Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R0474

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/474 van de Commissie van 17 januari 2022 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft speciale voorschriften voor de productie en het gebruik van niet-biologische, omschakelings- en biologische zaailingen en ander plantaardig niet-biologisch, omschakelings- en biologisch teeltmateriaal (Voor de EER relevante tekst)

    C/2022/101

    PB L 98 van 25.3.2022, p. 1–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2022/474/oj

    25.3.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 98/1


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/474 VAN DE COMMISSIE

    van 17 januari 2022

    tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft speciale voorschriften voor de productie en het gebruik van niet-biologische, omschakelings- en biologische zaailingen en ander plantaardig niet-biologisch, omschakelings- en biologisch teeltmateriaal

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 12, lid 2, punten b) en e),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EU) 2018/848, en met name bijlage II, deel I, bevat bepaalde vereisten voor het gebruik van plantaardig omschakelingsteeltmateriaal en niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal.

    (2)

    Gelet op de geleidelijke afschaffing van de afwijkingen van het gebruik van biologisch plantaardig teeltmateriaal zoals vastgelegd in artikel 53 van Verordening (EU) 2018/848, is het van belang dat steeds meer plantaardig omschakelingsteeltmateriaal en biologisch plantaardig teeltmateriaal wordt geproduceerd en in de handel wordt gebracht.

    (3)

    Echter, voor sommige tuinbouwgewassen zijn biologische en omschakelingszaden op dit moment slechts in beperkte mate beschikbaar en is het gebruik van niet-biologische zaden voor de productie van zaailingen als plantaardig teeltmateriaal dat onder biologische omstandigheden wordt geteeld, gangbaar.

    (4)

    De in artikel 26, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde databanken en systemen waarin de lidstaten informatie over de beschikbaarheid van biologisch plantaardig teeltmateriaal en plantaardig omschakelingsteeltmateriaal openbaar moeten maken, gelden niet voor zaailingen. Gezien de bijzondere aard van zaailingen en de variabele duur van de productiecycli ervan moeten de voorschriften voor het gebruik ervan in de biologische productie worden verduidelijkt. Bij het bepalen van de mogelijke beschikbaarheid van biologische en omschakelingszaailingen op de markt moet rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van biologische zaden en omschakelingszaden voor de soort en het ras in kwestie.

    (5)

    Overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU) 2018/848 mag niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal ook als omschakelingsteeltmateriaal in de handel worden gebracht mits dergelijk materiaal een omschakelingsperiode van ten minste twaalf maanden heeft doorlopen. Het gebruik van plantaardig omschakelingsteeltmateriaal moet voorrang krijgen boven het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal. In dat verband moet worden verduidelijkt dat “omschakelingszaailingen” mogen worden gebruikt wanneer de teeltcyclus ervan ten minste twaalf maanden heeft geduurd op een perceel grond dat een omschakelingsperiode van twaalf maanden heeft doorlopen of wanneer ze geteeld worden in recipiënten of op een perceel grond, op voorwaarde dat de zaailingen voortkomen uit zaden die zijn geoogst van planten die zijn geteeld op een perceel grond dat een omschakelingsperiode van twaalf maanden heeft doorlopen.

    (6)

    Wat zaailingen betreft, moet echter het gebruik van niet-biologische zaailingen bij gewassen met een productiecyclus van één groeiseizoen, gerekend vanaf de verplanting van zaailingen tot de eerste oogst van het eindproduct; worden verboden, om de integriteit van biologische producten te waarborgen, die zou kunnen worden ondermijnd in geval van de aanwezigheid van residuen in de niet-biologische zaden die als uitgangsmateriaal worden gebruikt.

    (7)

    Voor bepaalde soorten of variëteiten fruit, wijnstokken en siersoorten of -rassen is de beschikbaarheid van overeenkomstig deel I, punt 1.8.2, van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 geteelde moederplanten of, in voorkomend geval, andere voor de productie van teeltmateriaal bestemde planten ontoereikend. Bovendien zijn er weinig biologische kwekerijen voor fruitbomen en wijnstokken die momenteel werken met moederplanten die overeenkomstig punt 1.8.2 worden geteeld vanwege de langetermijninvesteringen en technische moeilijkheden om te zorgen voor volledige naleving van de vereisten inzake kwaliteitscertificering en de fytosanitaire vereisten.

    (8)

    Om de verdere ontwikkeling van deze zeer gespecialiseerde productiesector te bevorderen, moet worden voorzien in de mogelijkheid om het gebruik toe te staan van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal dat onder biologische omstandigheden wordt geteeld voor de productie van plantaardig teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht en wordt gebruikt voor biologische gewassen, op voorwaarde dat aan bepaalde specifieke voorwaarden wordt voldaan.

    (9)

    Exploitanten die dergelijk plantaardig teeltmateriaal produceren, moeten op vrijwillige basis informatie over de beschikbaarheid van dergelijk materiaal in de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2018/848 ingestelde nationale systemen openbaar kunnen maken. Dit zal exploitanten in staat stellen biologisch geproduceerd plantaardig teeltmateriaal te kiezen wanneer geen biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal beschikbaar is.

    (10)

    Met het oog op de samenhang moeten de toelatingen voor het gebruik van onder biologische omstandigheden geteeld niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal voor de productie van plantaardig teeltmateriaal verstrijken op hetzelfde moment als de afwijkingen op het gebruik van biologisch plantaardig teeltmateriaal. De Commissie moet de beschikbaarheid van biologisch plantaardig teeltmateriaal monitoren en zal dergelijke toelatingen beëindigen of verlengen in het licht van de conclusies met betrekking tot de beschikbaarheid van biologisch plantaardig teeltmateriaal die zijn opgenomen in het in artikel 53, lid 7, van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde verslag en overeenkomstig artikel 53, lid 2, van die verordening.

    (11)

    Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (12)

    Om een rechtsvacuüm te voorkomen, moet deze verordening met terugwerkende kracht van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 17 januari 2022.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.


    BIJLAGE

    Deel I van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 1.8.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de eerste alinea wordt vervangen door:

    “Indien uit de gegevens van de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of de in artikel 26, lid 2, bedoelde systemen blijkt dat niet is voldaan aan de kwalitatieve of kwantitatieve behoeften van de exploitant met betrekking tot biologisch plantaardig teeltmateriaal, kan de exploitant in afwijking van punt 1.8.1 plantaardig omschakelingsteeltmateriaal gebruiken overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, punt a), of overeenkomstig punt 1.8.6 toegelaten plantaardig teeltmateriaal.”;

    ii)

    na de eerste alinea wordt de volgende alinea ingevoegd:

    “Bovendien mag bij gebrek aan beschikbare biologische zaailingen gebruik worden gemaakt van overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, punt a), in de handel gebrachte “omschakelingszaailingen” die als volgt zijn geteeld:

    a)

    in een teeltcyclus, van zaden tot definitieve zaailing, van ten minste twaalf maanden op een perceel grond dat in diezelfde periode een omschakelingsperiode van ten minste twaalf maanden heeft doorlopen, of

    b)

    op een biologisch of omschakelingsperceel grond of in recipiënten die onder de in punt 1.4 bedoelde afwijking vallen, mits de zaailingen zijn voortgekomen uit omschakelingszaden die zijn geoogst van een plant die geteeld is op een perceel grond dat een omschakelingsperiode van ten minste twaalf maanden heeft doorlopen.”;

    iii)

    de tweede, derde en vierde alinea worden vervangen door:

    “Wanneer overeenkomstig punt 1.8.6 toegelaten biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal niet in voldoende hoeveelheden of in de juiste kwaliteit beschikbaar is om aan de behoefte van de exploitant te voldoen, kunnen de bevoegde autoriteiten het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal toestaan met inachtneming van de punten 1.8.5.3 tot en met 1.8.5.8.

    Een dergelijke individuele toelating wordt enkel in een van de volgende situaties gegeven:

    a)

    wanneer geen ras van de soort die de exploitant wil verkrijgen is geregistreerd in de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of de in artikel 26, lid 2, bedoelde systemen;

    b)

    wanneer geen exploitant die plantaardig teeltmateriaal in de handel brengt het betrokken biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal of overeenkomstig punt 1.8.6 toegelaten plantaardig teeltmateriaal tijdig kan leveren voor het inzaaien of planten, terwijl de gebruiker het plantaardig teeltmateriaal wel tijdig heeft besteld om de bereiding en levering van het biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal of overeenkomstig punt 1.8.6 toegelaten plantaardig teeltmateriaal mogelijk te maken;

    c)

    wanneer het door de exploitant gewenste ras niet als biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal of als overeenkomstig punt 1.8.6 toegelaten plantaardig teeltmateriaal is geregistreerd in de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of de in artikel 26, lid 2, bedoelde systemen en de exploitant kan aantonen dat geen van de geregistreerde alternatieven van dezelfde soort geschikt zijn voor met name de agronomische en bodem- en klimaatomstandigheden en nodige technologische eigenschappen voor de te verkrijgen productie;

    d)

    wanneer het gerechtvaardigd is voor gebruik in onderzoek, voor tests in kleinschalige veldproeven, voor de instandhouding van het ras of voor productinnovatie, en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat ermee hebben ingestemd.

    Alvorens om een dergelijke toelating te verzoeken, raadpleegt de exploitant de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of de in artikel 26, lid 2, bedoelde systemen om na te gaan of het desbetreffende biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal of overeenkomstig punt 1.8.6 toegelaten plantaardig teeltmateriaal beschikbaar is, met andere woorden of zijn of haar verzoek wel gerechtvaardigd is.”;

    b)

    punt 1.8.5.2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de eerste alinea wordt vervangen door:

    “In afwijking van punt 1.8.1 kunnen exploitanten in derde landen plantaardig omschakelingsteeltmateriaal overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, punt a), of overeenkomstig punt 1.8.6 toegelaten plantaardig teeltmateriaal gebruiken wanneer biologisch plantaardig teeltmateriaal niet in voldoende hoeveelheden of in de juiste kwaliteit beschikbaar is op het grondgebied van het derde land waar de exploitant is gevestigd.”;

    ii)

    de derde alinea wordt vervangen door:

    “Overeenkomstig artikel 46, lid 1, erkende controleautoriteiten en controleorganen kunnen exploitanten in derde landen toelating geven om niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal te gebruiken in een biologische productie-eenheid, wanneer biologisch plantaardig teeltmateriaal of overeenkomstig punt 1.8.6 toegelaten plantaardig teeltmateriaal niet in voldoende hoeveelheden of in de juiste kwaliteit beschikbaar is op het grondgebied van het derde land waar de exploitant is gevestigd, onder de in de punten 1.8.5.3, 1.8.5.4, 1.8.5.5 en 1.8.5.8 vastgestelde voorwaarden.”;

    c)

    de volgende punten 1.8.5.8 en 1.8.6 worden ingevoegd:

    “1.8.5.8.

    De bevoegde autoriteiten staan het gebruik van niet-biologische zaailingen niet toe in het geval van zaailingen van soorten met een teeltcyclus van één groeiseizoen, vanaf de verplanting van de zaailing tot de eerste oogst van het product.

    1.8.6.

    De bevoegde autoriteiten of, indien van toepassing, de overeenkomstig artikel 46, lid 1, erkende controleautoriteiten of controleorganen mogen exploitanten die plantaardig teeltmateriaal voor gebruik in de biologische productie produceren toelating geven om niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal te gebruiken wanneer moederplanten of, indien relevant, andere voor de productie van plantaardig teeltmateriaal bedoelde en overeenkomstig punt 1.8.2 geproduceerde planten niet in voldoende hoeveelheden of in de juiste kwaliteit beschikbaar zijn, en om dergelijk materiaal in de handel te brengen voor gebruik in de biologische productie indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    het gebruikte niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal is na de oogst niet behandeld met andere gewasbeschermingsmiddelen dan die welke zijn toegelaten overeenkomstig artikel 24, lid 1, van deze verordening, tenzij chemische behandeling door de bevoegde autoriteiten van de bevoegde lidstaat overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 om fytosanitaire redenen is voorgeschreven voor alle rassen en al het heterogene materiaal van een bepaalde soort in het gebied waar het plantaardig teeltmateriaal zal worden gebruikt. Bij gebruik van met de voorgeschreven chemische behandeling behandeld niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal geldt voor het perceel grond waarop het behandelde plantaardig teeltmateriaal groeit, in voorkomend geval een omschakelingsperiode overeenkomstig de punten 1.7.3 en 1.7.4;

    b)

    het gebruikte niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal is niet een zaailing van soorten met een teeltcyclus van één groeiseizoen, vanaf de verplanting van de zaailing tot de eerste oogst van het product;

    c)

    het plantaardig teeltmateriaal wordt geteeld overeenkomstig alle andere relevante eisen inzake de biologische plantaardige productie;

    d)

    de toelating voor het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal wordt verkregen voordat het materiaal wordt ingezaaid of geplant;

    e)

    de bevoegde autoriteit die, de controleautoriteit die of het controleorgaan dat verantwoordelijk is voor de toelating, verleent de toelating telkens voor één seizoen en alleen aan individuele gebruikers, en registreert de hoeveelheden toegelaten plantaardig teeltmateriaal;

    f)

    in afwijking van punt e) kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten jaarlijks een algemene toelating verlenen voor het gebruik van een bepaalde soort, ondersoort of een bepaald ras niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal en de lijst van soorten, ondersoorten of rassen openbaar maken en jaarlijks bijwerken. In dat geval vermelden die bevoegde autoriteiten de hoeveelheden toegelaten niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal;

    g)

    de overeenkomstig deze alinea verleende toelatingen verstrijken op 31 december 2036.

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zenden elk jaar uiterlijk op 30 juni en voor het eerst uiterlijk op 30 juni 2023 aan de Commissie en de andere lidstaten de informatie over de overeenkomstig de eerste alinea verleende toelatingen toe.

    Exploitanten die overeenkomstig de eerste alinea geproduceerd teeltmateriaal produceren en in de handel brengen, mogen op vrijwillige basis de relevante specifieke informatie over de beschikbaarheid van dergelijk plantaardig teeltmateriaal in de overeenkomstig artikel 26, lid 2, ingestelde nationale systemen openbaar maken. Exploitanten die ervoor kiezen dergelijke informatie op te nemen, zorgen ervoor dat de informatie regelmatig wordt bijgewerkt en uit de nationale systemen wordt verwijderd zodra het plantaardig teeltmateriaal niet meer beschikbaar is. Wanneer wordt gebruikgemaakt van de in punt f) bedoelde algemene toelating, houden marktdeelnemers registers bij van de gebruikte hoeveelheid.”.


    Top