Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0384

    Zaak C-384/17: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 4 oktober 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság — Hongarije) — Dooel Uvoz-Izvoz Skopje Link Logistik N&N / Budapest Rendőrfőkapitánya (Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de wetgevingen — Vervoer over de weg — Fiscale bepalingen — Richtlijn 1999/62/EG — In rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen — Tolgeld — Verplichting voor de lidstaten om doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties vast te stellen — Forfaitaire geldboete — Evenredigheidsbeginsel — Rechtstreekse toepasselijkheid van de richtlijn)

    PB C 436 van 3.12.2018, p. 12–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    3.12.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 436/12


    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 4 oktober 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság — Hongarije) — Dooel Uvoz-Izvoz Skopje Link Logistik N&N / Budapest Rendőrfőkapitánya

    (Zaak C-384/17) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Harmonisatie van de wetgevingen - Vervoer over de weg - Fiscale bepalingen - Richtlijn 1999/62/EG - In rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen - Tolgeld - Verplichting voor de lidstaten om doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties vast te stellen - Forfaitaire geldboete - Evenredigheidsbeginsel - Rechtstreekse toepasselijkheid van de richtlijn))

    (2018/C 436/14)

    Procestaal: Hongaars

    Verwijzende rechter

    Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Dooel Uvoz-Izvoz Skopje Link Logistik N&N

    Verwerende partij: Budapest Rendőrfőkapitánya

    Dictum

    Het evenredigheidsvereiste dat is neergelegd in artikel 9 bis van richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011, kan niet worden geacht rechtstreekse werking te hebben.

    De nationale rechter moet op grond van zijn verplichting om alle algemene of bijzondere maatregelen te treffen die geschikt zijn om de uitvoering van die bepaling te verzekeren, het nationale recht in overeenstemming met die bepaling uitleggen of, indien een dergelijke uitlegging niet mogelijk is, een nationale bepaling buiten toepassing laten indien de toepassing daarvan in de omstandigheden van het geval zou leiden tot een met het Unierecht strijdig resultaat.


    (1)  PB C 318 van 25.9.2017.


    Top