EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0108

Zaak T-108/15: Beroep ingesteld op 27 februari 2015 — Bundesverband Glasindustrie e.a./Commissie

PB C 138 van 27.4.2015, p. 63–64 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 138/63


Beroep ingesteld op 27 februari 2015 — Bundesverband Glasindustrie e.a./Commissie

(Zaak T-108/15)

(2015/C 138/82)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Bundesverband Glasindustrie (Düsseldorf, Duitsland), Gerresheimer Lohr GmbH (Lohr, Duitsland), Gerresheimer Tettau GmbH (Tettau, Duitsland), Noelle + von Campe Glashütte GmbH (Boffzen, Duitsland), Odenwald Faserplattenwerk GmbH (Amorbach, Duitsland), O-I Glasspack GmbH & Co. KG (Düsseldorf), Pilkington Deutschland AG (Gelsenkirchen, Duitsland), Schott AG (Mainz, Duitsland), SGD Kipfenberg GmbH (Kipfenberg, Duitsland), Thüringer Behälterglas GmbH Schleusingen (Schleusingen, Duitsland), Neue Glaswerke Großbreitenbach GmbH & Co. KG (Großbreitenbach, Duitsland), HNG Global GmbH (Gardelegen, Duitsland) (vertegenwoordigers: U. Soltész en C. von Köckritz, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van de artikelen 1 en 3, lid 1, van het besluit van de Europese Commissie van 25 november 2014, staatssteundossier nr. SA.33995 (2013/C) (ex NN 2013/NN), C(2014) 8786 final, betreffende de bevordering van de elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en verlaging van de EEG-heffing voor energie-intensieve ondernemingen, voor zover daarin wordt vastgesteld dat

(i)

de bevordering van de elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op grond van het Duitse Gesetz für den Vorrang erneuerbarer Energien (wet hernieuwbare energiebronnen in de geamendeerde versie die van kracht is sinds 1 januari 2012; hierna: „EEG 2012”) met inbegrip van het bijbehorende financieringsmechanisme, en

(ii)

de in 2013 en 2014 op grond van de § § 40 e.v. EEG 2012 toegekende steun die bestaat in de verlaging van de EEG-heffing voor energie-intensieve ondernemingen (Besondere Ausgleichsregelung; hierna: „bijzondere compensatieregeling”), onrechtmatige, in strijd met artikel 108, lid 3, VWEU uitgevoerde staatssteunmaatregelen vormen als bedoeld in artikel 107, lid 1, VWEU;

nietigverklaring van artikel 2, artikel 3, lid 2, artikel 6, artikel 7 en artikel 8 van het bestreden besluit, voor zover daarin de onverenigbaarheid van de bijzondere compensatieregeling met de interne markt wordt vastgesteld en de terugvordering van de steun wordt gelast;

verwijzing van de Commissie in de kosten van verzoeksters.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zeven middelen aan.

1.

De bijzondere compensatieregeling behelst geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU omdat geen sprake is van enige begunstiging. De Commissie gaat ten onrechte ervan uit dat de bijzondere compensatieregeling energie-intensieve ondernemingen een voordeel toekent dat uit het oogpunt van de staatssteunregels relevant is.

2.

Het stelsel van de EEG-heffing en de bijzondere compensatieregeling houden geen staatssteun in omdat zij niet met staatsmiddelen worden bekostigd. De regeling drukt uitsluitend op particuliere middelen. Het bestreden besluit is onverenigbaar met de rechtspraak van het Hof van Justitie, met name in de zaak PreussenElektra.

3.

De Commissie heeft in haar motivering ten onrechte overwogen dat de bijzondere compensatieregeling selectief is. Er is nochtans geen sprake van een afwijking van het relevante referentiekader. In elk geval wordt de bijzondere compensatiegereling gerechtvaardigd door de aard en de opzet van het EEG 2012.

4.

De Commissie heeft het recht onjuist toegepast doordat zij de vraag of de bijzondere compensatieregeling kon worden goedgekeurd, uitsluitend heeft beoordeeld aan de hand van de nieuwe richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020.

5.

Mocht de Commissie zich op het standpunt stellen dat de bijzondere compensatieregeling een steunmaatregel vormt die niet voor goedkeuring in aanmerking komt, dan is in ieder geval de terugvordering ontoelaatbaar aangezien het om „bestaande steun” gaat.

6.

Daarenboven is de terugvordering uitgesloten omdat de bescherming van het gewettigd vertrouwen daaraan in de weg staat. Met name heeft de Commissie in een eerder besluit vastgesteld dat het EEG-stelsel geen steunmaatregelen bevat.

7.

Overigens zou de tenuitvoerlegging van een bevel tot terugvordering onmogelijk zijn wat de bijzondere compensatieregeling betreft.


Top