EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CA0150

Zaak C-150/10: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 juli 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel — België) — Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB)/Beneo-Orafti SA (Landbouw — Gemeenschappelijke marktordening — Suiker — Aard en omvang van aan suikerproducerende onderneming toegekende overgangsquota — Mogelijkheid voor onderneming aan wie voor verkoopseizoen 2006/2007 herstructureringssteun is toegekend om gebruik te maken van aan haar toegekende overgangsquotum — Berekening van terug te vorderen bedrag en van sanctie bij niet-naleving van verbintenissen in kader van herstructureringsplan — Beginsel ne bis in idem)

PB C 269 van 10.9.2011, p. 13–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/13


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 juli 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel — België) — Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB)/Beneo-Orafti SA

(Zaak C-150/10) (1)

(Landbouw - Gemeenschappelijke marktordening - Suiker - Aard en omvang van aan suikerproducerende onderneming toegekende overgangsquota - Mogelijkheid voor onderneming aan wie voor verkoopseizoen 2006/2007 herstructureringssteun is toegekend om gebruik te maken van aan haar toegekende overgangsquotum - Berekening van terug te vorderen bedrag en van sanctie bij niet-naleving van verbintenissen in kader van herstructureringsplan - Beginsel ne bis in idem)

2011/C 269/20

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB)

Verwerende partij: Beneo-Orafti SA

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Rechtbank van eerste aanleg te Brussel — Uitlegging van artikel 9 van verordening (EG) nr. 493/2006 van de Commissie van 27 maart 2006 inzake overgangsmaatregelen in het kader van de hervorming van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, en tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 1265/2001 en (EG) nr. 314/2002 (PB L 89, blz. 11) — Uitlegging van artikel 3 van verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad van 20 februari 2006 tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 58, blz. 42) — Uitlegging van de artikelen 26 en 27 van verordening (EG) nr. 968/2006 van de Commissie van 27 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen voor verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap (PB L 176, blz. 32) — Aard en omvang van de aan een suikerproducerende onderneming toegekende overgangsquota — Verenigbaarheid met de regeling van de Unie van de toekenning van een overgangsquotum aan een onderneming die voor het verkoopseizoen 2006/2007 herstructureringssteun heeft ontvangen — Berekening van het terug te vorderen bedrag en van de sanctie bij niet-naleving van de in het kader van het herstructureringsplan aangegane verbintenissen

Dictum

1)

Artikel 3, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad van 20 februari 2006 tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, moet aldus worden uitgelegd dat het daarin vermelde begrip „quotum” ook de overgangsquota omvat zoals bedoeld in artikel 9 van verordening (EG) nr. 493/2006 van de Commissie van 27 maart 2006 inzake overgangsmaatregelen in het kader van de hervorming van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, en tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 1265/2001 en (EG) nr. 314/2002.

2)

Artikel 3, lid 1, sub b, van verordening nr. 320/2006 moet aldus worden uitgelegd dat, in omstandigheden als die van het hoofdgeding, de in deze bepaling bedoelde verbintenis om af te zien van het quotum voor de productie van suiker, isoglucose en inulinestroop dat aan een onderneming is toegekend en door haar aan een of meer van haar fabrieken is toegewezen, in werking treedt op het tijdstip waarop de onderneming die deze verbintenis aangaat, gelet op de informatie die haar wordt meegedeeld of wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, als normaal zorgvuldige onderneming ervan op de hoogte kan zijn dat volgens de bevoegde autoriteiten is voldaan aan de in artikel 5, lid 2, van deze verordening vastgestelde voorwaarden voor de toekenning van de herstructureringssteun.

3)

De artikelen 26, lid 1, en 27 van verordening (EG) nr. 968/2006 van de Commissie van 27 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen voor verordening nr. 320/2006, en artikel 15 van verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, moeten aldus worden uitgelegd dat een productie als die van het hoofdgeding aanleiding kan geven tot terugvordering van de steun, oplegging van een sanctie en inning van een overschotheffing, als bedoeld in die respectieve bepalingen, indien zij indruist tegen de in artikel 3, lid 1, sub b, van verordening nr. 320/2006 bedoelde verbintenis om af te zien van het quotum voor de productie van suiker, isoglucose en inulinestroop dat aan een onderneming is toegekend en door haar aan een of meer van haar fabrieken is toegewezen. Wat de in artikel 27, lid 3, van verordening nr. 968/2006 vastgestelde sanctie betreft, staat het aan de verwijzende rechter om na te gaan of de niet-nakoming, gelet op alle omstandigheden van de zaak, kan worden aangemerkt als opzettelijk of kan worden beschouwd als het gevolg van grove nalatigheid. Het beginsel ne bis in idem, het evenredigheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een cumulatieve toepassing van deze maatregelen.

4)

Artikel 26, lid 1, van verordening nr. 968/2006 moet aldus worden uitgelegd dat indien een onderneming in omstandigheden als die van het hoofdgeding wel haar verbintenis om de productie-installaties van de betrokken fabrieken gedeeltelijk te ontmantelen is nagekomen, maar niet haar in artikel 3, lid 1, sub b, van verordening nr. 320/2006 bedoelde verbintenis om af te zien van het quotum voor de productie van suiker, isoglucose en inulinestroop dat haar is toegekend en door haar aan een of meer van haar fabrieken is toegewezen, het bedrag van de terug te vorderen steun overeenkomt met het deel van de steun dat is toegekend voor de niet-nagekomen verbintenis. Dat deel van de steun moet worden bepaald op basis van de in artikel 3, lid 5, van verordening nr. 320/2006 vastgestelde bedragen.


(1)  PB C 161 van 19.6.2010.


Top