Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024D1167

    Besluit (EU) 2024/1167 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 tot wijziging van Besluit (EU) 2017/1324 wat betreft voortzetting van de deelname van de Unie aan het partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het Prima-initiatief) in het kader van Horizon Europa

    PE/98/2023/REV/1

    PB L, 2024/1167, 19.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1167/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1167/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    L-serie


    2024/1167

    19.4.2024

    BESLUIT (EU) 2024/1167 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 11 april 2024

    tot wijziging van Besluit (EU) 2017/1324 wat betreft voortzetting van de deelname van de Unie aan het partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het Prima-initiatief) in het kader van Horizon Europa

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 185 en artikel 188, tweede alinea,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Besluit (EU) 2017/1324 van het Europees Parlement en de Raad (3) betreffende de deelname van de Unie aan een door verscheidene lidstaten gezamenlijk opgezet partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het Prima-initiatief) werd vastgesteld in het kader van Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) (Horizon 2020) voor de periode tot en met 31 december 2028.

    (2)

    Overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1324, worden de laatste oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het jaarlijkse werkprogramma van het Prima-initiatief in 2024 gedaan, en worden alle indirecte acties op het gebied van onderzoek en innovatie (O&I) uiterlijk in 2028 afgerond.

    (3)

    De lidstaten die aan het Prima-initiatief deelnemen, hebben verklaard voornemens te zijn hun gezamenlijk initiatief na 2024 voort te zetten, en hebben de Unie opgeroepen in hetzelfde institutionele kader van artikel 185 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te blijven deelnemen.

    (4)

    Het Prima-initiatief is een succesvol instrument voor het bevorderen van O&I, met name wat betreft de O&I-systemen van de deelnemende landen die van strategisch belang zijn voor de belangen van de Unie. In overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 18 mei 2021 over “de totaalaanpak voor onderzoek en innovatie — De strategie van Europa voor internationale samenwerking in een veranderende wereld”, en de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van 1 december 2021, getiteld “De Global Gateway”, heeft de Commissie zich ertoe verbonden de leidende rol van de Unie bij de ondersteuning van multilaterale O&I-partnerschappen te versterken om nieuwe oplossingen te vinden voor groene, digitale, gezondheids-, sociale en innovatie-uitdagingen, en heeft zij vastgesteld dat er dringend behoefte is aan projecten met een duurzaam en hoogwaardig ontwerp die op zodanige wijze worden uitgevoerd dat een hoog niveau van transparantie en hoge normen worden gewaarborgd.

    (5)

    In haar mededeling van 7 juni 2016 getiteld “Een nieuw partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda”, die relevant blijft in de huidige context rondom het Prima-initiatief, heeft de Commissie benadrukt dat het nodig is op alle beleidsterreinen, met inbegrip van O&I, inspanningen te leveren om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken door middel van een nieuw samenwerkingsmodel met particuliere investeerders, waarbij de nadruk ligt op kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en duurzame infrastructuur. Met name wetenschap en technologie spelen een steeds belangrijkere rol in het geopolitieke landschap en kunnen de diplomatieke inspanningen op velerlei manieren ondersteunen, onder meer in de vorm van de bevordering en verdediging van Europese waarden als academische vrijheid, onderzoeksethiek, integriteit en gendergelijkheid. Het Prima-initiatief dient als regionaal model voor wetenschapsdiplomatie en bevordert de betrekkingen met niet-deelnemende mediterrane landen.

    (6)

    De thematische reikwijdte van het Prima-initiatief, te weten ondersteuning van agrovoedingssystemen, geïntegreerde watervoorziening en geïntegreerd waterbeheer in het Middellandse Zeegebied, wordt steeds actueler. Uit onderzoek blijkt dat waterschaarste een belangrijke rol speelt bij de toename van wereldwijde migratie. Klimaatverandering en de natuurrampen die ermee verband houden, hebben verwoestende gevolgen voor de landbouwproductie. Voorts blijkt uit de bijdrage van werkgroep II aan het zesde evaluatierapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering van de Verenigde Naties dat onder meer de ecosystemen in het Middellandse Zeegebied naar verwachting het meest zullen worden getroffen door de gevolgen van de voortschrijdende klimaatverandering. Het Prima-initiatief draagt ook bij aan de ondersteuning van de mediterrane regio om een leidersrol te vervullen bij klimaatveerkrachtige oplossingen. Preventie- en aanpassingsmaatregelen, zoals ontziltingstechnologieën en plantentolerantie, zijn van essentieel belang om de klimaatverandering het hoofd te bieden.

    (7)

    Het Prima-initiatief moet actief streven naar de totstandbrenging en bevordering van synergieën en complementariteit met andere regionale, Europese en internationale partnerschappen, alsook met andere O&I-samenwerkingsprogramma’s met overeenkomstige doelstellingen en activiteiten.

    (8)

    In het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van haar tussentijdse evaluatie van het Prima-initiatief (tussentijdse evaluatie van de Commissie) van 31 mei 2023 werd vastgesteld dat deelnemende landen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied tot maart 2022 28 % van de alle in het kader van het Prima-initiatief toegewezen middelen hadden ontvangen. Het Prima-initiatief moet een reeks O&I-acties ondersteunen om de opbouw van gemeenschappen met een langere levensduur te bevorderen en de samenwerking tussen de deelnemende landen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied alsook hun participatiegraad te vergroten.

    (9)

    Overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt b), van Besluit (EU) 2017/1324 is de Prima-uitvoeringsstructuur in 2017 opgericht als een speciale entiteit die verantwoordelijk is voor het directe beheer van de financiële bijdrage van de Unie aan het Prima-initiatief. De Prima-uitvoeringsstructuur is opgericht in Barcelona en heeft gezorgd voor een soepele, efficiënte en transparante uitrol van het Prima-initiatief, met ondersteuning van zijn secretariaat en bestuursorganen.

    (10)

    Aangezien de oorspronkelijke grondgedachte en doelstellingen van het Prima-initiatief nog steeds gelden, met name in het licht van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, die de reeds fragiele landbouwmarkten in het zuidelijke Middellandse Zeegebied verder heeft gedestabiliseerd, waardoor de transitie naar duurzame voedingssystemen dus een nog dringender prioriteit voor de samenlevingen van het Middellandse Zeegebied is geworden, en aangezien in de tussentijdse evaluatie van de Commissie werd geconcludeerd dat het Prima-initiatief een succesvol instrument met toegevoegde waarde voor de Unie is, moet de Unie financiële steun blijven verlenen zodat O&I-acties op hetzelfde thematische gebied tot en met 2027 door het Prima-initiatief kunnen worden gefinancierd, en moet zij dat instrument synchroniseren met het meerjarig financieel kader (MFK) van de Unie en de op het MFK afgestemde programmeringscycli van O&I-programma’s. Bovendien moet de totale looptijd van het Prima-initiatief tot en met 2031 worden verlengd om ervoor te zorgen dat die O&I-acties volledig kunnen worden uitgevoerd.

    (11)

    Het Prima-initiatief moet zijn ambitie en middelen behouden, die het een essentieel instrument maken voor internationale samenwerking en wetenschapsdiplomatie in het Middellandse Zeegebied. Toekomstige herzieningen van de strategische onderzoeks- en innovatieagenda van het Prima-initiatief moeten betrekking hebben op de mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de doelstellingen van artikel 2 van Besluit (EU) 2017/1324, met inbegrip van O&I op het gebied van energie en klimaat, en rekening houden met het effect van nieuwe portefeuilles op andere primaire hulpbronnen, namelijk water, land en landbouw. Een dergelijke mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van die doelstellingen zou kansen creëren voor de ontwikkeling van O&I-gebieden die momenteel niet onder het Prima-initiatief vallen, en zou aanvragen in een reeks sectoren bevorderen. Met name een nieuwe nexus water-energie-voedsel zou beleidsmakers kunnen helpen inzicht te krijgen in complexe energiesystemen en nuttig kunnen zijn om de planning van middelen te combineren met gedegen technische expertise en governance.

    (12)

    De Unie moet het Prima-initiatief financieel blijven ondersteunen vanuit de algemene begroting van de Unie voor het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa, als vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 van de Raad (5), in het bijzonder vanuit pijler II (Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen) en het relevante cluster vi) (Levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu).

    (13)

    Uit de tussentijdse evaluatie van de Commissie is gebleken dat de lage succespercentages van aanvragers van financiering potentiële aanvragers in de toekomst zouden kunnen ontmoedigen. De Prima-uitvoeringsstructuur en de landen die deelnemen aan het Prima-initiatief (deelnemende landen) moeten zich extra inspannen om de efficiëntie van hun activiteiten te vergroten door de complexiteit als gevolg van verschillende nationale financieringsregelingen te beperken, de termijn voor het verlenen van toegang tot financiering voor O&I in te korten en deze toegang te verbeteren.

    (14)

    Het Prima-initiatief wordt gefinancierd in het kader van Horizon 2020. Met het oog op de voortzetting ervan vanaf 2025 moet het Prima-initiatief worden gefinancierd en uitgevoerd in het kader van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (Horizon Europa) (6). Daartoe moet Besluit (EU) 2017/1324 worden afgestemd op de vereisten van Verordening (EU) 2021/695 en Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (7).

    (15)

    Besluit (EU) 2017/1324 moet worden afgestemd op de doelstellingen en de prioriteiten inzake O&I van Horizon Europa en op de in artikel 10 van en de bijlagen III en VI bij Verordening (EU) 2021/695 vastgestelde algemene beginselen en voorwaarden. Daarom moet ten minste 40 % van de lidstaten deelnemen aan het verlengde Prima-initiatief. Bovendien moet het Prima-initiatief betrekking hebben op een van de prioritaire gebieden voor geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen en moeten alle deelnemende landen een financiële verbintenis voor de lange termijn aangaan. Aan die voorwaarden is reeds voldaan, aangezien het huidige deelnamepercentage van de lidstaten 41 % bedraagt, het Prima-initiatief past in het prioritaire gebied Partnerschapsgebied 5: “Duurzame, inclusieve en circulaire biogebaseerde oplossingen” van bijlage VI bij Verordening (EU) 2021/695, en de deelnemende landen hun financiële langetermijnverbintenissen ten aanzien van het Prima-initiatief kenbaar hebben gemaakt.

    (16)

    Het Prima-initiatief moet op eenvoudige, flexibele, open en transparante wijze functioneren. De Prima-uitvoeringsstructuur moet specifieke inspanningen leveren om de dialoog met de samenleving te versterken, actieve deelname aan te moedigen en ervoor te zorgen dat het brede publiek voldoende en tijdig over haar activiteiten wordt geïnformeerd. Daartoe moet de Prima-uitvoeringsstructuur haar communicatiestrategie versterken om de uitwisseling van informatie, beste praktijken en onderzoeksresultaten te vergemakkelijken, waarbij zij moet zorgen voor de betrokkenheid van academische, wetenschappelijke en kennisnetwerken, sociale en economische partners, de media, kmo’s uit de industrie en andere belanghebbenden.

    (17)

    De financiële bijdrage van de Unie aan het Prima-initiatief moet afhankelijk worden gesteld van een formele verbintenis van de deelnemende landen om een financiële bijdrage te leveren die ten minste gelijk is aan de bijdrage van de Unie. Daarom moet de Prima-uitvoeringsstructuur regelmatig nauwlettend toezien op de naleving van de formele financiële verbintenissen.

    (18)

    Om de doelstellingen van het Prima-initiatief te behalen, moet de totale bijdrage van de deelnemende landen ten minste gelijk zijn aan de financiële bijdrage van de Unie. De bijdrage van de deelnemende landen moet daarom even hoog zijn als die van de Unie in het kader van Horizon Europa, overeenkomstig het in bijlage III bij Verordening (EU) 2021/695 neergelegde beginsel. Om ervoor te zorgen dat dit beginsel naar behoren wordt gewaarborgd, mogen alleen bijdragen van deelnemende landen die na 31 december 2024 zijn gedaan, in aanmerking worden genomen.

    (19)

    Om te waarborgen dat Algerije, Egypte, Jordanië, Libanon en Marokko zich blijven inzetten voor de in het kader van Horizon Europa gefinancierde doelstellingen en hun nieuwe doelstellingen uit hoofde van de Verordeningen (EU) 2021/695 en (EU, Euratom) 2018/1046, moeten zij de nieuwe, uit dit besluit voortvloeiende voorwaarden formeel aanvaarden door, in de vorm van een briefwisseling, overeenkomsten met de Unie te sluiten tot wijziging en aanvulling van de bestaande internationale overeenkomsten inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking die met deze landen zijn gesloten. Dit mag geen gevolgen hebben voor hun deelname aan activiteiten van het Prima-initiatief die in het kader van Horizon 2020 worden gefinancierd.

    (20)

    De totale financiële bijdrage van de Unie aan het Prima-initiatief moet worden vastgesteld als een maximumbedrag. Overeenkomstig artikel 16, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695 moet het mogelijk zijn om de financiële bijdrage van de Unie vanuit Horizon Europa aan het Prima-initiatief te verhogen met dergelijke bijdragen van met Horizon Europa geassocieerde derde landen. Voorwaarde hiervoor is dat de financiële bijdrage van de deelnemende landen ten minste met hetzelfde bedrag toeneemt als het totale bedrag waarmee de bijdrage van de Unie wordt verhoogd.

    (21)

    Gezien de doelstellingen van het Prima-initiatief moeten entiteiten die gevestigd zijn in niet-deelnemende derde landen in aanmerking komen voor financiering in het kader van specifieke thema’s van de oproepen zoals bepaald in het jaarlijkse werkprogramma van het Prima-initiatief. Om de financiële belangen van de Unie te beschermen moeten alle passende maatregelen, waaronder contractuele maatregelen, worden genomen. Daartoe moeten overeenkomsten inzake wetenschap en technologie worden gesloten met derde landen waar dergelijke entiteiten zijn gevestigd.

    (22)

    Hoewel er nog steeds controles achteraf van uitgaven voor indirecte acties die uit hoofde van Horizon 2020 zijn gefinancierd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 1291/2013 moeten worden verricht, moeten indirecte acties die in het kader van Horizon Europa worden gefinancierd overeenkomstig Verordening (EU) 2021/695 worden gecontroleerd.

    (23)

    Horizon Europa legt meer nadruk op de toegang van de Commissie tot de resultaten van acties en andere informatie in verband daarmee, teneinde in het geval van geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen beleid of programma’s van de Unie te ontwikkelen, uit te voeren en te monitoren. De Prima-uitvoeringsstructuur moet daarom waarborgen dat de Commissie toegang heeft tot alle informatie met betrekking tot de indirecte acties die zij financiert, waaronder bijdragen en resultaten van begunstigden die deelnemen aan indirecte acties. Om hun belangen te kunnen behartigen, moeten de deelnemende landen ook toegang hebben tot informatie over voorstellen waarbij op hun grondgebied gevestigde aanvragers betrokken zijn. Dergelijke toegangsrechten moeten in overeenstemming zijn met de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels.

    (24)

    De Commissie moet op gezette tijden beoordelen of de deelnemende landen hun verbintenissen nakomen en kan naar aanleiding van deze beoordelingen deelnemende landen en de Prima-uitvoeringsstructuur zo nodig hierbij betrekken, en zij moet in staat worden gesteld passende maatregelen te nemen.

    (25)

    Verlenging van het Prima-initiatief vereist monitoring en evaluatie overeenkomstig de bepalingen in verband met Horizon Europa. De Commissie moet uiterlijk op 31 december 2025 een tussentijdse evaluatie van het Prima-initiatief en uiterlijk op 31 december 2031 een eindevaluatie uitvoeren. Die evaluaties moeten worden meegenomen in de algemene tussentijdse en eindevaluaties van Horizon Europa. In die evaluaties moeten de kwaliteit en efficiëntie van het Prima-initiatief en de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan gedurende de volledige levenscyclus worden beoordeeld, met inbegrip van de uitvoering ervan in het kader van zowel Horizon 2020 als Horizon Europa. De Commissie moet de resultaten en conclusies van die evaluaties openbaar maken en verspreiden. Overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2021/695 moet het Prima-initiatief een duidelijke levenscyclusbenadering volgen, in de tijd beperkt zijn en de voorwaarden bevatten voor het geleidelijk beëindigen van de financiering uit hoofde van Horizon Europa.

    (26)

    Besluit (EU) 2017/1324 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Besluit (EU) 2017/1324 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    artikel 1 wordt vervangen door:

    “Artikel 1

    Deelname aan het Prima-initiatief

    1.   De Unie neemt deel aan het partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het Prima-initiatief), een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (*1) (Horizon Europa), dat gezamenlijk is opgezet door Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Israël, Italië, Kroatië, Luxemburg, Malta, Portugal, Slovenië, Spanje, Tunesië en Turkije (“de deelnemende landen”), overeenkomstig de in dit besluit vastgestelde voorwaarden en na kennisgeving van hun deelname aan de activiteiten van het Prima-initiatief door ondertekening van een verbintenisbrief.

    2.   Algerije, Egypte, Jordanië, Libanon en Marokko blijven deelnemende landen voor wat betreft de activiteiten van het Prima-initiatief die uit hoofde van artikel 3, lid 1, punt a), worden gefinancierd. Deze landen worden wat betreft hun deelname aan activiteiten van het Prima-initiatief die uit hoofde van artikel 3, lid 1, punt b), worden gefinancierd enkel als deelnemende landen beschouwd indien zij een overeenkomst, in de vorm van een briefwisseling, tot wijziging en aanvulling van de bestaande overeenkomsten inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking met de Unie en tot vaststelling van de nieuwe voorwaarden voor hun deelname aan het Prima-initiatief hebben gesloten.

    3.   Alle lidstaten en alle met Horizon 2020 of Horizon Europa geassocieerde derde landen die niet in lid 1 van dit artikel zijn vermeld, kunnen aan het Prima-initiatief deelnemen, mits wordt voldaan aan de in artikel 4, lid 1, punt c), vastgestelde voorwaarde en in het bijzonder aan artikel 11, lid 5. Zij ondertekenen een verbintenisbrief waarin zij de voorwaarden voor hun deelname aan het Prima-initiatief met betrekking tot Horizon 2020 dan wel Horizon Europa bevestigen, zoals van toepassing.

    Lidstaten en met Horizon 2020 of Horizon Europa geassocieerde derde landen die aan de in de eerste alinea vastgestelde voorwaarden voldoen, worden voor de toepassing van dit besluit als deelnemende landen beschouwd.

    4.   Een niet met Horizon 2020 of Horizon Europa geassocieerd derde land dat niet in lid 2 van dit artikel is vermeld, kan aan het Prima-initiatief deelnemen op voorwaarde dat:

    a)

    het voldoet aan de in artikel 4, lid 1, punt c), vastgestelde voorwaarde en in het bijzonder aan artikel 11, lid 5;

    b)

    de Prima-uitvoeringsstructuur zijn deelname goedkeurt nadat is onderzocht of zijn deelname relevant is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Prima-initiatief, en

    c)

    het een internationale overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met de Unie sluit over de voorwaarden voor deelname aan het Prima-initiatief.

    Derde landen die aan de in de eerste alinea vervatte voorwaarden voldoen, worden voor de toepassing van dit besluit als zijnde deelnemende landen beschouwd.

    (*1)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).”;"

    2)

    in artikel 2 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   Het Prima-initiatief draagt bij tot de algemene en specifieke doelstellingen van Verordening (EU) 2021/695, en met name artikel 3, en streeft de algemene doelstellingen na van het opbouwen van onderzoeks- en innovatiecapaciteit en het ontwikkelen van kennis en gemeenschappelijke innovatieve oplossingen voor agrovoedingssystemen zodat deze duurzaam worden, en voor geïntegreerde watervoorziening en geïntegreerd waterbeheer in het Middellandse Zeegebied teneinde deze, het beheer en de voorziening ervan, klimaatbestendiger, efficiënter, kosteneffectiever en ecologisch alsook maatschappelijk duurzamer te maken en de bijdrage ervan aan het oplossen van de problemen op het gebied van watertekorten, voedselveiligheid, voeding, gezondheid, welzijn en migratie te vergroten.”

    ;

    3)

    in artikel 3 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

    “1.   De financiële bijdrage van de Unie aan het Prima-initiatief, met inbegrip van de EER-kredieten, is gelijk aan de bijdragen van de deelnemende landen. De bijdrage van de Unie bedraagt maximaal 325 000 000 EUR en wordt als volgt verdeeld:

    a)

    maximaal 220 000 000 EUR uit Horizon 2020;

    b)

    maximaal 105 000 000 EUR uit Horizon Europa.

    Het bedrag van de financiële bijdrage van de Unie uit Horizon Europa kan overeenkomstig artikel 16, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695 worden verhoogd met bijdragen van met Horizon Europa geassocieerde derde landen, mits de bijdrage van de in artikel 1, lid 1, van dit besluit genoemde deelnemende landen ten minste met hetzelfde bedrag toeneemt als het totale bedrag waarmee de financiële bijdrage van de Unie wordt verhoogd.

    2.   De in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten die in de algemene begroting van de Unie zijn toegewezen aan de relevante onderdelen van het bij Besluit 2013/743/EU van de Raad vastgestelde specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020, en met name uit deel II (Industrieel leiderschap) en deel III (Maatschappelijke uitdagingen), overeenkomstig artikel 57 van Verordening (EU) 2021/695 en artikel 62, lid 1, punt c), vii), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

    2 bis.   De in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten die in de algemene begroting van de Unie zijn toegewezen aan de relevante onderdelen van het bij Besluit (EU) 2021/764 van de Raad (*3) vastgestelde specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa, en in het bijzonder uit cluster vi) (Levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu) van pijler II (Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen), overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt c), vii), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    (*2)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1)."

    (*3)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).”;"

    4)

    artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 1 worden de punten b), c) en d) vervangen door:

    “b)

    de deelnemende landen of de door de deelnemende landen aangewezen organisaties wijzen een entiteit met rechtspersoonlijkheid, zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), vii), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, aan als de Prima-uitvoeringsstructuur die verantwoordelijk is voor de efficiënte uitvoering van het Prima-initiatief en voor de ontvangst, toewijzing en monitoring van de in artikel 3, lid 1, van dit besluit bedoelde financiële bijdrage van de Unie en, in voorkomend geval, van de bijdragen van de deelnemende landen, en die ervoor zorgt dat alle acties worden ondernomen die nodig zijn om de doelstellingen van het Prima-initiatief te verwezenlijken;

    c)

    de deelnemende landen verbinden zich ertoe om bij te dragen aan de financiering van het Prima-initiatief met een bijdrage die ten minste gelijk is aan de financiële bijdrage van de Unie, uit de nationale middelen die relevant zijn voor de doelstellingen van het Prima-initiatief;

    d)

    de Prima-uitvoeringsstructuur toont aan dat zij in staat is het Prima-initiatief uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen, toewijzen en monitoren van de in artikel 3, lid 1, van dit besluit bedoelde financiële bijdrage van de Unie in het kader van het indirect beheer van de Uniebegroting overeenkomstig de artikelen 62 en 154 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046;”

    ;

    b)

    in lid 2 wordt punt c) vervangen door:

    “c)

    de naleving door de Prima-uitvoeringsstructuur van de verslagleggingsvereisten van artikel 155 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046;”

    ;

    c)

    lid 3 wordt vervangen door:

    “3.   De Commissie beoordeelt doorlopend of de deelnemende landen hun verbintenissen nakomen en kan naar aanleiding van die beoordeling zo nodig de deelnemende landen en de Prima-uitvoeringsstructuur hierbij betrekken en passende maatregelen treffen, waaronder de zoals bedoeld in artikel 9 vastgestelde maatregelen.”

    ;

    5)

    artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   De deelnemende landen leveren financiële bijdragen of bijdragen in natura ter waarde van ten minste 325 000 000 EUR vanaf 7 augustus 2017 tot en met 31 december 2031, of zij zorgen ervoor dat hun nationale financieringsorganen deze bijdragen leveren.”

    ;

    b)

    lid 6 wordt vervangen door:

    “6.   De in lid 2 van dit artikel bedoelde bijdragen van de deelnemende landen worden geleverd na de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma. Indien het jaarlijkse werkprogramma tijdens het in artikel 6, lid 2, bedoelde referentiejaar wordt vastgesteld, kunnen de in lid 2, punt c), van dit artikel bedoelde bijdragen die gelden als in het jaarlijkse werkprogramma opgenomen bijdragen van de deelnemende landen, bijdragen omvatten die vanaf 1 januari van dat jaar zijn geleverd. De in lid 2, punt c), van dit artikel bedoelde bijdragen die gelden als in het eerste jaarlijkse werkprogramma opgenomen bijdragen van de deelnemende landen, kunnen echter bijdragen omvatten die na 7 augustus 2017 zijn geleverd.”

    ;

    6)

    artikel 6 wordt vervangen door:

    “Artikel 6

    Activiteiten en uitvoering van het Prima-initiatief

    1.   Het Prima-initiatief ondersteunt een brede waaier van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, zoals beschreven in het jaarlijkse werkprogramma, door middel van:

    a)

    indirecte acties zoals bedoeld in de Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) 2021/695 die door de Prima-uitvoeringsstructuur worden gefinancierd overeenkomstig artikel 7 van dit besluit, voornamelijk in de vorm van subsidies na door de Prima-uitvoeringsstructuur georganiseerde transnationale, openbare, transparante en vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen, met inbegrip van:

    i)

    onderzoeks- en innovatieacties, alsook innovatieacties;

    ii)

    coördinatie en ondersteuning van acties die tot doel hebben informatie te verspreiden over het Prima-initiatief en de impact ervan zo groot mogelijk te maken;

    b)

    activiteiten gefinancierd door de deelnemende landen zonder de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie die bijdragen tot de doelstellingen van het Prima-initiatief of die rechtstreeks verband houden met de gebruikmaking van de resultaten van projecten in het kader van het Prima-initiatief, te weten:

    i)

    activiteiten die na door de Prima-uitvoeringsstructuur georganiseerde transnationale, openbare, transparante en vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen worden geselecteerd, die door de nationale financieringsorganen in het kader van de nationale programma’s van de deelnemende landen worden beheerd en die hoofdzakelijk in de vorm van subsidies worden gefinancierd;

    ii)

    activiteiten in het kader van de nationale programma’s van de deelnemende landen, met inbegrip van transnationale projecten.

    2.   Het Prima-initiatief wordt uitgevoerd op basis van de jaarlijkse werkprogramma’s die activiteiten omvatten die moeten plaatsvinden van 1 januari tot en met 31 december in een bepaald jaar (“referentiejaar”). De Prima-uitvoeringsstructuur stelt, na goedkeuring door de Commissie, de jaarlijkse werkprogramma’s vast vóór 31 maart van het referentiejaar. Bij de vaststelling van de jaarlijkse werkprogramma’s handelen de Prima-uitvoeringsstructuur en de Commissie zonder onnodige vertraging. De Prima-uitvoeringsstructuur maakt het jaarlijkse werkprogramma openbaar.

    3.   De in lid 1, punten a) en b), bedoelde activiteiten mogen alleen in het referentiejaar en pas na de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma van dat jaar worden opgestart.

    4.   Indien het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld gedurende het referentiejaar, kunnen met de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie administratieve kosten worden vergoed die de Prima-uitvoeringsstructuur vanaf 1 januari van dat referentiejaar heeft gemaakt overeenkomstig het desbetreffende jaarlijkse werkprogramma. Met de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie kunnen echter de administratieve kosten worden vergoed die de Prima-uitvoeringsstructuur vanaf 7 augustus 2017 heeft gemaakt overeenkomstig het eerste jaarlijkse werkprogramma.

    5.   Activiteiten mogen uitsluitend worden gefinancierd in het kader van het Prima-initiatief indien zij zijn opgenomen in het jaarlijkse werkprogramma. In het jaarlijkse werkprogramma wordt een onderscheid gemaakt tussen de in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde activiteiten, de in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde activiteiten en de administratieve kosten van de Prima-uitvoeringsstructuur. Daarnaast wordt een raming gegeven van de bijbehorende uitgaven en wordt vermeld hoeveel middelen er zijn toegewezen aan activiteiten die met de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie worden gefinancierd en aan activiteiten die door de deelnemende landen zonder de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie worden gefinancierd. Het jaarlijkse werkprogramma bevat tevens de geraamde waarde van de bijdragen in natura van de deelnemende landen zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, punt b).

    6.   In gewijzigde jaarlijkse werkprogramma’s voor een referentiejaar en jaarlijkse werkprogramma’s voor daaropvolgende referentiejaren wordt rekening gehouden met de resultaten van eerdere oproepen tot het indienen van voorstellen. Zij streven ernaar een ontoereikende dekking van wetenschappelijke onderwerpen aan te pakken, met name die welke aanvankelijk aan bod kwamen in activiteiten uit hoofde van lid 1, punt b), die niet voldoende konden worden gefinancierd.

    7.   De laatste te financieren activiteiten, met inbegrip van de laatste oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de desbetreffende jaarlijkse werkprogramma’s, worden uiterlijk op 31 december 2027 opgestart. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen zij tot en met 31 december 2028 worden opgestart.

    8.   Activiteiten die door de deelnemende landen zonder de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie moeten worden gefinancierd, kunnen alleen in het jaarlijkse werkprogramma worden opgenomen na de positieve uitkomst van een door de Prima-uitvoeringsstructuur georganiseerde onafhankelijke externe beoordeling door middel van een internationale collegiale toetsing aan de doelstellingen van het Prima-initiatief.

    9.   In het jaarlijkse werkprogramma opgenomen activiteiten die overeenkomstig lid 1, punt b), van dit artikel door de deelnemende landen worden gefinancierd, worden uitgevoerd in overeenstemming met gemeenschappelijke beginselen die na goedkeuring door de Commissie door de Prima-uitvoeringsstructuur worden vastgesteld. De gemeenschappelijke beginselen houden rekening met de beginselen van dit besluit, van titel VIII van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en van hoofdstuk II van Verordening (EU) 2021/695. Na goedkeuring door de Commissie stelt de Prima-uitvoeringsstructuur ook vast aan welke verslagleggingsvereisten de deelnemende landen jegens haar moeten voldoen, ook wat betreft de indicatoren voor elk van deze activiteiten.

    10.   De in lid 1, punt b), i), bedoelde activiteiten stemmen niet alleen overeen met de in lid 9 bedoelde gemeenschappelijke beginselen, maar voldoen ook aan de volgende voorwaarden:

    a)

    de voorstellen betreffen transnationale projecten, met een deelname van ten minste drie onafhankelijke juridische entiteiten die gevestigd zijn in drie verschillende landen die bij het verstrijken van de in de betrokken oproep tot het indienen van voorstellen bepaalde uiterste indieningstermijn uit hoofde van dit besluit worden beschouwd als deelnemende landen, en waarvan:

    i)

    er ten minste één is gevestigd in een lidstaat of in een met Horizon 2020 dan wel Horizon Europa geassocieerd derde land, zoals van toepassing, en niet onder punt ii) valt, en

    ii)

    er ten minste één is gevestigd in een derde land als vermeld in artikel 1, lid 2, of in een derde land dat grenst aan de Middellandse Zee;

    b)

    de voorstellen worden geselecteerd na transnationale oproepen tot het indienen van voorstellen en door ten minste drie onafhankelijke deskundigen geëvalueerd op basis van de volgende gunningscriteria: excellentie, impact, en kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering;

    c)

    de voorstellen worden gerangschikt volgens de in punt b) bedoelde evaluatieresultaten, de Prima-uitvoeringsstructuur maakt een selectie en volgt daarbij die rangschikking, en de deelnemende landen komen tot overeenstemming over een passende financieringswijze die het mogelijk maakt om zo veel mogelijk voorstellen boven de drempel te financieren op basis van die rangschikking, in het bijzonder door reservebedragen te verstrekken voor de nationale bijdragen voor oproepen tot het indienen van voorstellen.

    Met betrekking tot de in punt c), bedoelde rangschikking ingeval een of meer projecten niet kunnen worden gefinancierd, kunnen de eerstvolgende projecten in de rangschikking worden geselecteerd.

    11.   De Prima-uitvoeringsstructuur monitort jaarlijks de uitvoering van alle activiteiten van het jaarlijkse werkprogramma en brengt daarover verslag uit aan de Commissie.

    12.   Elke mededeling of bekendmaking in verband met de activiteiten van het Prima-initiatief die in samenwerking met het Prima-initiatief tot stand komt, wordt, ongeacht of deze uitgaat van de Prima-uitvoeringsstructuur, een deelnemend land of diens nationale financieringsorganen, of deelnemers aan een activiteit, als volgt aangeduid of medeaangeduid: “[naam van de activiteit] is onderdeel van het door de Europese Unie medegefinancieerde Prima-initiatief.””

    ;

    7)

    artikel 7 wordt vervangen door:

    “Artikel 7

    Regels voor deelname en verspreiding

    1.   De Prima-uitvoeringsstructuur wordt beschouwd als een financieringsorgaan zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11), van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en artikel 2, lid 14, van Verordening (EU) 2021/695, zoals van toepassing, en verleent financiële steun voor indirecte acties zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, punt a), van dit besluit in overeenstemming met de voorschriften van de relevante verordeningen, met inachtneming van de in dit artikel vastgestelde afwijkingen.

    2.   Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) 2021/695 en in afwijking van artikel 9, lid 1, punt b), van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) 2021/695 omvat het minimumaantal deelnemers drie juridische entiteiten die gevestigd zijn in drie verschillende landen die bij het verstrijken van de in de desbetreffende oproep tot het indienen van voorstellen bepaalde uiterste indieningstermijn worden beschouwd als deelnemende landen, en waarvan er ten minste één is gevestigd:

    a)

    in een lidstaat of in een met Horizon 2020 dan wel Horizon Europa geassocieerd derde land, zoals van toepassing, dat niet onder punt b) van dit artikel valt;

    b)

    in een derde land als vermeld in artikel 1, lid 2, of in een derde land dat grenst aan de Middellandse Zee.

    3.   In afwijking van artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) 2021/695 geldt, in naar behoren gemotiveerde gevallen die in het jaarlijkse werkprogramma zijn bepaald, als minimumvoorwaarde dat er één juridische entiteit deelneemt die bij het verstrijken van de in de betrokken oproep tot het indienen van voorstellen bepaalde uiterste indieningstermijn is gevestigd in een deelnemend land.

    4.   In afwijking van artikel 10, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en artikel 23, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/695 komen de volgende deelnemers in aanmerking voor financiering door de Prima-uitvoeringsstructuur:

    a)

    juridische entiteiten die zijn gevestigd in een deelnemend land of zijn opgericht uit hoofde van het Unierecht;

    b)

    internationale Europese belangenorganisaties in de zin van artikel 2, lid 1, punt 12, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 voor activiteiten van het Prima-initiatief die uit hoofde van artikel 3, lid 1, punt a), van dit besluit worden gefinancierd, of internationale Europese onderzoeksorganisaties in de zin van artikel 2, punt 15, van Verordening (EU) 2021/695 voor activiteiten van het Prima-initiatief die uit hoofde van artikel 3, lid 1, punt b), van dit besluit worden gefinancierd.

    5.   Aan een deelnemende internationale organisatie of een in een niet-deelnemend land gevestigde deelnemende juridische entiteit die beide niet op grond van lid 4 voor financiering in aanmerking komt, kan financiering door de Prima-uitvoeringsstructuur worden verstrekt mits aan minstens één van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de Prima-uitvoeringsstructuur beschouwt deelname van de internationale organisaties of juridische entiteit als essentieel voor de uitvoering van de actie;

    b)

    er is voorzien in de deelname van dergelijke entiteiten in het jaarlijkse werkprogramma, en er is voorzien in de mogelijkheid van dergelijke financiering in een bilaterale wetenschappelijke en technologische overeenkomst, of een andere regeling waarmee de bescherming van de financiële belangen van de Unie wordt gewaarborgd, tussen de Unie en de internationale organisatie, of, voor een entiteit die is gevestigd in een niet-deelnemend land, tussen de Unie en het land waar die juridische entiteit is gevestigd.

    6.   Onverminderd Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan de toepasselijke modelsubsidieovereenkomst erin voorzien dat juridische entiteiten die gevestigd zijn in niet-deelnemende landen en die financiering van de Prima-uitvoeringsstructuur ontvangen, ook passende financiële garanties moeten verstrekken.

    7.   De Unie sluit overeenkomsten met derde landen die voorzien in de bescherming van de financiële belangen van de Unie.”

    ;

    8)

    artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   Na een positieve voorafgaande beoordeling van de Prima-uitvoeringsstructuur in overeenstemming met artikel 154, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en op voorwaarde dat er voldoende financiële garanties overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt c), vi), van die verordening worden geboden, sluit de Commissie namens de Unie een kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap en bijdrageovereenkomsten met de Prima-uitvoeringsstructuur.”

    ;

    b)

    in lid 2 wordt de aanhef vervangen door:

    “2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap wordt gesloten overeenkomstig artikel 130 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. In de kaderovereenkomst wordt onder meer het volgende vastgesteld:”

    ;

    9)

    aan artikel 9 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3.   Het besluit van de Commissie om de financiële bijdrage van de Unie te beëindigen, naar verhouding te verlagen of op te schorten, belet niet dat subsidiabele kosten die door de deelnemende landen zijn gemaakt voordat het besluit daartoe ter kennis van de Prima-uitvoeringsstructuur is gebracht, worden terugbetaald.”

    ;

    10)

    in artikel 10 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   De Prima-uitvoeringsstructuur verricht controles achteraf van uitgaven voor indirecte acties uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1291/2013 overeenkomstig artikel 29 van die verordening.

    1 bis.   De Prima-uitvoeringsstructuur verricht controles van uitgaven voor indirecte acties uit hoofde van Verordening (EU) 2021/695 overeenkomstig artikel 53 van Verordening (EU) 2021/695 als onderdeel van de indirecte acties van het Horizon Europa-programma, en met name overeenkomstig de in artikel 53, lid 2, van die verordening bedoelde auditstrategie.”

    ;

    11)

    artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    het volgende lid wordt ingevoegd:

    “3 bis.   Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is bevoegd om, overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (*4) onderzoek en vervolging in te stellen naar strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, zoals is bepaald in artikel 4 van die verordening.

    (*4)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).”;"

    b)

    de leden 4 en 5 worden vervangen door:

    “4.   Onverminderd de leden 1 tot en met 3 bis bevatten de contracten en subsidieovereenkomsten en -besluiten die voortvloeien uit de toepassing van dit besluit bepalingen die de Commissie, de Prima-uitvoeringsstructuur, de Rekenkamer, het EOM en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten. Wanneer de uitvoering van een actie geheel of gedeeltelijk uitbesteed of verder gedelegeerd wordt, of wanneer hiervoor een overheidsopdracht moet worden geplaatst of financiële steun moet worden verleend aan een derde, wordt in het contract, de subsidieovereenkomst of het subsidiebesluit bepaald dat de contractant of de begunstigde ervan verplicht is van elke betrokken derde te verlangen dat deze uitdrukkelijk de bevoegdheid van de Commissie, de Prima-uitvoeringsstructuur, de Rekenkamer, het EOM en OLAF aanvaardt.

    4 bis   . De Prima-uitvoeringsstructuur verleent elke nationale rekenkamer van de deelnemende landen op verzoek toegang tot alle informatie met betrekking tot de nationale bijdragen van het desbetreffende deelnemend land, met inbegrip van informatie in elektronische vorm, die nodig is om haar audits uit te voeren.

    5.   Bij de uitvoering van het Prima-initiatief treffen de deelnemende landen de nodige wetgevende, regelgevende, administratieve en andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, met name met het oog op een volledige terugvordering van aan de Unie verschuldigde bedragen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.”

    ;

    12)

    het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 11 bis

    Toegang tot resultaten en informatie over voorstellen

    1.   De Prima-uitvoeringsstructuur verleent de Commissie en, in voorkomend geval, de autoriteiten van de deelnemende landen toegang tot alle informatie met betrekking tot de indirecte acties die zij financiert. Deze informatie omvat de bijdragen en resultaten van werkzaamheden van begunstigden die deelnemen aan indirecte acties, alsook alle overige informatie die nodig wordt geacht voor de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie en, in voorkomend geval, van de deelnemende landen. Dergelijke toegangsrechten blijven beperkt tot niet-commercieel en niet-competitief gebruik en voldoen aan de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels.

    2.   Met het oog op de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie verstrekt de Prima-uitvoeringsstructuur de in de ingediende voorstellen vervatte informatie aan de Commissie. Dat vereiste is van overeenkomstige toepassing op deelnemende landen met betrekking tot voorstellen waarbij aanvragers betrokken zijn die op hun respectieve grondgebied zijn gevestigd.”

    ;

    13)

    in artikel 12 worden de leden 2 tot en met 5 vervangen door:

    “2.   De Prima-uitvoeringsstructuur wordt bestuurd door een raad van bestuur. Alle deelnemende landen zijn vertegenwoordigd in de raad van bestuur. De raad van bestuur is het besluitvormingsorgaan van de Prima-uitvoeringsstructuur.

    De raad van bestuur stelt, na goedkeuring door de Commissie, het volgende vast:

    a)

    het jaarlijkse werkprogramma van het Prima-initiatief;

    b)

    de in artikel 6, lid 9, bedoelde algemene beginselen;

    c)

    de vereisten voor de verslaglegging van de deelnemende landen aan de Prima-uitvoeringsstructuur.

    De raad van bestuur controleert of aan de voorwaarden van artikel 1, lid 3, en artikel 4, lid 1, punt c), is voldaan en stelt de Commissie van zijn bevindingen op de hoogte.

    De raad van bestuur hecht zijn goedkeuring aan de deelname aan het Prima-initiatief door niet met Horizon 2020 of Horizon Europa geassocieerde derde landen die niet in artikel 1, lid 2, zijn vermeld, na onderzoek van de relevantie van de deelname van die derde landen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Prima-initiatief.

    Elk deelnemend land heeft één stem in de raad van bestuur. Besluiten worden bij consensus genomen. Indien er geen consensus wordt bereikt, neemt de raad van bestuur zijn besluiten bij een meerderheid van ten minste 75 % van de geldig uitgebrachte stemmen.

    De Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, wordt uitgenodigd om als waarnemer alle bijeenkomsten van de raad van bestuur bij te wonen en kan aan de besprekingen ervan deelnemen. Daartoe ontvangt zij alle benodigde documenten.

    3.   De raad van bestuur bepaalt het aantal leden van de stuurgroep, die ten minste vijf leden telt. De raad van bestuur benoemt de leden van de stuurgroep. De stuurgroep houdt toezicht op de werkzaamheden van de directeur en adviseert de raad van bestuur over de uitvoering van het Prima-initiatief door het secretariaat. De stuurgroep verstrekt meer bepaald richtsnoeren inzake de uitvoering van de jaarlijkse begroting en het jaarlijkse werkprogramma.

    4.   De raad van bestuur stelt het secretariaat van de Prima-uitvoeringsstructuur samen, dat het uitvoerend orgaan van het Prima-initiatief vormt.

    Het secretariaat:

    a)

    voert het jaarlijkse werkprogramma uit;

    b)

    verleent ondersteuning aan de andere organen van de Prima-uitvoeringsstructuur;

    c)

    monitort de uitvoering van het Prima-initiatief en brengt daar verslag over uit;

    d)

    beheert de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie en de financiële bijdragen van de deelnemende landen, en brengt verslag uit over het gebruik daarvan;

    e)

    vergroot de zichtbaarheid van het Prima-initiatief door middel van promotie en communicatie;

    f)

    onderhoudt contact met de Commissie overeenkomstig de in artikel 8 bedoelde kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap;

    g)

    waarborgt de transparantie van de activiteiten van het Prima-initiatief.

    5.   De raad van bestuur benoemt een wetenschappelijk adviescomité, bestaande uit gerenommeerde onafhankelijke deskundigen op gebieden die relevant zijn voor het Prima-initiatief. De raad van bestuur stelt het aantal leden van het wetenschappelijk adviescomité en de wijze waarop zij worden benoemd vast overeenkomstig artikel 49 van Verordening (EU) 2021/695.

    Het wetenschappelijke adviescomité:

    a)

    adviseert de raad van bestuur over strategische prioriteiten en behoeften;

    b)

    adviseert de raad van bestuur over de inhoud en de reikwijdte van het ontwerp van het jaarlijkse werkprogramma vanuit een wetenschappelijk en technisch oogpunt;

    c)

    beoordeelt de wetenschappelijke en technische aspecten van de uitvoering van het Prima-initiatief en brengt een advies uit over het desbetreffende jaarverslag.”

    ;

    14)

    artikel 14 wordt vervangen door:

    “Artikel 14

    Monitoring en evaluatie

    1.   De activiteiten van het Prima-initiatief, met inbegrip van de efficiëntie en transparantie alsook de succespercentages ervan, worden voortdurend gemonitord en periodiek geëvalueerd om te zorgen voor een zo groot mogelijk effect, wetenschappelijke excellentie en een zo doeltreffend en efficiënt mogelijk gebruik van middelen. De resultaten van de monitoring en van de periodieke evaluaties worden meegenomen in de monitoring van Europese partnerschappen als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa, overeenkomstig de artikelen 50 en 52 van Verordening (EU) 2021/695.

    2.   De Prima-uitvoeringsstructuur zorgt voor voortdurende monitoring van en verslaglegging over het beheer en de uitvoering van haar werkzaamheden, en voor de periodieke toetsing van de output, resultaten en effecten van de indirecte acties die overeenkomstig artikel 50 van en bijlage III bij Verordening (EU) 2021/695 worden uitgevoerd.

    3.   De Commissie verricht in het kader van de evaluaties van Horizon Europa uiterlijk op 31 december 2025 een tussentijdse evaluatie van het Prima-initiatief en uiterlijk op 31 december 2031 een eindevaluatie op grond van artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695, en wordt daarbij bijgestaan door externe onafhankelijke deskundigen die op basis van een openbare en transparante procedure worden geselecteerd. De Commissie stelt op basis van die evaluaties verslagen op met conclusies over de evaluaties en met haar opmerkingen. De Commissie legt haar verslag over de eindevaluatie uiterlijk op 30 juni 2032 voor aan het Europees Parlement en de Raad.

    4.   In de in lid 3 bedoelde tussentijdse en eindevaluaties worden de succespercentages en de deelnamepercentages, ook die van de deelnemende landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied, onderzocht en wordt nagegaan hoe het Prima-initiatief zijn opdracht vervult en doelstellingen verwezenlijkt, worden alle activiteiten van het initiatief behandeld en worden de Europese meerwaarde, doeltreffendheid en efficiëntie van het initiatief, met inbegrip van de openbaarheid en transparantie ervan, beoordeeld, alsook de relevantie van de verrichte activiteiten, onder meer in de industrie en door kmo’s, niet-gouvernementele organisaties en in het maatschappelijk middenveld, en de samenhang en complementariteit van het initiatief met relevant regionaal, nationaal en Uniebeleid, met inbegrip van synergieën met andere onderdelen van Horizon Europa, zoals andere partnerschappen, missies, clusters, thematische of specifieke programma’s. Bij de evaluaties wordt rekening gehouden met de standpunten van een breed scala aan belanghebbenden, zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau. Zij omvatten, voor zover dat relevant is, een beoordeling van de meest doeltreffende beleidsinterventiemethode voor toekomstige acties, alsook van de relevantie en samenhang van eventuele hernieuwing van het Prima-initiatief, gezien de algemene beleidsprioriteiten en het onderzoeks- en innovatielandschap, met inbegrip van de positionering ten opzichte van andere initiatieven die door Horizon Europa worden ondersteund.

    De Commissie houdt bij de uitvoering van die evaluaties ten volle rekening met de administratieve gevolgen voor het Prima-initiatief en tracht die te verminderen, en zorgt ervoor dat het evaluatieproces eenvoudig en volledig transparant blijft.

    5.   De Commissie maakt de resultaten en conclusies van de in lid 3 bedoelde evaluaties openbaar en verspreidt deze.

    Artikel 14 bis

    Vertrouwelijkheid

    Onverminderd artikel 11 bis zorgt de Prima-uitvoeringsstructuur voor de bescherming van vertrouwelijke informatie waarvan de openbaarmaking buiten de instellingen, organen of instanties van de Unie de belangen van de Prima-uitvoeringsstructuur, haar leden of de deelnemers aan de activiteiten van het Prima-initiatief kan schaden. Dergelijke vertrouwelijke informatie omvat persoonlijke, commerciële, gevoelige niet-gerubriceerde en gerubriceerde informatie.

    Artikel 14 ter

    Belangenconflicten

    1.   De Prima-uitvoeringsstructuur en de organen, de leden en het personeel ervan, vermijden belangenconflicten bij de uitvoering van hun werkzaamheden.

    2.   De Prima-uitvoeringsstructuur stelt regels vast voor het voorkomen, vermijden en beheersen van belangenconflicten met betrekking tot zijn personeel, en de leden en andere personen die zitting hebben in organen of groepen van de Prima-uitvoeringsstructuur, overeenkomstig artikel 61 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    3.   De Prima-uitvoeringsstructuur stelt een gedragscode op voor de leden van haar organen, die de openbaarmaking van verklaringen van beroepsactiviteiten, financiële belangen en belangenconflicten, overeenkomstig de regels inzake gegevensbescherming, omvat.

    Artikel 14 quater

    Lopende acties, activiteiten en verbintenissen

    Acties of activiteiten van de Prima-uitvoeringsstructuur of verbintenissen van de in dit besluit bedoelde deelnemende landen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1291/2013 zijn opgestart of ondernomen, blijven onder die verordening vallen, tenzij in dit besluit anders is bepaald.”.

    Artikel 2

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 3

    Adressaten

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 11 april 2024.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    R. METSOLA

    Voor de Raad

    De voorzitter

    H. LAHBIB


    (1)   PB C, C/2023/863, 8.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/863/oj.

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 27 februari 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 maart 2024.

    (3)  Besluit (EU) 2017/1324 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 betreffende de deelname van de Unie aan een door verscheidene lidstaten gezamenlijk opgezet partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het Prima-initiatief) (PB L 185 van 18.7.2017, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

    (5)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

    (6)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

    (7)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).


    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1167/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top