Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0325

    Gevoegde zaken C-325/18 en C-375/18 PPU: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 september 2018 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal — Ierland) — Hampshire County Council / C.E., N.E. [Prejudiciële verwijzing — Prejudiciële spoedprocedure — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid — Internationale ontvoering van kinderen — Verordening (EG) nr. 2201/2003 — Artikel 11 — Verzoek om terugkeer — Verdrag van ’s-Gravenhage van 25 oktober 1980 — Verzoek om uitvoerbaarverklaring — Beroep — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 47 — Recht op een doeltreffende voorziening in rechte — Termijn voor het instellen van een rechtsmiddel — Uitvoerbaarverklaring — Tenuitvoerlegging vóór de betekening ervan]

    PB C 408 van 12.11.2018, p. 32–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.11.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 408/32


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 september 2018 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal — Ierland) — Hampshire County Council / C.E., N.E.

    (Gevoegde zaken C-325/18 en C-375/18 PPU) (1)

    ([Prejudiciële verwijzing - Prejudiciële spoedprocedure - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid - Internationale ontvoering van kinderen - Verordening (EG) nr. 2201/2003 - Artikel 11 - Verzoek om terugkeer - Verdrag van ’s-Gravenhage van 25 oktober 1980 - Verzoek om uitvoerbaarverklaring - Beroep - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 47 - Recht op een doeltreffende voorziening in rechte - Termijn voor het instellen van een rechtsmiddel - Uitvoerbaarverklaring - Tenuitvoerlegging vóór de betekening ervan])

    (2018/C 408/42)

    Procestaal: Engels

    Verwijzende rechter

    Court of Appeal

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Hampshire County Council

    Verwerende partijen: C.E., N.E.

    in tegenwoordigheid van: Child and Family Agency, Attorney General

    Dictum

    1)

    De algemene bepalingen van hoofdstuk III van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000, moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer wordt gesteld dat kinderen ongeoorloofd zijn overgebracht, de beslissing van een gerecht van de lidstaat waarin de kinderen hun gewone verblijfplaats hadden, waarbij de terugkeer van deze kinderen wordt bevolen en die volgt op een beslissing inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, overeenkomstig die algemene bepalingen uitvoerbaar kan worden verklaard in de gastlidstaat.

    2)

    Artikel 33, lid 1, van verordening nr. 2201/2003, gelezen in het licht van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het zich in een situatie als die in het hoofdgeding verzet tegen de tenuitvoerlegging van een beslissing van een gerecht van een lidstaat waarbij de uithuisplaatsing en de terugkeer van kinderen worden bevolen en die in de aangezochte lidstaat uitvoerbaar is verklaard, voordat de verklaring van uitvoerbaarheid van die beslissing aan de betrokken ouders is betekend. Artikel 33, lid 5, van verordening nr. 2201/2003 moet in die zin worden uitgelegd dat de in deze bepaling gestelde termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel niet kan worden verlengd door de aangezochte rechter.

    3)

    Verordening nr. 2201/2003 moet aldus worden uitgelegd dat zij zich er in een situatie als die van het hoofdgeding niet tegen verzet dat een gerecht van een lidstaat bewarende maatregelen treft in de vorm van een bevel jegens een overheidsinstantie van een andere lidstaat waarbij het deze instantie wordt verboden om bij de gerechten van die andere lidstaat een procedure inzake de adoptie van aldaar verblijvende kinderen in te leiden of voort te zetten.


    (1)  PB C 249 van 16.7.2018

    PB C 268 van 30.7.2018.


    Top