Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0585

    Zaak C-585/13 P: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 5 maart 2015 — Europäisch-Iranische Handelsbank AG/Raad van de Europese Unie, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Europese Commissie (Hogere voorziening — Beperkende maatregelen ten aanzien van de Islamitische Republiek Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie — Bevriezing van tegoeden — Beperking van overdrachten van tegoeden — Hulp aan op een lijst geplaatste entiteiten om beperkende maatregelen te ontwijken of te overtreden)

    PB C 138 van 27.4.2015, p. 15–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    27.4.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 138/15


    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 5 maart 2015 — Europäisch-Iranische Handelsbank AG/Raad van de Europese Unie, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Europese Commissie

    (Zaak C-585/13 P) (1)

    ((Hogere voorziening - Beperkende maatregelen ten aanzien van de Islamitische Republiek Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie - Bevriezing van tegoeden - Beperking van overdrachten van tegoeden - Hulp aan op een lijst geplaatste entiteiten om beperkende maatregelen te ontwijken of te overtreden))

    (2015/C 138/19)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirante: Europäisch-Iranische Handelsbank AG (vertegenwoordigers: S. Jeffrey, S. Ashley en A. Irvine, solicitors, H. Hohmann, Rechtsanwalt, D. Wyatt, QC, en R. Blakeley, barrister)

    Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: F. Naert en M. Bishop, gemachtigden), Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: V. Kaye, gemachtigde, bijgestaan door R. Palmer, barrister), Europese Commissie

    Dictum

    1)

    De hogere voorziening wordt afgewezen.

    2)

    Europäisch-Iranische Handelsbank AG wordt verwezen in haar eigen kosten alsmede in die van de Raad van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.


    (1)  PB C 15 van 18.1.2014.


    Top