EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0799

Zaak C-799/19: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 25 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Košice I — Slowakije) — NI, OJ, PK / Sociálna poisťovňa (Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Richtlijn 2008/94/EG – Artikelen 2 en 3 – Bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever – Begrippen “onvervulde aanspraken van de werknemers” en “insolventie van de werkgever” – Arbeidsongeval – Overlijden van de werknemer – Vergoeding van de immateriële schade – Inning van de schuldvordering bij de werkgever – Onmogelijkheid – Waarborgfonds)

PB C 35 van 1.2.2021, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 35/17


Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 25 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Košice I — Slowakije) — NI, OJ, PK / Sociálna poisťovňa

(Zaak C-799/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Richtlijn 2008/94/EG - Artikelen 2 en 3 - Bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever - Begrippen “onvervulde aanspraken van de werknemers” en “insolventie van de werkgever” - Arbeidsongeval - Overlijden van de werknemer - Vergoeding van de immateriële schade - Inning van de schuldvordering bij de werkgever - Onmogelijkheid - Waarborgfonds)

(2021/C 35/22)

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Okresný súd Košice I

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: NI, OJ, PK

Verwerende partij: Sociálna poisťovňa

Dictum

1)

Artikel 2, lid 1, van richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever moet aldus worden uitgelegd dat een werkgever niet kan worden geacht in “staat van insolventie” te verkeren wanneer jegens deze werkgever is verzocht om inleiding van een executieprocedure voor een in rechte erkende aanspraak op schadevergoeding, maar de schuldvordering in het kader van de executieprocedure oninbaar is verklaard wegens de feitelijke staat van insolventie van die werkgever. Het staat echter aan de verwijzende rechter om na te gaan of de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 4, van deze richtlijn heeft besloten om de in deze richtlijn bedoelde bescherming van de werknemers uit te breiden tot een dergelijk geval van insolventie, dat is vastgesteld door middel van andere in de nationale wetgeving neergelegde procedures, die verschillen van de in artikel 2, lid 1, genoemde procedures.

2)

Artikel 1, lid 1, en artikel 3 van richtlijn 2008/94 moeten aldus worden uitgelegd dat een vergoeding die door een werkgever aan nabestaanden verschuldigd is voor de immateriële schade zij hebben geleden als gevolg van het overlijden van een werknemer na een arbeidsongeval, slechts kan worden beschouwd als een “uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voortvloeiende aanspraak van werknemers” in de zin van artikel 1, lid 1, van deze richtlijn wanneer die vergoeding valt onder het begrip “bezoldiging” zoals omschreven in het nationale recht, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan.


(1)  PB C 19 van 20.1.2020.


Top