This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CA0109
Case C-109/20: Judgment of the Court (Grand Chamber) of 26 October 2021 (request for a preliminary ruling from the Högsta domstolen — Sweden) — Republiken Polen v PL Holdings Sàrl (Reference for a preliminary ruling — Agreement between the Government of the Kingdom of Belgium and the Government of the Grand Duchy of Luxembourg, of the one part, and the Government of the People’s Republic of Poland, of the other, concerning the reciprocal promotion and protection of investments, signed on 19 May 1987 — Arbitration proceedings — Dispute between an investor from one Member State and another Member State — Arbitration clause provided for in that agreement contrary to EU law — Invalidity — Ad hoc arbitration agreement between the parties to that dispute — Participation in the arbitration proceedings — Tacit expression by that other Member State of its intention to conclude that arbitration agreement — Unlawfulness)
Zaak C-109/20: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstol — Zweden) — Republiken Polen / PL Holdings Sàrl (Prejudiciële verwijzing – Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en de Regering van de Volksrepubliek Polen, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 19 mei 1987 – Arbitrageprocedure – Geschil tussen een investeerder uit een lidstaat en een andere lidstaat – In die overeenkomst opgenomen arbitragebeding dat in strijd is met het Unierecht – Nietigheid – Ad-hocarbitrageovereenkomst tussen de partijen bij dit geschil – Deelname aan de arbitrageprocedure – Stilzwijgende wilsuiting van die andere lidstaat om deze arbitrageovereenkomst te sluiten – Onrechtmatigheid)
Zaak C-109/20: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstol — Zweden) — Republiken Polen / PL Holdings Sàrl (Prejudiciële verwijzing – Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en de Regering van de Volksrepubliek Polen, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 19 mei 1987 – Arbitrageprocedure – Geschil tussen een investeerder uit een lidstaat en een andere lidstaat – In die overeenkomst opgenomen arbitragebeding dat in strijd is met het Unierecht – Nietigheid – Ad-hocarbitrageovereenkomst tussen de partijen bij dit geschil – Deelname aan de arbitrageprocedure – Stilzwijgende wilsuiting van die andere lidstaat om deze arbitrageovereenkomst te sluiten – Onrechtmatigheid)
PB C 2 van 3.1.2022, p. 6–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
3.1.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 2/6 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstol — Zweden) — Republiken Polen / PL Holdings Sàrl
(Zaak C-109/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en de Regering van de Volksrepubliek Polen, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 19 mei 1987 - Arbitrageprocedure - Geschil tussen een investeerder uit een lidstaat en een andere lidstaat - In die overeenkomst opgenomen arbitragebeding dat in strijd is met het Unierecht - Nietigheid - Ad-hocarbitrageovereenkomst tussen de partijen bij dit geschil - Deelname aan de arbitrageprocedure - Stilzwijgende wilsuiting van die andere lidstaat om deze arbitrageovereenkomst te sluiten - Onrechtmatigheid)
(2022/C 2/08)
Procestaal: Zweeds
Verwijzende rechter
Högsta domstolen
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Republiken Polen
Verwerende partij: PL Holdings Sàrl
Dictum
De artikelen 267 en 344 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling op grond waarvan een lidstaat met een investeerder uit een andere lidstaat een ad-hocarbitrageovereenkomst mag sluiten die de voortzetting mogelijk maakt van een arbitrageprocedure die is ingeleid op grond van een arbitragebeding dat inhoudelijk identiek is aan die overeenkomst, dat opgenomen is in een tussen deze twee lidstaten gesloten internationale overeenkomst en nietig is wegens strijdigheid met deze artikelen.