Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CA0163

    Zaak C-163/21: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 10 november 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Mercantil n° 7 de Barcelona — Spanje) — AD e.a. / PACCAR Inc, DAF TRUCKS NV, DAF Trucks Deutschland GmbH [Prejudiciële verwijzing – Mededinging – Herstel van de schade veroorzaakt door een door artikel 101, lid 1, VWEU verboden praktijk – Heimelijke afspraken met betrekking tot prijsstelling en brutoprijsverhogingen van vrachtwagens in de Europese Economische Ruimte (EER) – Richtlijn 2014/104/EU – Regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie – Artikel 22, lid 2 – Toepasselijkheid ratione temporis – Artikel 5, lid 1, eerste alinea – Begrip “relevant bewijsmateriaal waarover de verweerder of een derde zeggenschap heeft” – Artikel 5, lid 2 – Toegang tot specifieke bewijsstukken of relevante categorieën bewijsmateriaal op basis van de redelijkerwijs beschikbare feiten – Artikel 5, lid 3 – Beoordeling of het verzoek tot het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal evenredig is – Afweging van de rechtmatige belangen van de partijen en van derden – Omvang van de verplichtingen die voortvloeien uit deze bepalingen]

    PB C 7 van 9.1.2023, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.1.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 7/5


    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 10 november 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Mercantil no 7 de Barcelona — Spanje) — AD e.a. / PACCAR Inc, DAF TRUCKS NV, DAF Trucks Deutschland GmbH

    (Zaak C-163/21) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Mededinging - Herstel van de schade veroorzaakt door een door artikel 101, lid 1, VWEU verboden praktijk - Heimelijke afspraken met betrekking tot prijsstelling en brutoprijsverhogingen van vrachtwagens in de Europese Economische Ruimte (EER) - Richtlijn 2014/104/EU - Regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie - Artikel 22, lid 2 - Toepasselijkheid ratione temporis - Artikel 5, lid 1, eerste alinea - Begrip “relevant bewijsmateriaal waarover de verweerder of een derde zeggenschap heeft” - Artikel 5, lid 2 - Toegang tot specifieke bewijsstukken of relevante categorieën bewijsmateriaal op basis van de redelijkerwijs beschikbare feiten - Artikel 5, lid 3 - Beoordeling of het verzoek tot het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal evenredig is - Afweging van de rechtmatige belangen van de partijen en van derden - Omvang van de verplichtingen die voortvloeien uit deze bepalingen)

    (2023/C 7/06)

    Procestaal: Spaans

    Verwijzende rechter

    Juzgado Mercantil no 7 de Barcelona

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: AD e.a.

    Verwerende partijen: PACCAR Inc, DAF TRUCKS NV, DAF Trucks Deutschland GmbH

    Dictum

    Artikel 5, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie

    moet aldus worden uitgelegd dat:

    de daarin vervatte vermelding van bewijsmateriaal waarover de verweerder of een derde zeggenschap heeft, ook betrekking heeft op bewijsmateriaal dat de partij tot wie het verzoek tot het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal is gericht, ex novo zou moeten vervaardigen door informatie, kennis of gegevens waarover zij beschikt, te compileren of te rubriceren, waarbij artikel 5, leden 2 en 3, van deze richtlijn strikt moeten worden geëerbiedigd, op grond waarvan de nationale rechterlijke instanties waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, verplicht zijn het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal te beperken tot hetgeen relevant, evenredig en noodzakelijk is, rekening houdend met de rechtmatige belangen en de grondrechten van deze partij.


    (1)  PB C 252 van 28.6.2021.


    Top