoorten. |
(11) |
In het nieuwe actieplan voor een circulaire economie voor een schoner en concurrerender Europa (7), dat op 11 maart 2020 is aangenomen, is bepaald dat de eisen inzake duurzaamheid, recycleerbaarheid en gerecyclede inhoud systematischer deel moeten uitmaken van de EU-milieukeurcriteria. |
(12) |
De herziene EU-milieukeurcriteria voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier moeten met name gericht zijn op het gebruik van producten op basis van papier die op duurzamere wijze zijn geproduceerd en afkomstig zijn van duurzaam beheerde bossen of gerecyclede materialen. De nieuwe criteria moeten gebaseerd zijn op een aanpak op basis van de levenscyclusanalyse en gericht zijn op het bevorderen van energie-efficiënte productieprocessen en op het verminderen van de emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) die bijdragen aan fotochemische oxidatie, menselijke toxiciteit, abiotische depletie, eutrofiëring, verzuring en klimaatverandering. De herziene criteria moeten het gebruik van gevaarlijke stoffen beperken, de tijdens het drukken vrijgekomen emissies aanpakken, de hoeveelheid papierafval in een proces verminderen en de recycleerbaarheid van producten verhogen, wat de transitie naar een meer circulaire economie bevordert. |
(13) |
De nieuwe criteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor elke productgroep moeten — rekening houdend met de innovatiecyclus van beide productgroepen — tot en met 31 december 2028 geldig blijven. |
(14) |
Ter wille van de rechtszekerheid moeten de Besluiten 2012/481/EU en 2014/256/EU worden ingetrokken. |
(15) |
Voor producenten van wie de producten op grond van de criteria van Besluit 2012/481/EU of Besluit 2014/256/EU de EU-milieukeur voor respectievelijk producten van bedrukt papier of producten van verwerkt papier hebben gekregen, moet worden voorzien in een overgangsperiode, zodat zij voldoende tijd hebben om hun producten zodanig aan te passen dat ze aan de nieuwe criteria en eisen voldoen. Gedurende een beperkte periode na de vaststelling van dit besluit moet aan producenten tevens worden toegestaan aanvragen in te dienen op basis van de bij die besluiten vastgestelde criteria of de bij dit besluit vastgestelde nieuwe criteria. Een EU-milieukeur die is toegekend op basis van de in een van de oude besluiten uiteengezette criteria, moet kunnen worden gebruikt gedurende een periode van achttien maanden vanaf de datum waarop dit besluit is vastgesteld. |
(16) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité dat is opgericht bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” omvat de volgende producten:
a) |
producten van bedrukt papier die ten minste voor 90 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten, met uitzondering van boeken, catalogi, boekjes of formulieren die ten minste voor 80 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten. Bijlagen, omslagen en elk onderdeel uit bedrukt papier van het eindproduct worden beschouwd als onderdeel van het product, met uitzondering van bijlagen die niet aan het product zijn gehecht (zoals folders, verwijderbare etiketten), maar wel met producten van bedrukt papier worden verkocht of geleverd. Als de EU-milieukeur bedoeld is om op losse bijlagen te worden aangebracht, moeten die bijlagen voldoen aan de eisen in de bijlage bij dit besluit. Vaste bijlagen bij het product van bedrukt papier (die niet zijn bedoeld om te worden verwijderd) moeten voldoen aan de eisen in de bijlage bij dit besluit; |
b) |
enveloppen die ten minste voor 90 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten; |
c) |
draagtassen van papier, met inbegrip van pakpapier, die voor 100 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten; |
d) |
kantoormateriaal van papier, met inbegrip van archiveringsproducten, die voor ten minste 70 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten, met uitzondering van hangmappen en vouwmappen met metalen bevestigingsmechanismen waarvoor de drempel niet geldt. |
2. Voor de in lid 1, onder a), bedoelde producten die ten minste voor 80 gewichtsprocent uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten bestaan, en voor de in lid 1, onder d), bedoelde producten mag het gehalte aan kunststof niet meer bedragen dan 10 gewichtsprocent, behalve voor ringbanden, (school)schriften, notitieboekjes, agenda’s en ordners met hefboommechaniek, waarvoor het gehalte aan kunststof niet meer dan 13 gewichtsprocent mag bedragen.
3. Het gewicht aan metaal mag niet meer bedragen dan 30 g per product, met uitzondering van hangmappen, vouwmappen met metalen bevestigingsmechanismen, ringbanden en ordners met hefboommechaniek met een archiveercapaciteit van maximaal 225 vellen, waarvoor een maximum geldt van 75 g, en met uitzondering van ordners met hefboommechaniek met een archiveercapaciteit van meer dan 225 vellen, waarvoor een maximum geldt van 170 g.
4. De productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” omvat niet de volgende producten of materialen:
a) |
verpakkingen en elementen die aan verpakkingen zijn gehecht, zoals etiketten (met uitzondering van draagtassen van papier en pakpapier); |
b) |
golfkarton; |
c) |
voedselcontactmaterialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen, als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (8); |
d) |
producten die onder de productgroep “tissuepapier en tissueproducten” vallen, zoals omschreven in artikel 2 van Besluit (EU) 2019/70 van de Commissie (9); |
e) |
geparfumeerde producten van bedrukt papier, geparfumeerd kantoormateriaal van papier en geparfumeerde draagtassen; |
f) |
polyvinylchloride (pvc). |
Artikel 2
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1. |
“opbergmappen”: producten op basis van papier voor het opbergen van documenten of tijdschriften en bestaande uit een kaft, meestal van karton, met ringen voor het samenhouden van losse vellen papier, met inbegrip van ringbanden en ordners met hefboommechaniek; |
2. |
“boeken”: met garen gebonden of met lijm gebonden producten van bedrukt papier met harde of zachte kaft, met uitzondering van jaarverslagen, kranten, brochures, tijdschriften en regelmatig gepubliceerde catalogi; |
3. |
“archiveringsproducten”: product dat wordt gebruikt voor het organiseren, opbergen en beschermen van papieren documenten, met inbegrip van hangmappen en ordners met hefboommechaniek; |
4. |
“map”: een gevouwen doos of omslag voor het opbergen van losse papieren, met inbegrip van producten als mappen met tabbladen en schutbladen, documentenportefeuilles, vierkant gesneden mappen, hangmappen, kartonnen dozen en mappen met drie flappen; |
5. |
“bijlage”: een extra blad of gedeelte, los van het product van bedrukt papier gedrukt, dat ofwel tussen de pagina’s van het product van bedrukt papier wordt geplaatst en kan worden verwijderd (losse bijlage) of samen met de pagina’s van het product van bedrukt papier is gebonden en er dus een integraal onderdeel van vormt (vaste bijlage), met inbegrip van uit meerdere pagina’s bestaande advertenties, boekjes, brochures, antwoordkaarten of ander promotiemateriaal; |
6. |
“verpakking”: alle producten, vervaardigd van materiaal van welke aard ook, die kunnen worden gebruikt voor het insluiten, beschermen, verwerken, afleveren of aanbieden van goederen, van grondstoffen tot afgewerkte producten, van producent tot gebruiker of consument; |
7. |
“draagtassen van papier”: producten op basis van papier die worden gebruikt voor het hanteren of vervoeren van goederen; |
8. |
“product van bedrukt papier”: product met het gedrukte beeld dat het resultaat is van de verwerking van op papier gedrukt drukmateriaal, met inbegrip van de afwerking; |
9. |
“kantoormateriaal van papier”: schrijf- en archiveringsmateriaal van papier, met inbegrip van enveloppen en kantoormateriaal; |
10. |
“pakpapier”: een blad of rol van papier die wordt gebruikt voor het inpakken van goederen zoals geschenken en pakjes. |
Artikel 3
Om in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 voor de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier”, moet een product onder de definitie van die productgroep in artikel 1 van dit besluit vallen en moet het aan de criteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle die in de bijlage bij dit besluit zijn vastgelegd, voldoen.
Artikel 4
De EU-milieukeur voor de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2028.
Artikel 5
Het voor administratieve doeleinden aan de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” toegekende codenummer is “053”.
Artikel 6
De Besluiten 2012/481/EU en 2014/256/EU worden ingetrokken.
Artikel 7
1. Niettegenstaande artikel 6 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor de productgroep “bedrukt papier”, zoals in Besluit 2012/481/EU omschreven, die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, geëvalueerd aan de hand van de in Besluit 2012/481/EU vastgelegde voorwaarden.
2. Niettegenstaande artikel 6 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor de productgroep “producten van verwerkt papier”, zoals in Besluit 2014/256/EU omschreven, die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, geëvalueerd aan de hand van de in Besluit 2014/256/EU vastgelegde voorwaarden.
3. Aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die onder de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” vallen en die op of binnen twee maanden na de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, mogen naargelang van het geval hetzij op de in dit besluit vastgelegde criteria zijn gebaseerd, hetzij op de in Besluit 2012/481/EU voor de productgroep “bedrukt papier” of Besluit 2014/256/EU voor de productgroep “producten van verwerkt papier” vastgelegde criteria zijn gebaseerd. Die aanvragen zullen worden beoordeeld aan de hand van de criteria waarop ze zijn gebaseerd.
4. De EU-milieukeuren die zijn toegekend op basis van een aanvraag die aan de hand van de criteria in Besluit 2012/481/EU of Besluit 2014/256/EU is geëvalueerd, kunnen gedurende achttien maanden na vaststelling van dit besluit worden gebruikt.
Artikel 8
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 27 november 2020.
Voor de Commissie
Virginijus SINKEVIČIUS
Lid van de Commissie
(1) PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.
(2) Besluit 2012/481/EU van de Commissie van 16 augustus 2012 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor bedrukt papier (PB L 223 van 21.8.2012, blz. 55).
(3) Besluit (EU) 2018/1590 van de Commissie van 19 oktober 2018 tot wijziging van de Besluiten 2012/481/EU, 2014/391/EU, 2014/763/EU en 2014/893/EU wat de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor bepaalde producten alsmede van de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle betreft (PB L 264 van 23.10.2018, blz. 24).
(4) Besluit 2014/256/EU van de Commissie van 2 mei 2014 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor producten van verwerkt papier (PB L 135 van 8.5.2014, blz. 24).
(5) Besluit (EU) 2017/1525 van de Commissie van 4 september 2017 tot wijziging van Besluit 2014/256/EU teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor producten van verwerkt papier te verlengen (PB L 230 van 6.9.2017, blz. 28).
(6) Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) en van Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (COM(2017) 355).
(7) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa (COM(2020) 98 final).
(8) Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
(9) Besluit (EU) 2019/70 van de Commissie van 11 januari 2019 tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor grafisch papier en de EU-milieukeurcriteria voor tissuepapier en tissueproducten (PB L 15 van 17.1.2019, blz. 27).
BIJLAGE
EU-milieukeurcriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier
KADER
Doelstellingen van de criteria
De EU-milieukeurcriteria zijn gericht op bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met de beste milieuprestaties in de handel. De criteria betreffen de belangrijkste milieueffecten in de levenscyclus van deze producten en bevorderen aspecten van de circulaire economie.
De criteria beogen met name de bevordering van producten die een hoog gehalte aan duurzame of gerecyclede vezels bevatten, recycleerbaar zijn, in verband worden gebracht met lage emissies en die slechts een beperkte hoeveelheid gevaarlijke stoffen bevatten.
Daartoe worden in de criteria de volgende eisen opgelegd:
— |
het substraat van papier, met inbegrip van karton, moet een EU-milieukeur dragen; |
— |
er worden strikte grenswaarden voor het gebruik van gevaarlijke stoffen vastgesteld; |
— |
er worden eisen vastgesteld om de recycleerbaarheid van het product en een adequaat afvalbeheersysteem te waarborgen, met inbegrip van grenswaarden voor de maximale hoeveelheid geproduceerd papierafval; |
— |
er worden eisen inzake emissies vastgesteld, met name inzake de vermindering van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS), wat voordelen met zich meebrengt voor de gezondheid van de werknemers en leidt tot minder plaatselijke en regionale luchtverontreiniging; |
— |
er worden eisen inzake het energieverbruik op de productielocatie vastgesteld. |
De criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier zijn als volgt:
1. |
substraat |
2. |
aan beperkingen onderworpen stoffen: |
2.1. |
beperkingen met betrekking tot zeer zorgwekkende stoffen (SVHC — Substances of Very High Concern); |
2.2. |
beperkingen met betrekking tot stoffen die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1) zijn ingedeeld; |
2.3. |
biociden en werkzame stoffen van biociden; |
2.4. |
reinigingsmiddelen; |
2.5. |
alkylfenolethoxylaten, gehalogeneerde oplosmiddelen en ftalaten; |
2.6. |
nadere beperkingen voor drukinkten, toners en lakken; |
2.7. |
terugwinning van tolueen bij rotatiediepdruk; |
3. |
recycleerbaarheid: |
3.1. |
verwijderbaarheid van niet-papieren elementen; |
3.2. |
verpulpbaarheid; |
3.3. |
verwijderbaarheid van kleefmiddelen; |
3.4. |
ontinktbaarheid; |
4. |
emissies: |
4.1. |
emissies in water afkomstig van rotatiediepdruk; |
4.2. |
emissies afkomstig van installaties die onder Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) vallen; |
4.3. |
VOS-emissie afkomstig van drukprocessen die niet onder Richtlijn 2010/75/EU vallen; |
5. |
afval: |
5.1. |
afvalbeheersysteem; |
5.2. |
papier voor recycling uit drukkerijen; |
5.3. |
papier voor recycling van locaties waar kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier worden geproduceerd; |
6. |
energieverbruik; |
7. |
opleiding; |
8. |
geschiktheid voor gebruik; |
9. |
informatie op het product; |
10. |
informatie op de EU-milieukeur. |
De milieucriteria hebben betrekking op de productie van bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier, met inbegrip van subprocessen die daarvan deel uitmaken, vanaf de papierproductie tot de locatie(s) en specifieke productielijnen waar bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier worden gedrukt en/of verwerkt. De milieucriteria hebben geen betrekking op het vervoer en de verpakking.
Alle druk- en verwerkingsactiviteiten met betrekking tot bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier moeten aan de respectieve eisen voldoen. Onderdelen van het eindproduct die door een toeleverancier zijn bedrukt of verwerkt, moeten eveneens aan de desbetreffende vereisten voldoen. De aanvraag moet een lijst bevatten van alle drukkerijen en toeleveranciers die betrokken zijn bij de productie van het product, en hun geografische locaties.
Een aanvraag kan worden ingediend voor een productlijn van een bepaalde soort product, bv. een gelijmde brochure van twee tot dertig bladzijden. In dat geval moet het productmonster dat de productlijn vertegenwoordigt, aan de criteria voldoen. Het productmonster moet met betrekking tot alle gebruikte materialen en chemische stoffen, soorten papier, het maximale aantal bladzijden, het maximale formaat en alle mogelijke methoden van binding worden geanalyseerd. De EU-milieukeur kan worden gebruikt voor alle daaropvolgende producten die aan de voor het productmonster vastgestelde criteria voldoen.
Veranderingen van toeleverancier, productielocatie of productieproces die betrekking hebben op producten waaraan de milieukeur is toegekend, moeten aan de bevoegde instanties worden gemeld, vergezeld van ondersteunende informatie op grond waarvan kan worden nagegaan of de desbetreffende producten aan de criteria blijven voldoen. De aanvraag voor een op terugkerende basis geproduceerd producttype of een productsoort die slechts een keer zal worden geproduceerd, moet betrekking hebben op het specifieke product.
Beoordeling en controle: Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.
Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analysen, testverslagen of ander bewijsmateriaal te verstrekken waaruit blijkt dat aan de criteria is voldaan, kunnen deze afkomstig zijn van de aanvrager en/of diens toeleverancier(s) en/of hun toeleverancier(s) enz., naargelang het geval.
De bevoegde instanties baseren zich bij voorkeur op verklaringen die zijn afgegeven door instanties die volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor test- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd, en op controles door instanties die zijn geaccrediteerd volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor instellingen die producten, processen en diensten certificeren.
Eventueel mogen andere dan de bij elk criterium vermelde testmethoden worden gebruikt indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, als gelijkwaardig worden aanvaard.
Indien nodig, kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie vragen en onafhankelijke controles of inspecties ter plaatse uitvoeren om te controleren of aan deze criteria is voldaan.
Veranderingen van leverancier of productielocatie die invloed hebben op producten waaraan de EU-milieukeur is toegekend, worden aan de bevoegde instanties gemeld, vergezeld van ondersteunende informatie op grond waarvan kan worden vastgesteld of de desbetreffende producten aan de criteria blijven voldoen.
Het bedrukte papier, het kantoormateriaal van papier en de draagtassen van papier moeten voldoen aan alle toepasselijke wettelijke eisen van het land of de landen waar het product in de handel wordt gebracht. De aanvrager bevestigt in een verklaring dat het product aan deze eis voldoet.
Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:
1. |
“kleefmiddel”: verwerkte kleefmiddelen die worden gebruikt in afgewerkte producten van papier (meestal als film); |
2. |
“reinigingsmiddelen”: a) vloeibare chemische stoffen die worden gebruikt om drukvormen, zowel afzonderlijk (buiten het drukprocedé) als geïntegreerd (tijdens het drukprocedé), en drukpersen te reinigen om drukinkten, papierstof en vergelijkbare producten te verwijderen; b) reinigingsmiddelen voor afwerkmachines en drukmachines, zoals reinigingsmiddelen om kleefmiddel- en lakresten te verwijderen, en c) drukinktverwijderaars die worden gebruikt voor het wegwassen van droge drukinkten; hieronder vallen geen reinigingsmiddelen voor het reinigen van andere onderdelen van de drukmachine of voor het reinigen van andere machines dan drukmachines en afwerkmachines; |
3. |
“verwerkingsproces”: een proces waarbij materiaal wordt verwerkt tot een product van verwerkt papier, dat soms een drukproces kan omvatten (behandelingen voor, tijdens en na het drukken); |
4. |
“product van verwerkt papier”: een substraat van papier of karton of op basis van papier, al dan niet bedrukt, meestal gebruikt voor de bescherming, hantering of opslag van artikelen of notities, waarbij het verwerkingsproces een essentieel onderdeel uitmaakt van het productieproces en bestaande uit drie hoofdcategorieën: enveloppen, draagtassen van papier en kantoormateriaal van papier; |
5. |
“flexografie”: een drukactiviteit waarbij wordt gebruikgemaakt van een beelddrager van rubber of elastische fotopolymeren, waarop de drukkende delen zich boven de niet-drukkende delen bevinden, en van vloeibare inkt die door verdamping droogt; |
6. |
“diffuse emissie”: emissie, in een andere vorm dan van afgassen, van vluchtige organische stoffen in lucht, bodem of water alsmede oplosmiddelen die zich in enig product bevinden, tenzij anders vermeld in bijlage VII, deel 2, bij Richtlijn 2010/75/EU; |
7. |
“gehalogeneerd organisch oplosmiddel”: een organisch oplosmiddel dat ten minste één broom-, chloor-, fluor- of jodiumatoom per molecuul bevat; |
8. |
“heatsetrotatie-offset”: een rotatiedrukactiviteit waarbij wordt gebruikgemaakt van een beelddrager waarop de drukkende delen en de niet-drukkende delen in hetzelfde vlak liggen, waarbij rotatie inhoudt dat het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen maar van een rol in de machine wordt gevoerd; |
9. |
“lamineren”: de samenhechting van twee of meer flexibele materialen tot een laminaat; |
10. |
“papier voor recycling”: de papierafvalstroom die tijdens de productie van een afgewerkt product wordt gegenereerd; |
11. |
“drukgevoelig kleefmiddelen” (PSA): kleefmiddelen met nog steeds mobiele moleculen aan hun oppervlak die, ook na het uitharden, kunnen voldoende hechting bieden wanneer hun cohesieve films (coating) tegen het te hechten oppervlak worden gedrukt; |
12. |
“illustratiediepdruk”: rotatiediepdrukactiviteit waarbij papier voor tijdschriften, brochures, catalogi of soortgelijke producten met inkt op basis van tolueen wordt bedrukt; |
13. |
“opnieuw verpulpen”: het opnieuw verwerken van papier tot pulp; |
14. |
“rotatiezeefdruk”: een rotatiedrukactiviteit waarbij de inkt door een poreuze beelddrager wordt geperst, waarbij de drukkende delen open zijn en het niet-drukkende deel wordt afgedekt, en zo op het te bedrukken oppervlak wordt gebracht en waarbij wordt gebruikgemaakt van vloeibare inkt die uitsluitend door verdamping droogt; |
15. |
“rotatiediepdruk”: een drukactiviteit waarbij wordt gebruikgemaakt van een cilindrische beelddrager, waarop de drukkende delen lager liggen dan de niet-drukkende delen, en vloeibare inkt die door verdamping droogt; |
16. |
“TVOS”: totaal aan vluchtige organische koolstof, uitgedrukt als C (in lucht); |
17. |
“rotatief drukproces”: een proces waarbij het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen, maar van een rol in de machine wordt gebracht; |
18. |
“lakken”: een proces waarbij een lak of een kleefmiddel om later het verpakkingsmateriaal af te sluiten op een flexibel materiaal wordt aangebracht; |
19. |
“vluchtige organische stof” (VOS): een organische verbinding alsook de fractie creosoot die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of meer heeft of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft. |
EU-MILIEUKEURCRITERIA
Criterium 1 — Substraat
Het substraat van papier, met inbegrip van karton, dat in een eindproduct is gebruikt, moet de EU-milieukeur voor “grafisch papier” dragen overeenkomstig bijlage I bij Besluit (EU) 2019/70 van de Commissie (3).
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een kopie van een geldig EU-milieukeurcertificaat overeenkomstig bijlage I bij Besluit (EU) 2019/70 voor elk substraat van papier dat in bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met de EU-milieukeur is gebruikt.
De aanvrager verstrekt de omschrijving van de substraten met de EU-milieukeur, met inbegrip van de handelsnamen en de hoeveelheden gebruikt papier. De lijst bevat eveneens de namen van de toeleveranciers van het gebruikte papier.
Criterium 2 — Aan beperkingen onderworpen stoffen
De basis om aan te tonen dat aan elk van de subcriteria van criterium 2 is voldaan, is dat de aanvrager een lijst verstrekt van alle chemische stoffen die worden gebruikt, samen met de bijbehorende documentatie (veiligheidsinformatieblad en/of een verklaring van de toeleverancier van de chemische stof). Alle chemische stoffen die de aanvrager in relevante druk- of verwerkingsprocessen gebruikt, moeten worden gescreend.
2.1. Beperkingen met betrekking tot zeer zorgwekkende stoffen (SVHC — Substances of Very High Concern)
Voor alle chemische stoffen die de aanvrager in het productieproces gebruikt en alle geleverde materialen die deel uitmaken van het eindproduct, moeten verklaringen van toeleveranciers worden verstrekt waarin staat dat zij geen stoffen bevatten in hogere concentraties dan 0,10 gewichtsprocent die voldoen aan de in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) bedoelde criteria en die volgens de in artikel 59 van die verordening beschreven procedure zijn vastgesteld en in de opgestelde lijst van in aanmerking komende zeer zorgwekkende stoffen voor autorisatie zijn opgenomen. Geen enkele afwijking van deze eis wordt toegestaan.
Beoordeling en controle: De aanvrager legt een verklaring over dat het product is geproduceerd met geleverde chemische stoffen of materialen die geen zeer zorgwekkende stoffen bevatten in hogere concentraties dan 0,10 gewichtsprocent. De verklaring wordt gestaafd door veiligheidsinformatiebladen van de in het productieproces gebruikte chemische stoffen of passende verklaringen van leveranciers van chemische stoffen of materialen.
De lijst van stoffen die zijn vastgesteld als zeer zorgwekkend en die zijn opgenomen in de lijst van stoffen die in aanmerking komen overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006, is via de volgende link te vinden:
https://echa.europa.eu/nl/candidate-list-table
Deze lijst wordt op de datum van indiening van de EU-milieukeuraanvraag geraadpleegd.
2.2. Beperkingen met betrekking tot stoffen die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn ingedeeld
Tenzij in tabel 1 uitgezonderd, mag het product, en alle componenten erin, geen stoffen of mengsels in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent bevatten waaraan, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, een van de volgende gevarenklassen, gevarencategorieën of daarmee verband houdende gevarenaanduidingen zijn toegewezen:
— |
gevaren van groep 1: kankerverwekkend, mutageen en/of giftig voor de voortplanting (CMR) van categorie 1A of 1B: H340, H350, H350i, H360, H360F, H360D, H360FD, H360Fd, H360Df; |
— |
gevaren van groep 2: CMR categorie 2: H341, H351, H361, H361f, H361d, H361fd, H362; aquatische toxiciteit categorie 1: H400, H410; acute toxiciteit van categorieën 1 en 2: H300, H310, H330; aspiratietoxiciteit van categorie 1: H304; specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) van categorie 1: H370, H372; huidallergeen van categorie 1: H317 (6); |
— |
gevaren van groep 3: aquatische toxiciteit van categorieën 2, 3 en 4: H411, H412, H413; acute toxiciteit van categorie 3: H301, H311, H331; STOT van categorie 2: H371, H373. |
Uitgesloten van bovenstaande eis is het gebruik van stoffen of mengsels waarvan de chemische samenstelling tijdens het productieproces dusdanig verandert dat het desbetreffende gevaar waarvoor de stof of het mengsel op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 is ingedeeld, niet meer van toepassing is.
Tabel 1
Afwijkingen op de beperkingen met betrekking tot stoffen die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn ingedeeld en toepasselijke voorwaarden
Soort stof/mengsel |
Toepasselijkheid |
Gevarenklasse, gevarencategorie en gevarenaanduiding waarvan wordt afgeweken |
Voorwaarden voor afwijking |
Minerale oliën en destillaten |
Heatset, coldset of digitaal bedrukt papier |
Aspiratiegevaar, categorie 1, H304 |
De aanvrager moet de bevoegde instantie aantonen dat alle relevante instructies in het veiligheidsinformatieblad betreffende veilige behandeling en opslag, passende controles van de blootstelling en persoonlijke bescherming aanwezig zijn en moet verklaren dat deze instructies in acht worden genomen. |
Nikkel |
Metalen componenten |
Huidsensibilisatie, categorie 1, H317, kankerverwekkendheid, categorie 2, H351, specifieke doelorgaantoxiciteit, herhaalde blootstelling, categorie 1, H372 |
De aanvrager moet de consument informeren over het gebruik van nikkel voor galvanisering, coating of legering. |
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een lijst van alle desbetreffende chemische stoffen die in het productieproces worden gebruikt, samen met het desbetreffende veiligheidsinformatieblad of de desbetreffende verklaring van de toeleverancier van de chemische stoffen en van de leveranciers van de componenten.
Chemische stoffen die stoffen of mengsels bevatten die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn ingedeeld als stoffen waarvoor beperkingen gelden, worden duidelijk aangegeven. De bij benadering aangegeven doseringshoeveelheid van de chemische stof, de concentratie van de stof of het mengsel waarvoor een beperking geldt, in die chemische stof (zoals aangegeven in het veiligheidsinformatieblad of de verklaring van de toeleverancier) en een veronderstelde retentiefactor van 100 % worden gebruikt om de hoeveelheid van de stof of het mengsel waarvoor een beperking geldt, te schatten die in het eindproduct overblijft.
Aangezien één EU-milieukeur betrekking kan hebben op meerdere producten of mogelijke producten die met gebruik van dezelfde chemische stoffen worden geproduceerd, hoeft de berekening alleen te worden verstrekt voor het worstcaseproduct dat onder de EU-milieukeur valt (bv. het sterkst bedrukte product).
Een rechtvaardiging voor een mogelijke afwijking van een retentiefactor van 100 % (bv. verdamping van oplosmiddelen) of voor een verandering van chemische samenstelling van een gevaarlijke stof of een gevaarlijk mengsel waarvoor een beperking geldt, moet schriftelijk aan de bevoegde instantie worden verstrekt.
Voor stoffen of mengsels waarvoor een beperking geldt, die in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent in het uiteindelijke bedrukte papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier, of in desbetreffende componenten ervan, aanwezig zijn, moet een desbetreffende afwijking gelden en een bewijs van conformiteit met de desbetreffende afwijkingsbepalingen worden verstrekt.
2.3. Biociden en werkzame stoffen van biociden
Bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier mogen niet worden behandeld met biociden, met inbegrip van biociden van soort 7 (filmconserveringsmiddelen) en van soort 9 (conserveringsmiddelen voor vezels, leer, rubber en gepolymeriseerde materialen).
Alleen in-blik-conserveringsmiddelen (d.w.z. biociden van soort 6: conserveermiddelen voor producten tijdens opslag) die aanwezig zijn in drukinkten, lakken, vernissen en andere formuleringen die worden gebruikt tijdens de productieprocessen en conserveermiddelen die worden gebruikt voor vloeistofkoelings- en verwerkingssystemen (d.w.z. biociden van soort 11), mogen worden toegestaan, op voorwaarde dat:
— |
zij bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7) voor gebruik als productsoort 6 of productsoort 11, naargelang het geval, zijn goedgekeurd, of |
— |
zij worden onderzocht in afwachting van een besluit over goedkeuring bij Verordening (EU) nr. 528/2012 voor productsoort 6 of productsoort 11, naargelang het geval. |
Indien aan een werkzame stof van een biocide die aan de bovengenoemde voorwaarde(n) voldoet, de gevarenaanduiding H410 of H411 (chronisch gevaar voor het aquatisch milieu, categorie 1 of 2) is toegekend, mag het gebruik ervan alleen worden toegestaan als het bioaccumulatievermogen (log Pow octanol/water-verdelingscoëfficiënt) < 3,0 is of als de bioconcentratiefactor (BCF) ≤ 100 is.
Beoordeling en controle: De aanvrager verklaart welke biociden in het productieproces zijn gebruikt, vermeldt de aard van het gebruik van de biocide (d.w.z. productsoort 6 of 11) en verstrekt kopieën van de veiligheidsinformatiebladen en alle desbetreffende verklaringen of testverslagen van de fabrikant van de biociden.
2.4. Reinigingsmiddelen
Reinigingsmiddelen die worden gebruikt voor routinereiniging in drukprocessen en/of subprocessen mogen:
— |
geen oplosmiddelen met een vlampunt < 60 °C in een concentratie > 0,10 gewichtsprocent bevatten; |
— |
geen benzeen in een concentratie > 0,10 gewichtsprocent bevatten; |
— |
geen tolueen of xyleen in een concentratie > 1,0 gewichtsprocent bevatten; |
— |
geen aromatische koolwaterstoffen (≥ C9) in een concentratie > 0,1 gewichtsprocent bevatten; |
— |
geen ingrediënten op basis van gehalogeneerde koolwaterstoffen, terpenen, n‐hexaan, nonylfenolen, N‐methyl-2-pyrrolidon of 2‐butoxyethanol in een concentratie > 0,10 gewichtsprocent bevatten. |
Deze beperkingen zijn niet van toepassing op reinigingsmiddelen die worden gebruikt in speciale formuleringen die slechts occasioneel worden toegepast, zoals in verwijderaars van droge inkt en poetsmiddel voor rubberdoeken.
De beperking voor tolueen is niet van toepassing op reinigingsmiddelen die worden gebruikt in rotatiediepdrukprocessen.
Beoordeling en controle: De aanvrager verklaart welke verschillende reinigingsmiddelen worden gebruikt en of zij worden gebruikt voor routinereinigingsprocedures of voor speciale procedures zoals de verwijdering van droge inkt of het poetsen van rubberdoeken. Voor elke gebruikt reinigingsmiddel wordt een veiligheidsinformatieblad verstrekt. Voor de routinematig gebruikte reinigingsmiddelen worden de veiligheidsinformatiebladen ondersteund door een verklaring van de toeleverancier van het reinigingsmiddel dat aan de hierboven vermelde relevante beperkingen is voldaan.
2.5. Alkylfenolethoxylaten, gehalogeneerde oplosmiddelen en ftalaten
De volgende stoffen of preparaten mogen niet aanwezig zijn in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent in inkt, kleurstoffen, toners, kleefmiddelen of reinigingsmiddelen voor gebruik in het drukproces of subprocessen om bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier te produceren:
— |
alkylfenolethoxylaten en hun derivaten die bij afbraak alkylfenolen kunnen produceren; |
— |
gehalogeneerde oplosmiddelen die ten tijde van de aanvraag zijn ingedeeld in de in punt 2.2 genoemde gevarenklassen; |
— |
ftalaten waaraan ten tijde van de aanvraag gevarenklassen “giftig voor de voortplanting” (categorie 1A, 1B of 2) en een of meer van de volgende bijbehorende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H360F, H360D, H360FD, H360Fd, H360Df, H361, H361f, H361d, H361fd of H362 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008. |
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt (een) veiligheidsinformatieblad(en) en (een) verklaring(en) van zijn toeleverancier(s) van chemische stoffen waaruit blijkt dat er geen alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten, gehalogeneerde oplosmiddelen of relevante ftalaten in een concentratie hoger dan 0,10 gewichtsprocent in deze chemische producten aanwezig zijn.
2.6. Nadere beperkingen voor drukinkten, toners en lakken
Opmerking |
: |
Voor de toepassing van dit criterium en tenzij anders is bepaald, houden de beperkingen de afwezigheid in van de gevaarlijke stof of het gevaarlijke mengsel in een hogere concentraties dan 0,10 % gewichtsprocent in de formulering van de inkt, de toner of de lak. |
De volgende beperkingen zijn van toepassing op alle stoffen of mengsels die worden gebruikt in drukinkten, toners en lakken voor gebruik in het drukproces of subprocessen om bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met een EU-milieukeur te produceren:
— |
er mogen geen stoffen of mengsels worden gebruikt waaraan gevarenklassen “kankerverwekkend”, “mutageen” of “giftig voor de voortplanting” (categorie 1A, 1B of 2) en een of meer van de volgende bijbehorende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H340, H350, H350i, H360, H360F, H360D, H360FD, H360Fd, H360Df; |
— |
er mogen geen stoffen of mengsels worden gebruikt waaraan gevarenklassen “acute toxiciteit” (oraal, via de huid, inademing) (categorie 1 of 2) en een of meer van de volgende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H300, H310, H330; |
— |
er mogen geen stoffen of mengsels worden gebruikt waaraan gevarenklassen “acute toxiciteit”(oraal, via de huid) (categorie 3) en een of meer van de volgende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H301, H311; |
— |
er mogen geen stoffen of mengsels worden gebruikt waaraan gevarenklassen “specifieke doelorgaantoxiciteit” (eenmalige of herhaalde blootstelling) (categorie 1) en een of meer van de volgende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H370, H372; |
— |
er mogen geen pigmenten of additieven op basis van antimoon, arseen, cadmium, chroom (VI), lood, kwik, selenium, kobalt of verbindingen daarvan worden gebruikt en uitsluitend sporen van deze metalen tot 0,010 gewichtsprocent zijn toegelaten; |
— |
er mogen geen azokleurstoffen worden gebruikt die door reductieve splitsing van een of meer azogroepen een of meer van de in bijlage XVII, aanhangsel 8, vermelding 43, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, genoemde aromatische amines kunnen afgeven (zie indicatieve lijst in aanhangsel 1 van die bijlage); |
— |
de volgende oplosmiddelen: 2‐methoxyethanol, 2‐ethoxyethanol, 2‐methoxyethylacetaat, 2‐ethoxyethylacetaat, 2‐nitropropaan en methanol mogen niet worden gebruikt; |
— |
de volgende weekmakers: chloornaftalenen, gechloreerde paraffines, monocresylfosfaat, tricresylfosfaat en monocresyldifenylfosfaat mogen niet worden gebruikt; |
— |
diaminostilbeen en derivaten daarvan, 2,4-dimethyl-6-tert-butylfenol, 4,4'-bis(dimethylamino)benzofenon (Michler’s keton) en hexachloorcyclohexaan mogen niet worden gebruikt. |
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een lijst van alle drukinkten en aanverwante producten die worden gebruikt bij de productie van bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met de EU-milieukeur, vergezeld van een veiligheidsinformatieblad en een verklaring van de toeleverancier/producent van elk product dat aan dit criterium is voldaan voor elke drukinkt, toner en lak.
2.7. Terugwinning van tolueen bij rotatiediepdruk
De rotatiediepdrukprocessen die worden gebruikt voor het produceren van bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met de EU-milieukeur, moeten over een systeem voor de terugwinning van oplosmiddelen beschikken en moeten een terugwinningsefficiëntie voor tolueen van ten minste 97 % kunnen aantonen.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, ondersteund door een beschrijving van het systeem voor de terugwinning van oplosmiddelen en een massabalans van tolueen waaruit blijkt dat tijdens het meest recente volledige kalenderjaar ten minste 97 % werd teruggewonnen. In het geval van een nieuwe of herbouwde productiefaciliteit worden de berekeningen gebaseerd op ten minste drie maanden representatief in bedrijf zijn van de faciliteit.
Criterium 3 — Recycleerbaarheid
3.1. Verwijderbaarheid van niet-papieren elementen
De niet-papieren elementen van kantoormateriaal van papier, zoals een metalen staaf of een kunststof omslag, moeten eenvoudig te verwijderen zijn om te waarborgen dat deze componenten het recyclingproces niet verstoren. Kleine niet-papieren elementen zoals nietjes of vensters van enveloppen zijn van deze eis vrijgesteld.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, samen met minstens een van de volgende documenten: een verklaring van een fabrikant of ontwerper van een product, een papierophaaldienst, een recyclingbedrijf of een gelijksoortige organisatie. De verklaring gaat vergezeld van een lijst van in een product gebruikte andere materialen dan papier.
3.2. Verpulpbaarheid
Het product moet opnieuw kunnen worden verpulpt.
Natsterktemiddelen mogen niet worden gebruikt, behalve voor draagtassen van papier en pakpapier, waarin zij alleen mogen worden gebruikt als kan worden aangetoond dat het product opnieuw kan worden verpulpt.
Lamineermiddelen, met inbegrip van polyetheen en/of polypropyleen, mogen uitsluitend worden gebruikt om de duurzaamheid van producten met een levensduur van minstens een jaar te verhogen. Deze producten omvatten boeken, opbergmappen, vouwmappen, (school)schriften, kalenders, notitieboekjes en agenda’s. Tijdschriften, draagtassen van papier of pakpapier mogen niet worden gelamineerd. Dubbele laminering mag op geen enkel product worden toegepast.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, samen met de volgende ondersteunende documentatie.
Voor bedrukt papier en kantoormateriaal van papier verklaart de aanvrager dat er geen natsterktemiddelen zijn gebruikt.
Voor draagtassen van papier en pakpapier verstrekt de aanvrager een verklaring dat er geen natsterktemiddelen zijn gebruikt. In andere gevallen toont de aanvrager aan dat het product opnieuw kan worden verpulpt, ondersteund door de resultaten van de testverslagen overeenkomstig de PTS-methode PTS‐RH 021, het evaluatiesysteem ATICELCA 501 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.
De aanvrager verstrekt een verklaring dat er geen lamineermiddelen worden gebruikt voor kranten, tijdschriften, draagtassen van papier, pakpapier of kantoormateriaal van papier. In andere gevallen verstrekt de aanvrager de resultaten van de testverslagen waaruit blijkt dat het product opnieuw kan worden verpulpt, overeenkomstig de PTS-methode PTS‐RH 021, het evaluatiesysteem ATICELCA 501 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard.
Voor gelamineerde producten verstrekt de aanvrager een verklaring waarin staat dat er geen dubbele laminering is toegepast.
Wanneer een onderdeel van een product van papier eenvoudig te verwijderen is (bijvoorbeeld een metalen staaf in een hangmap, een bijlage in een tijdschrift, een kunststof omslag of een herbruikbare omslag van een (school)schrift), mag de verpulpbaarheidsstest zonder deze component worden uitgevoerd.
3.3. Verwijderbaarheid van kleefmiddelen
Dit criterium is van toepassing op bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier.
Er moet voor zelfklevende etiketten die minstens 0,50 gewichtsprocent van het eindproduct uitmaken, worden aangetoond dat aan deze eis is voldaan. Niet-zelfklevende etiketten hoeven niet aan dit criterium te voldoen.
Tenzij anders vermeld, mogen kleefmiddelen alleen worden gebruikt als hun verwijderbaarheid kan worden aangetoond met een score van ten minste 71 op de EPRC-scorelijst voor de verwijderbaarheid van kleefmiddelen.
Drukgevoelige kleefmiddelen mogen alleen worden gebruikt als hun verwijderbaarheid kan worden aangetoond met ten minste een positieve verwijderbaarheidsscore op de EPRC-scorelijst voor de verwijderbaarheid van kleefmiddelen.
Op water gebaseerde kleefmiddelen hoeven niet aan deze vereiste te voldoen.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan de scorelijst voor de verwijderbaarheid van kleefmiddelen is voldaan overeenkomstig de richtsnoeren van de European Paper Recycling Council (EPRC). De verklaring wordt ondersteund met testresultaten betreffende de verwijderbaarheid van kleefmiddelen overeenkomstig INGEDE-methode 12 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.
Voor op water gebaseerde kleefmiddelen verstrekt de kleefmiddelfabrikant een verklaring van de op water gebaseerde aard van het kleefmiddel. Het veiligheidsinformatieblad van het kleefmiddel wordt alleen aanvaard als bewijs dat aan deze eis is voldaan als het aangeeft dat het in het product gebruikte kleefmiddel op water is gebaseerd.
De in de bijlage bij de “Assessment of Printing Product Recyclingability, Scorecard for Removability of Adhesive Applications” vermelde toepassingen van kleefmiddelen worden geacht in overeenstemming te zijn met de eis.
3.4. Ontinktbaarheid
Dit criterium is van toepassing op bedrukt papier en enveloppen op basis van wit papier.
De ontinktbaarheid ervan moet worden aangetoond.
Het bedrukte product wordt geacht in overeenstemming te zijn met de eis als alle afzonderlijke geanalyseerde parameters een positieve score hebben en de eindscore ten minste 51 is op de EPRC-scorelijst voor ontinktbaarheid, of een equivalent daarvan. Er hoeven geen ontinktbaarheidstests op enveloppen te worden uitgevoerd.
Voor enveloppen wordt binnendruk uitsluitend gebruikt voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en in enveloppen die zijn samengesteld uit papier met een gramsgewicht van minder dan 135 g/m2 of met een opaciteitsniveau van minder dan 98 %. De binnendrukoppervlakte moet minder dan 80 % van de totale binnenoppervlakte min de gelijmde oppervlakte bedragen en moet met lichte kleurtinten worden bedrukt.
Beoordeling en controle: De aanvrager of inktfabrikant verstrekt een verklaring dat aan de scorelijst voor ontinktbaarheid is voldaan overeenkomstig de richtsnoeren van de European Paper Recycling Council (EPRC). De verklaring wordt ondersteund met testresultaten betreffende de ontinktbaarheid overeenkomstig INGEDE-methode 11 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.
In het geval van enveloppen verstrekt de aanvrager een verklaring dat aan de eis is voldaan, samen met de specificaties betreffende het gewicht/m2 van het gebruikte papier overeenkomstig UNE‐EN ISO 536 of van de opaciteit overeenkomstig ISO 2471, kleur van drukinkt en % dekking van het binnendrukpatroon.
De in de bijlage bij de “Assessment of Printed Product Recyclability, Deinkability Score” vermelde druktechnologieën en materiaalcombinaties worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen.
De druktechnologieën of drukinkten moeten worden getest op de papiersoorten die in een product worden gebruikt. Het testcertificaat kan worden gebruikt voor afdrukken met dezelfde inkt op hetzelfde type substraat als de inkt ten hoogste dezelfde oppervlakte als op het geteste product bestrijkt.
Criterium 4 — Emissies
4.1. Emissies in water afkomstig van rotatiediepdruk
De specifieke hoeveelheid Cr en Cu op het lozingspunt mag niet meer bedragen dan respectievelijk 20 mg per m2 en 200 mg per m2 van het oppervlak van de drukcilinder die in de pers wordt gebruikt.
Beoordeling en controle: Lozingen van Cr en Cu in het riool worden gecontroleerd bij rotatiediepdrukbedrijven na behandeling en vlak vóór de lozing. Ten minste elke drie maanden wordt een representatief samengesteld monster van de Cr- en Cu-lozing verzameld. Er wordt ten minste één jaarlijkse analytische test uitgevoerd door een geaccrediteerd laboratorium om de hoeveelheid Cr en Cu in het samengestelde monster te bepalen overeenkomstig EN ISO 11885 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.
Naleving van dit criterium wordt beoordeeld door de hoeveelheid Cr en Cu, zoals vastgesteld door de jaarlijkse analytische test, te delen door het cilinderoppervlak dat tijdens het drukken in de pers wordt gebruikt. Het cilinderoppervlak dat tijdens het drukken in de pers wordt gebruikt, wordt berekend door het cilinderoppervlak (= 2πrL, waarbij r de radius en L de lengte van de cilinder is) te vermenigvuldigen met het aantal drukproducties gedurende een jaar (= aantal verschillende druktaken).
4.2. Emissies afkomstig van installaties die onder Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) vallen
De volgende eisen zijn van toepassing op de drukprocessen die onder de bijlagen I en VII bij Richtlijn 2010/75/EU vallen, of op gelijkwaardige drukprocessen buiten de EU die aan de specificaties van de bijlagen I en VII bij Richtlijn 2010/75/EU voldoen.
4.2 a) Emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) en van chroom (IV) afkomstig van publicatierotatiediepdruk
Vluchtige VOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 2,0 % van de input aan oplosmiddelen, en de TVOS (9) in de afgassen mogen niet meer bedragen dan 16,0 mg C/Nm3.
De Cr(VI)-emissies in de lucht mogen niet meer dan 15,0 mg/ton papier bedragen. Er moet nabehandelingsapparatuur worden geïnstalleerd om de emissies in de lucht te beperken.
4.2 b) Emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) afkomstig van heatsetrotatie-offsetdruk
De TVOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 0,03 kg VOS per kg input aan inkt; of de vluchtige VOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 8 % van de input aan oplosmiddelen, en de TVOS-emissies in de afgassen mogen niet meer bedragen dan 12,0 mg C/Nm3.
4.2 c) Emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) afkomstig van flexografie en niet-publicatierotatiediepdruk
De TVOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 0,24 kg VOS per kg input aan inkt; of de vluchtige VOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 9,6 % van de input aan oplosmiddelen, en de TVOS-emissies in de afgassen mogen niet meer bedragen dan 16,0 mg C/Nm3.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt gedetailleerde berekeningen en testgegevens waaruit blijkt dat aan dit criterium is voldaan, samen met bijbehorende ondersteunende documentatie.
Voor TVOS- of vluchtige VOS-emissies, naargelang het geval, wordt de massabalans van de oplosmiddelen berekend op basis van de productie gedurende twaalf maanden. De massabalans van de oplosmiddelen voldoet aan de definitie in bijlage VII, deel 7, punt 2, bij Richtlijn 2010/75/EU. In het geval van een nieuwe of herbouwde productiefaciliteit worden de berekeningen gebaseerd op ten minste drie maanden representatief in bedrijf zijn van de faciliteit.
De aanvrager of de toeleverancier van chemische stoffen verstrekt een verklaring betreffende de hoeveelheid VOS in inkten, reinigingsmiddelen, bevochtigingsmiddelen of andere soortgelijke chemische producten.
De massabalans van oplosmiddelen wordt jaarlijks uitgevoerd. Een verantwoordelijke medewerker voert een schriftelijke evaluatie uit. De evaluatie wordt op verzoek aan de bevoegde instantie verstrekt.
Voor de monitoring van de totale TVOS-emissies in de lucht in afgassen moet in het geval van een schoorsteen met een TVOC-belasting van minder dan 10 kg C/u de monitoring minstens jaarlijks worden uitgevoerd overeenkomstig EN 12619 of een gelijkwaardige norm. In het geval van een TVOC-belasting van minder dan 0,1 kg C/u (jaarlijks gemiddelde), of in het geval van een rechtstreekse, stabiele TVOC-belasting van minder dan 0,3 kg C/u, mag de monitoringfrequentie worden verminderd tot eenmaal om de drie jaar, of mag de monitoring worden vervangen door een berekening op voorwaarde dat hiermee de verstrekking van gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit wordt gewaarborgd.
Voor elke schoorsteen met een TVOC-belasting van minstens 10 kg C/u wordt er continu gemonitord overeenkomstig EN 15267‐1, EN 15267‐2, EN 15267‐3 en EN 14181. Voor de continue meting vertegenwoordigen de gegevens het dagelijks gemiddelde over de periode van één dag op basis van geldige uur- of halfuurgemiddelden.
De VOS-vernietiging in het nabehandelingssysteem (bv. thermische oxidatie, adsorptie met actieve kool) wordt minstens om de drie jaar bepaald door middel van gecombineerde metingen van de VOS-concentratie in ruw gas en in gezuiverd gas.
De meetgegevens van de afgassen worden geregistreerd en op verzoek beschikbaar gesteld aan de bevoegde instantie.
De aanvrager verstrekt een omschrijving van het geïnstalleerde systeem, samen met documentatie met betrekking tot het beheer van en toezicht op Cr(VI)-emissies. De documentatie bevat de testresultaten met betrekking tot de reductie van Cr(VI)-emissies in de lucht.
4.3. VOS-emissie afkomstig van drukprocessen die niet onder Richtlijn 2010/75/EU vallen
De volgende eisen zijn van toepassing op de drukprocessen die niet onder bijlage I of bijlage VII, deel 2, bij Richtlijn 2010/75/EU vallen, of op gelijkwaardige drukprocessen buiten de EU die niet aan de specificaties van de bijlagen I en VII bij Richtlijn 2010/75/EU voldoen.
De TVOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan:
— |
4,5 kg VOS/ton papier voor vellenoffsetdruk; |
— |
1,0 kg VOS/ton papier voor digitaal drukken; |
— |
2,0 kg VOS/ton papier voor heatsetrotatie-offsetdruk; |
— |
2,5 kg VOS/ton papier voor coldsetrotatie-offsetdruk; |
— |
3,0 kg VOS/ton papier voor andere rotatiediepdruk-, flexografie-, rotatiezeefdruk-, lamineer- of lakeenheden. |
In het geval van afgasbehandeling mogen de vluchtige VOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, niet meer bedragen dan 10 % van de input aan oplosmiddelen en de TVOS-emissies in de afgassen niet meer dan 20 mg C/Nm3.
Vluchtige oplosmiddelen uit het droogproces van heatset-offsetdrukken, rotatiediepdruk en flexografisch drukken worden beheerd door middel van terugwinning van oplosmiddelen of thermische behandeling of een soortgelijk systeem, zoals vervanging door op water gebaseerde inkten.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een omschrijving van het geïnstalleerde systeem, samen met documentatie en testresultaten met betrekking tot het beheer van en toezicht op emissies in de lucht.
Voor TVOS- of vluchtige VOS-emissies, naargelang het geval, wordt de massabalans van de oplosmiddelen berekend op basis van de productie gedurende twaalf maanden. De massabalans van de oplosmiddelen voldoet aan de definitie in bijlage VII, deel 7, punt 2, bij Richtlijn 2010/75/EU. Voor het aandeel van de VOS-emissies in de papiermassa worden alle bedrukte oppervlakken berekend. In het geval van een nieuwe of herbouwde productiefaciliteit worden de berekeningen gebaseerd op ten minste drie maanden representatief in bedrijf zijn van de faciliteit.
Voor de monitoring van de totale TVOS-emissies in de lucht in afgassen moet in het geval van een schoorsteen met een TVOC-belasting van minder dan 10 kg C/u de monitoring minstens jaarlijks worden uitgevoerd overeenkomstig EN 12619 of een gelijkwaardige norm. In het geval van een TVOC-belasting van minder dan 0,1 kg C/u (jaarlijks gemiddelde), of in het geval van een rechtstreekse, stabiele TVOC-belasting van minder dan 0,3 kg C/u, mag de monitoringfrequentie worden verminderd tot eenmaal om de drie jaar, of mag de monitoring worden vervangen door een berekening op voorwaarde dat hiermee de verstrekking van gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit wordt gewaarborgd.
De aanvrager of de toeleverancier van chemische stoffen verstrekt een verklaring betreffende de hoeveelheid VOS in inkten, reinigingsmiddelen, bevochtigingsmiddelen of andere soortgelijke chemische producten.
Criterium 5 — Afval
5.1. Afvalbeheersysteem
De faciliteit waar het product wordt vervaardigd, beschikt over een systeem voor de behandeling van afval, dat de genomen maatregelen om de hoeveelheid vast en vloeibaar afval, met inbegrip van afvalpapier en de restanten van inkten, reinigingsmiddelen en bevochtigingsmiddelen, zoals omschreven door de lokale of nationale regelgevende instanties, te verminderen, behandelt en documenteert.
In de aanvraag wordt het afvalbeheersysteem gedocumenteerd of toegelicht met ten minste informatie betreffende de volgende procedures:
— |
verwerken, verzamelen, scheiden en gebruiken van recycleerbare materialen afkomstig van de afvalstroom; |
— |
terugwinning van materialen voor andere toepassingen, zoals verbranding voor processtoomopwekking of warmteopwekking of voor agrarische toepassingen; |
— |
verwerken, verzamelen, scheiden en afvoeren van gevaarlijk afval zoals omschreven door de desbetreffende regelgevende lokale en nationale instanties; |
— |
doelstellingen voor voortdurende verbetering en streefcijfers voor de vermindering van de afvalproductie en de toename van hergebruik en recycling. |
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van naleving van dit criterium, samen met een omschrijving van de toegepaste afvalbeheerprocedures. De aanvrager verstrekt voor elke betrokken locatie een afvalbeheersplan. Indien het afvalbeheer wordt uitbesteed, verstrekt de onderaannemer eveneens een verklaring van naleving van dit criterium.
Aanvragers die in het kader van het milieubeheer- en auditsysteem van de EU (EMAS) zijn geregistreerd en/of overeenkomstig ISO 14001 zijn gecertificeerd, worden geacht aan dit criterium te hebben voldaan, indien:
1. |
het afvalbeheer voor de productielocatie(s) in de EMAS-milieuverklaring van het bedrijf is gedocumenteerd, of |
2. |
het afvalbeheer in de ISO 14001-certificering voor de productielocatie(s) voldoende wordt behandeld. |
5.2. Papier voor recycling uit drukkerijen
Dit criterium is van toepassing op bedrukt papier. De hoeveelheid geproduceerd afvalpapier “X” mag de in de volgende tabel vermelde waarden niet overschrijden:
Drukmethode |
% maximaal afvalpapier |
Vellenoffset |
23 |
Coldset, krant |
10 |
Coldset, kettingformulieren |
18 |
Coldset rotatie (uitgezonderd kranten) |
19 |
Heatset rotatie |
21 |
Rotatiediepdruk |
15 |
Flexografisch drukken |
17 |
Digitale druk |
10 |
Schermdruk |
23 |
waarbij:
X = aantal ton afvalpapier per jaar, geproduceerd tijdens het drukken (inclusief afwerkingsprocessen) van het product van bedrukt papier met milieukeur, gedeeld door het aantal ton papier per jaar dat is gekocht en gebruikt voor de productie van het product van bedrukt papier met milieukeur.
Wanneer de drukkerij de afwerkingsprocessen namens een andere drukkerij uitvoert, wordt de hoeveelheid afvalpapier die tijdens die processen wordt geproduceerd, niet meegeteld in de berekening van “X”.
Wanneer de afwerkingsprocessen worden uitbesteed aan een ander bedrijf, wordt de hoeveelheid afvalpapier die voortkomt uit het uitbestede werk, meegeteld en opgegeven bij de berekening van “X”.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een omschrijving van de berekening van de hoeveelheid afvalpapier, samen met een verklaring van de onderaannemer die het afvalpapier bij de drukkerij verzamelt. De voorwaarden van de uitbesteding en de berekening van de hoeveelheid afvalpapier die bij het afwerkingsproces is betrokken, worden verstrekt.
De periode voor de berekeningen wordt gebaseerd op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of een herbouwde productie-installatie zijn de berekeningen gebaseerd op een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd.
Indien het technisch niet mogelijk is het aantal ton afvalpapier per jaar dat wordt geproduceerd tijdens het drukken van het product van bedrukt papier met milieukeur, te berekenen, mag de aanvrager berekeningen verstrekken met betrekking tot de totale hoeveelheid papier voor recycling die jaarlijks in de drukkerij wordt geproduceerd.
5.3. Papier voor recycling van locaties waar kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier worden geproduceerd
Dit criterium is van toepassing op kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier. De hoeveelheid geproduceerd afvalpapier “X” mag niet meer zijn dan:
— |
19 % voor enveloppen; |
— |
15 % voor schrijfbenodigdheden van papier, met uitzondering van agenda’s; |
— |
20 % voor agenda’s en kantoormateriaal voor archiveringsdoeleinden die aan één zijde zijn bedrukt; |
— |
30 % voor kantoormateriaal voor archiveringsdoeleinden die aan beide zijden zijn bedrukt; |
— |
11 % voor draagtassen van papier en pakpapier, |
waarbij:
X = aantal ton afvalpapier per jaar, geproduceerd tijdens de productie (inclusief afwerkingsprocessen) van het kantoormateriaal van papier en de draagtassen van papier met milieukeur, gedeeld door het aantal ton papier per jaar dat is gekocht en gebruikt voor de productie van het kantoormateriaal van papier en de draagtassen van papier met milieukeur.
Wanneer de drukkerij de afwerkingsprocessen namens een andere drukkerij uitvoert, wordt de hoeveelheid afvalpapier die tijdens die processen wordt geproduceerd, niet meegeteld in de berekening van “X”.
Wanneer de afwerkingsprocessen worden uitbesteed aan een ander bedrijf, wordt de hoeveelheid afvalpapier die voortkomt uit het uitbestede werk, meegeteld en opgegeven bij de berekening van “X”.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een omschrijving van de berekening van de hoeveelheid afvalpapier, samen met een verklaring van de onderaannemer die het afvalpapier bij de drukkerij verzamelt. De voorwaarden van de uitbesteding en de berekening van de hoeveelheid afvalpapier die bij het afwerkingsproces is betrokken, worden verstrekt.
De periode voor de berekeningen wordt gebaseerd op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of een herbouwde productie-installatie zijn de berekeningen gebaseerd op een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd.
Indien het technisch niet mogelijk is het aantal ton afvalpapier per jaar dat wordt geproduceerd tijdens het vervaardigen van het kantoormateriaal van papier en de draagtassen van papier met milieukeur, te berekenen, mag de aanvrager berekeningen verstrekken met betrekking tot de totale hoeveelheid papier voor recycling die jaarlijks in de fabriek wordt geproduceerd.
Criterium 6 — Energieverbruik
De locatie waar het product met de EU-milieukeur wordt geproduceerd, beschikt over een energiebeheersysteem dat betrekking heeft op alle energieverbruikende apparaten (met inbegrip van machines, verlichting, airconditioning en koeling). Het energiebeheersysteem omvat maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie en informatie betreffende minstens de volgende procedures:
— |
het opstellen en uitvoeren van een plan voor het verzamelen van energiegegevens met het oog op de vaststelling van de belangrijkste energiecijfers; |
— |
analyse van het energieverbruik, met inbegrip van een lijst van energieverbruikende systemen, processen en installaties; |
— |
vaststelling van maatregelen voor een efficiënter energiegebruik; |
— |
doelstellingen voor voortdurende verbetering en streefcijfers voor de vermindering van het energieverbruik. |
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan voor de productielocatie, samen met een beschrijving van het energiebeheersysteem.
De overeenkomstig ISO 50001, EN 16247 of een gelijkwaardige norm/regeling gecertificeerde aanvrager wordt geacht aan deze eis te hebben voldaan.
Aanvragers die in het kader van het EMAS zijn geregistreerd, worden geacht aan deze eis te hebben voldaan indien in de EMAS-milieuverklaring is gedocumenteerd dat het energiebeheer van de productielocatie(s) onder het toepassingsgebied van EMAS valt.
De overeenkomstig ISO 14001 gecertificeerde aanvrager wordt geacht aan deze eis te hebben voldaan indien de opname van het energiebeheerplan in voldoende mate wordt behandeld in de ISO 14001-certificering voor de productielocatie.
De doelstellingen voor voortdurende verbetering en streefcijfers voor de vermindering van het energieverbruik worden op jaarbasis uitgevoerd. Een verantwoordelijke medewerker voert een schriftelijke evaluatie uit. De evaluatie wordt op verzoek aan de bevoegde instantie verstrekt.
Criterium 7 — Opleiding
Alle betrokken personeelsleden die deelnemen aan de dagelijkse werkzaamheden op de productielocatie, moeten de noodzakelijke kennis verkrijgen om te waarborgen dat is voldaan aan de milieukeureisen en dat deze voortdurend worden verbeterd.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, samen met details van het opleidingsprogramma, de inhoud ervan en informatie over welke personeelsleden welke opleiding wanneer hebben genoten. De aanvrager verstrekt aan de bevoegde instantie ook een voorbeeld van het opleidingsmateriaal.
Criterium 8 — Gebruiksgeschiktheid
Het product moet geschikt zijn voor zijn gebruiksdoel.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, samen met minstens één van de volgende ondersteunende documenten:
— |
brief/document/verklaringen van klanten voor een specifiek product, waarin zij verklaren dat het product aan hun specificaties voldoet en goed werkt in de beoogde toepassing ervan; |
— |
gedetailleerde beschrijving van de procedure voor de behandeling van klachten van consumenten; |
— |
documentatie waaruit de kwaliteitscertificering blijkt overeenkomstig ISO-norm 9001 of een gelijkwaardige norm; |
— |
documentatie waaruit de kwaliteit van het papier blijkt, overeenkomstig de norm EN ISO/IEC 17050‐1, die algemene criteria bevat voor de verklaring van de toeleveranciers betreffende overeenstemming met de normen. |
Criterium 9 — Informatie op het product
Op de draagtassen van papier staat de volgende informatie:
“Gebruik deze draagtas meerdere malen”.
Op het product van bedrukt papier moet de volgende informatie staan:
“Gelieve oud papier met het oog op recycling in te zamelen”.
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, met een afbeelding van het product waarop de vereiste informatie is vermeld.
Criterium 10 — Informatie op de EU-milieukeur
Als gebruik wordt gemaakt van het facultatieve etiket met tekstvak, dan bevat dit de volgende drie verklaringen:
— |
lage procesemissies in lucht en water; |
— |
dit product is recycleerbaar; |
— |
hiervoor werd papier met een lage milieubelasting gebruikt. |
De aanvrager moet de instructies volgen voor het juiste gebruik van het logo van de EU-milieukeur die in de richtsnoeren voor het logo van de EU-milieukeur worden gegeven:
http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/logo_guidelines.pdf
Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, met een afbeelding in hoge resolutie van de verpakking van het product waarop duidelijk het etiket, het registratie/licentienummer en, indien van toepassing, de verklaringen die samen met het etiket kunnen zijn afgebeeld, worden getoond.
(1) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(2) Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(3) Besluit (EU) 2019/70 van de Commissie van 11 januari 2019 tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor grafisch papier en de EU-milieukeurcriteria voor tissuepapier en tissueproducten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 3) (PB L 15 van 17.1.2019, blz. 27).
(4) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(6) Alleen van toepassing op gebruikte kleurstofformules, kleurstoffen, afwerkingsmiddelen en coatingmaterialen.
(7) Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
(8) Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(9) Totaal aan vluchtige organische koolstof, uitgedrukt als C (in lucht).