Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CA0111

Zaak C-111/14: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 23 april 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven administrativen sad — Bulgarije) — GST — Sarviz AG Germania/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” Plovdiv pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite (Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde — Richtlijn 2006/112/EG — Beginsel van fiscale neutraliteit — Tot voldoening van de btw gehouden persoon — Onjuiste berekening van de btw door de ontvanger — Onderwerping van de dienstverrichter aan de btw — Weigering van de teruggaaf van de btw aan de dienstverrichter)

PB C 205 van 22.6.2015, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 205/10


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 23 april 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven administrativen sad — Bulgarije) — GST — Sarviz AG Germania/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” Plovdiv pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite

(Zaak C-111/14) (1)

((Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde - Richtlijn 2006/112/EG - Beginsel van fiscale neutraliteit - Tot voldoening van de btw gehouden persoon - Onjuiste berekening van de btw door de ontvanger - Onderwerping van de dienstverrichter aan de btw - Weigering van de teruggaaf van de btw aan de dienstverrichter))

(2015/C 205/13)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Varhoven administrativen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: GST — Sarviz AG Germania

Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” Plovdiv pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite

Dictum

1)

Artikel 193 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/88/EU van de Raad van 7 december 2010, moet aldus worden uitgelegd dat de belasting over de toegevoegde waarde uitsluitend verschuldigd is door de belastingplichtige die een dienst verricht, wanneer die dienst is verricht vanuit een vaste inrichting in de lidstaat waar die belasting verschuldigd is.

2)

Artikel 194 van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/88, moet aldus worden uitgelegd dat de belastingdienst van een lidstaat de ontvanger van diensten die vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter zijn verricht, niet als de tot voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde gehouden persoon kan aanmerken wanneer zowel de verrichter als de ontvanger van die diensten op het grondgebied van eenzelfde lidstaat is gevestigd, ook al heeft die ontvanger die belasting reeds voldaan op basis van de onjuiste veronderstelling dat de dienstverrichter niet over een vaste inrichting in die staat beschikte.

3)

Het beginsel van neutraliteit van de belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale bepaling op grond waarvan de belastingdienst de dienstverrichter de teruggaaf van de door hem betaalde belasting over de toegevoegde waarde kan weigeren terwijl de ontvanger van die diensten, die deze belasting over die diensten eveneens heeft betaald, het recht op aftrek van die belasting is ontzegd op grond dat hij niet over het overeenkomstige belastingdocument beschikte, en belastingdocumenten volgens het nationale recht niet meer mogen worden aangepast wanneer een definitieve navorderingsaanslag is vastgesteld.


(1)  PB C 142 van 12.5.2014.


Top