Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0595

    Zaak C-595/14: Beroep ingesteld op 19 december 2014 — Europees Parlement/Raad van de Europese Unie

    PB C 138 van 27.4.2015, p. 26–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    27.4.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 138/26


    Beroep ingesteld op 19 december 2014 — Europees Parlement/Raad van de Europese Unie

    (Zaak C-595/14)

    (2015/C 138/36)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: F. Drexler, A. Caiola, en M. Pencheva, gemachtigden)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    nietigverklaring van uitvoeringsbesluit 2014/688/EU van de Raad van 25 september 2014 betreffende het onderwerpen van 4-jood-2,5-dimethoxy-N-(2-methoxybenzyl)fenethylamine (25I-NBOMe), 3,4-dichloor-N-[[1-(dimethylamino)cyclohexyl]methyl]benzamide (AH-7921), 3,4-methyleendioxypyrovaleron (MDPV) en 2-(3-methoxyfenyl)-2-(ethylamino)cyclohexanon (methoxetamine) aan controlemaatregelen (1);

    handhaving van de gevolgen van uitvoeringsbesluit 2014/688/EU van de Raad tot het moment waarop het besluit wordt vervangen door een nieuwe handeling die op correcte wijze is vastgesteld;

    verwijzing van de verwerende partij in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van zijn beroep op grond van artikel 263 VWEU voert het Europees Parlement twee middelen aan.

    Eerste middel: het gebruik door de Raad van een rechtsgrondslag die met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is ingetrokken, en, subsidiair, van een afgeleide rechtsgrondslag die, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof, als zodanig onwettig is.

    Tweede middel: het gebruik door de Raad van een besluitvormingsprocedure voor het vaststellen van besluit 2014/688/EU die juridisch niet juist is. Het Parlement werd niet betrokken bij de procedure die heeft geleid tot vaststelling van het bestreden besluit. Daarom leidt het Parlement hieruit af dat sprake is van schending van de Verdragen en van wezenlijke vormvoorschriften.

    Voor het geval het Hof het bestreden besluit nietig mocht verklaren, is het Parlement van mening dat het gepast zou zijn dat het Hof overeenkomstig artikel 264, tweede alinea, VWEU de gevolgen van het bestreden besluit zou handhaven tot het moment waarop het besluit wordt vervangen door een nieuwe handeling die op correcte wijze is vastgesteld.


    (1)  PB L 287, blz. 22.


    Top