Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018XC0424(01)

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 21 februari 2018 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39920 — Remsystemen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 925)

PB C 143 van 24.4.2018, pp. 4–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

24.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/4


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 21 februari 2018

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39920 — Remsystemen)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 925)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2018/C 143/04)

Op 21 februari 2018 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Op 21 februari 2018 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake twee enkele en voortdurende inbreuken op artikel 101 van het Verdrag en op artikel 53 van de EER-overeenkomst. De inbreuken hadden betrekking op de uitwisseling van gevoelige bedrijfsinformatie met het doel om de onzekerheid op mededingingsvlak te verminderen op het gebied van de verkoop van onderdelen van hydraulische remsystemen en elektronische remsystemen voor personenauto’s aan een aantal autofabrikanten in de EER.

(2)

Remsystemen zijn een essentieel onderdeel voor autofabrikanten. Hydraulische remsystemen bestaan uit een bedieningssysteem (rembekrachtiger/hoofdremcilinder) en een wielremsysteem (schijfrem met zadel of trommelrem en wielremcilinder). Elektronische remsystemen voorkomen dat auto’s slippen door middel van een elektronische stabiliteitsregeling tijdens het remmen (ABS) of onder alle rijomstandigheden (ESC).

(3)

Dit besluit is gericht aan TRW (2), Bosch (3) en Continental (4) (hierna „de partijen” genoemd).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(4)

In juli 2011 diende TRW een verzoek tot immuniteit in op grond van de clementieregeling van 2006 met betrekking tot bilaterale contacten met Bosch inzake de verkoop van remsystemen voor personenauto’s aan klant Daimler. In november 2011 heeft de Commissie inspecties in de bedrijfsruimten van Bosch uitgevoerd. Eveneens in november 2011 diende Bosch een clementieverzoek in met betrekking tot de verkoop van hydraulische remsystemen voor personenauto’s aan klant Daimler en maakte melding van haar bilaterale contacten met TRW en Continental ter zake. In september 2014 verrichtte de Commissie inspecties in de bedrijfsruimten van Continental. In december 2014 diende Continental een clementieverzoek in met betrekking tot de verkoop van hydraulische remsystemen voor personenauto’s aan klant Daimler en BMW en maakte melding van haar bilaterale contacten met zowel TRW als Bosch in dat verband. Continental maakte tevens melding van haar bilaterale contacten met Bosch met betrekking tot de verkoop van elektronische remsystemen voor personenauto’s aan klant VW.

(5)

Op 22 september 2016 heeft de Commissie de procedure ingeleid met de intentie om schikkingsgesprekken met de partijen te voeren. Tijdens deze gesprekken, die tussen oktober 2016 en september 2017 plaatsvonden, reageerden alle partijen op de voorgenomen bezwaren en de aan hen verstrekte bewijsstukken. Vervolgens hebben de partijen hun formeel verzoek tot schikking bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (5).

(6)

Op 4 december 2017 heeft de Commissie de mededeling van punten van bezwaar aangenomen. Alle partijen bevestigden eenduidig dat de mededeling van punten van bezwaar in overeenstemming was met de inhoud van de door hen ingediende verklaringen met het oog op een schikking, en dat zij daarom nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen.

(7)

Op 19 februari 2018 werd het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities geraadpleegd. Op 20 februari 2018 stelde de raadadviseur-auditeur zijn eindverslag op.

2.2.   Samenvatting van de inbreuken

(8)

De twee afzonderlijke inbreuken betreffen de levering van componenten van remsystemen of remsystemen voor personenauto’s in de EER. De draagwijdte van de inbreuken is als volgt:

Inbreuk I

:

Coördinatie tussen TRW, Bosch en Continental inzake levering van componenten van hydraulische remsystemen aan klanten Daimler (merk Mercedes) en BMW (merk BMW).

Inbreuk II

:

Coördinatie tussen Continental en Bosch inzake levering van elektronische remsystemen aan klant VW voor het MLB evo-platform.

2.2.1.   Inbreuk I

(9)

Inbreuk I bestond uit contacten tussen de drie leveranciers voor de automobielindustrie TRW, Bosch en Continental betreffende de verkoop in de EER van hydraulische onderdelen van het remsysteem (rembekrachtiger/hoofdremcilinder, schijfrem met zadel of trommelrem en wielremcilinder) exclusief remschijven („HBS”) voor personenauto’s aan klanten Daimler (merk Mercedes-Benz) en BMW (merk BMW).

(10)

Het heimelijk gedrag bestond uit de bilaterale uitwisseling van concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie tussen de drie leveranciers. Met het oog op coördinatie van hun marktgedrag ten aanzien van Daimler en BMW hebben de deelnemers informatie uitgewisseld over hun bereidheid tot het aanvaarden van respectievelijk de clausules voor het driejarenbeleid van Daimler en het vierjarenbeleid van BMW (6), en de inkoopvoorwaarden van Daimler en BMW besproken. De uitwisselingen over Daimler hadden tevens betrekking op de vergoeding voor de kosten van grondstoffen, op kostentransparantie en op volumeverminderingen.

2.2.2.   Inbreuk II

(11)

Inbreuk II bestond uit bilaterale heimelijke uitwisseling tussen Continental en Bosch betreffende de verkoop in de EER van elektronische remsystemen (EBS) voor personenauto’s voor het MLB evo-platform (7) van klant VW.

(12)

Naar aanleiding van prijsaanvragen voor het MLB evo-platform bespraken de partijen hun belangstelling voor de opdracht, overlegden over hun plannen en wisselden informatie uit over hun respectieve voorstellen.

2.3.   Duur

(13)

De duur van de deelname van elke partij aan de inbreuken was als volgt:

Tabel 1

Inbreuk

Onderneming

Toepassingsgebied: verkoop van

Begin

Einde

I

TRW,

Bosch

HBS

(aan Daimler

aan BMW)

13.2.2007

29.6.2010

18.3.2011

18.3.2011

Continental

HBS

(aan Daimler

aan BMW)

13.2.2007

29.6.2010

19.3.2010

18.3.2011

II

Continental,

Bosch

EBS

(aan VW voor het MLB evo-platform)

29.9.2010

7.7.2011

3.   ADRESSATEN

3.1.1.   TRW

(14)

De aansprakelijkheid voor de inbreuk wordt als volgt aan TRW toegeschreven:

voor inbreuk I, hoofdelijk aan ZF TRW Automotive Holdings Corp., TRW KFZ Ausrüstung GmbH en Lucas Automotive GmbH voor de periode van 13 februari 2007 tot 18 maart 2011.

3.1.2.   Bosch

(15)

De aansprakelijkheid voor de inbreuken wordt als volgt aan Bosch toegeschreven:

voor inbreuk I, aan Robert Bosch GmbH voor de periode van 13 februari 2007 tot 18 maart 2011;

voor inbreuk II, aan Robert Bosch GmbH voor de periode van 29 september 2010 tot 7 juli 2011.

3.1.3.   Continental

(16)

De aansprakelijkheid voor de inbreuken wordt als volgt aan Continental toegeschreven:

voor inbreuk I, hoofdelijk aan Continental AG, Continental Teves AG & Co. oHG en Continental Automotive GmbH voor de periode van 13 februari 2007 tot 18 maart 2011;

voor inbreuk II, hoofdelijk aan Continental AG and Continental Teves AG & Co. oHG voor de periode van 29 september 2010 tot 7 juli 2011.

4.   SANCTIES

(17)

In het besluit worden de richtsnoeren boetetoemeting uit 2006 toegepast (8).

4.1.   Basisbedrag van de boete

(18)

Bij inbreuk I wordt de verkoopwaarde berekend op basis van de gemiddelde verkoop van HBS in de EER aan Daimler en BMW in de (volledige) jaren waarin aan de inbreuk werd deelgenomen.

(19)

Bij inbreuk II wordt de verkoopwaarde berekend op basis van de gemiddelde verkoop van EBS in de EER aan VW in de jaren waarin aan de inbreuk werd deelgenomen. Omdat de verkopen van Continental in deze periode feitelijk te verwaarlozen waren, is voor deze onderneming een fictieve waarde van de verkoop berekend als een graadmeter voor de relatieve omvang van en verantwoordelijkheid voor haar aandeel in de inbreuk, op basis van de wereldwijde omzet van de deelnemers in verhouding tot de betrokken verkoop van Bosch.

(20)

Gelet op de aard van de inbreuken en de geografische omvang ervan werd het percentage voor het variabele bedrag van de geldboetes en het additionele bedrag („entry fee”) vastgesteld op 16 % van de waarde van de verkopen voor de inbreuken.

(21)

Het variabele bedrag werd vermenigvuldigd met het aantal jaren of met het gedeelte van het respectieve jaar dat elk van de afzonderlijke partijen bij de inbreuk betrokken was. De verhoging voor de duur werd berekend op basis van dagen.

4.1.1.   Aanpassingen van het basisbedrag

(22)

In deze zaak was er geen sprake van verzwarende of verzachtende omstandigheden, behalve een verzwarende factor van 50 % voor Continental vanwege recidive (eerder adressaat van de beschikking van de Commissie van 28 januari 2009 in zaak AT.39406 Olieslangen voor maritieme toepassingen).

(23)

Een afschrikkingsfactor van 1,2 wordt toegepast op Bosch en van 1,1 op Continental teneinde rekening te houden met de relatief grote omvang van deze ondernemingen.

4.2.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(24)

Geen van de berekende geldboetes is hoger dan 10 % van de totale omzet van de desbetreffende onderneming voor 2017.

4.3.   Toepassing van de clementieregeling

4.3.1.   Immuniteit tegen geldboetes

(25)

Met betrekking tot inbreuk I verstrekte TRW als eerste inlichtingen en bewijsmateriaal die aan de voorwaarden van punt 8, onder a), van de clementieregeling van 2006 voldeden. Daarom werd TRW immuniteit tegen geldboetes verleend voor inbreuk I.

(26)

Met betrekking tot inbreuk II verstrekte Continental als eerste inlichtingen en bewijsmateriaal die aan de voorwaarden van punt 8, onder b), van de clementieregeling van 2006 voldeden. Daarom werd Continental immuniteit tegen geldboetes verleend voor inbreuk II. Continental verstrekte tevens als eerste overtuigend bewijs in de zin van punt 25 van de clementieregeling van 2006 dat de Commissie in staat stelde de verkoop aan een klant op te nemen in inbreuk I. Overeenkomstig punt 26 van de clementieregeling van 2006 werd er geen rekening gehouden met de waarde van de verkoop aan deze klant bij het bepalen van de boete voor Continental voor inbreuk I.

(27)

Continental voldeed als tweede onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling met betrekking tot inbreuk I en kreeg daarom een boeteverlaging van 20 %.

(28)

Bosch was de eerste onderneming die voldeed aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling van 2006 met betrekking tot inbreuken I en II en kreeg daarom een boeteverlaging van 35 % voor inbreuk I en 30 % voor inbreuk II.

4.4.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(29)

Op grond van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures werd het bedrag van de aan elke partij opgelegde geldboetes met 10 % verlaagd. Die verlaging kwam bovenop hun clementiekorting.

5.   GELDBOETES DIE BIJ HET BESLUIT ZIJN OPGELEGD

(30)

De volgende boetes werden opgelegd overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003:

voor de enkele en voortdurende inbreuk I die duurde van 13 februari 2007 tot 18 maart 2011,

a)

aan ZF TRW Automotive Holdings Corp., TRW KFZ Ausrüstung GmbH en Lucas Automotive GmbH: hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

b)

aan Robert Bosch GmbH: 12 072 000 EUR;

c)

hoofdelijk aan Continental AG, Continental Teves AG & Co. oHG en Continental Automotive GmbH: 44 006 000 EUR;

voor de enkele en voortdurende inbreuk II die duurde van 29 september 2010 tot 7 juli 2011,

a)

aan Continental AG en Continental Teves AG & Co. oHG: hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

b)

aan Robert Bosch GmbH: 19 348 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  De betrokken rechtspersonen voor TRW zijn: ZF TRW Automotive Holdings Corp., TRW KFZ Ausrüstung GmbH en Lucas Automotive GmbH.

(3)  De betrokken rechtspersoon voor Bosch is: Robert Bosch GmbH.

(4)  De betrokken rechtspersonen voor Continental zijn: Continental AG, Continental Teves AG & Co. oHG en Continental Automotive GmbH.

(5)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(6)  In 2008 vroeg Daimler om prijsafspraken voor te leveren onderdelen na serieproductie. Leveranciers werd gevraagd om gedurende drie jaar na het einde van de productie onderdelen te leveren tegen dezelfde prijs als tijdens de fase van actieve serieproductie voor een bepaald voertuig, vandaar „driejarenbeleid” of „3JB”. Het „4JB” van BMW had een gelijksoortig verzoek aan de klant tot gevolg.

(7)  Dit platform wordt gebruikt voor het produceren van bepaalde Audi-modellen en van de Porsche Macan.

(8)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.


Top