This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019TN0691
Case T-691/19: Action brought on 8 October 2019 – Hill & Smith Holdings and Hill & Smith Overseas v Commission
Zaak T-691/19: Beroep ingesteld op 8 oktober 2019 – Hill & Smith Holdings en Hill & Smith Overseas/Commissie
Zaak T-691/19: Beroep ingesteld op 8 oktober 2019 – Hill & Smith Holdings en Hill & Smith Overseas/Commissie
PB C 432 van 23.12.2019, p. 61–62
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
23.12.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 432/61 |
Beroep ingesteld op 8 oktober 2019 – Hill & Smith Holdings en Hill & Smith Overseas/Commissie
(Zaak T-691/19)
(2019/C 432/73)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Hill & Smith Holdings plc (Solihull, Verenigd Koninkrijk) en Hill & Smith Overseas Ltd (Solihull) (vertegenwoordigers: J. Lesar, Solicitor, en K. Beal QC)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
besluit C(2019) 2526 final van de Commissie van 2 april 2019 betreffende steunmaatregel SA.44896 van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot een CFC-vrijstelling inzake groepsfinanciering nietig verklaren; |
— |
de verwerende partij verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen tien middelen aan.
1. |
Eerste middel: de Commissie heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast en/of een kennelijke beoordelingsfout gemaakt bij de keuze van het referentiesysteem voor de analyse van de belastingregeling. De Commissie had het vennootschapsbelastingstelsel van het Verenigd Koninkrijk als referentiesysteem moeten nemen, niet het stelsel van de gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (Controlled Foreign Companies, CFC’s) zelf. |
2. |
Tweede middel: de Commissie heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast en/of heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door een onjuiste benadering van de analyse van het CFC-stelsel. In de overwegingen 124 tot en met 126 van het bestreden besluit heeft de Commissie de bepalingen van hoofdstuk 9 van deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 [belastingwet (internationale en andere bepalingen) van 2010] behandeld als een soort afwijking van een algemene belasting als vastgesteld in hoofdstuk 5 van die wet. |
3. |
Derde middel: de Commissie heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast door in de overwegingen 127 tot en met 151 van het bestreden besluit vast te stellen dat aan het selectiviteitscriterium is voldaan doordat ondernemingen in feitelijk en juridisch vergelijkbare situaties verschillend zijn behandeld. |
4. |
Vierde middel: de „volledige” vrijstelling waarin section 371IB van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 voorziet, wordt gerechtvaardigd door de aard en de algemene opzet van het belastingstelsel. |
5. |
Vijfde middel: de vrijstelling van 75 % waarin section 371ID van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 voorziet, wordt gerechtvaardigd door de aard en de algemene opzet van het belastingstelsel. |
6. |
Zesde middel: het onderwerpen aan belasting van CFC’s die als categorie voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstellingen van hoofdstuk 9 zou in strijd met artikel 49 VWEU inbreuk maken op verzoeksters’ vrijheid van vestiging. |
7. |
Zevende middel: kennelijke beoordelingsfout met betrekking tot de vrijstelling van 75 % en de kwestie van de vaste verhouding. |
8. |
Achtste middel: het besluit van de Commissie is in strijd met het algemene beginsel van non-discriminatie of gelijkheid van EU-recht. |
9. |
Negende middel: de Commissie heeft de bepalingen van richtlijn (EU) 2016/1164 (1) van de Raad tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt, die ratione temporis niet van toepassing was, ten onrechte naar analogie toegepast of er zich ten onrechte op beroepen. |
10. |
Tiende middel: de Commissie heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast door in overweging 176 van het bestreden besluit vast te stellen dat er sprake is van een categorie begunstigden (waaronder verzoeksters) en dat zij (de verzoeksters) steun hebben ontvangen die op grond van artikel 2, lid 1, van het bestreden besluit moest worden teruggevorderd. |
(1) Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PB 2016, L 193, blz. 1).