Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R0390

    Verordening (EG) nr. 390/2005 van de Raad van 7 maart 2005 tot beëindiging van de tussentijdse procedure voor de eventuele herziening van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit India

    PB L 63 van 10.3.2005, p. 1–3 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 159M van 13.6.2006, p. 179–181 (MT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 23/08/2006

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/390/oj

    10.3.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 63/1


    VERORDENING (EG) Nr. 390/2005 VAN DE RAAD

    van 7 maart 2005

    tot beëindiging van de tussentijdse procedure voor de eventuele herziening van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit India

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 11, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na overleg met het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   Voorafgaande procedure en geldende maatregelen

    (1)

    In augustus 2001 heeft de Raad, na een onderzoek dat in mei 2000 was geopend (hierna „het oorspronkelijke onderzoek” genoemd), bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 (2) definitieve antidumpingrechten ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit, onder meer, India. Voor India werden daarbij rechten vastgesteld die varieerden van 0 % tot 62,6 %.

    (2)

    Voor Jindal Poly Films Limited, voordien Jindal Polyester Limited (bericht van naamswijziging bekendgemaakt op 2 december 2004 (3)), geldt een antidumpingrecht van 0 %. Ten aanzien van PET-folie van deze onderneming geldt ook een compenserend recht, en wel van 7 %, dat de Raad in 1999 heeft ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 (4).

    2.   Verzoek om een herziening

    (3)

    Het verzoek om een tussentijds onderzoek dat alleen betrekking heeft op Jindal Poly Films Limited, werd ingediend door de volgende EG-producenten: Du Pont Teijin Films, Mitsubishi Polyester Film GmbH en Nuroll SpA. Deze zijn goed voor een groot deel van de productie van PET-folie in de Gemeenschap. Toray Plastics Europe liet weten het verzoek te steunen, maar is niet een van de indieners van het verzoek.

    (4)

    De indieners van het verzoek voerden aan dat de dumpingmarge van Jindal Poly Films Limited was gewijzigd en hoger was dan de marge die werd vastgesteld bij het oorspronkelijke onderzoek dat tot de instelling van het thans geldende recht heeft geleid.

    3.   Onderzoek

    (5)

    Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het verzoek voldoende bewijsmateriaal bevatte. Op 19 februari 2004 heeft zij de inleiding van een tussentijdse herzieningsprocedure overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening bekendgemaakt door middel van een bericht (hierna „bericht van inleiding” genoemd) in het Publicatieblad van de Europese Unie  (5).

    (6)

    Het onderzoek naar dumping had uitsluitend betrekking op Jindal Poly Films Limited. Het onderzoektijdvak was 1 januari tot en met 31 december 2003.

    (7)

    De Commissie heeft Jindal Poly Films Limited, de vertegenwoordigers van India en de EG-producenten van de inleiding van de herzieningsprocedure in kennis gesteld en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te verzoeken te worden gehoord binnen de in het bericht van inleiding gestelde termijn.

    (8)

    Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, heeft de Commissie een vragenlijst toegezonden aan Jindal Poly Films Limited, de betrokken producent/exporteur, die de vragenlijst heeft beantwoord. De verstrekte informatie werd ten kantore van de onderneming in New Delhi gecontroleerd.

    B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    1.   Betrokken product

    (9)

    Het betrokken product is, zoals gedefinieerd in het oorspronkelijke onderzoek, polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie), doorgaans ingedeeld onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90.

    2.   Soortgelijk product

    (10)

    Zoals bij het oorspronkelijke onderzoek bleek dat PET-folie die in India wordt geproduceerd en daar op de binnenlandse markt wordt verkocht, PET-folie die vanuit India naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd, en PET-folie die door de EG-producenten wordt geproduceerd en in de Gemeenschap wordt verkocht, dezelfde fysische en technische kenmerken en gebruiksdoeleinden hebben. De conclusie is derhalve dat zij soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    C.   DUMPING

    1.   Normale waarde

    (11)

    Voor de vaststelling van de normale waarde werd voor de producent/exporteur eerst bepaald of de totale omvang van de verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening, dat wil zeggen of deze ten minste 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer van dit product naar de Gemeenschap.

    (12)

    Vervolgens werd nagegaan of de totale omvang van de verkoop op de binnenlandse markt van elke soort van het betrokken product in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer van die soort naar de Gemeenschap.

    (13)

    Voor de soorten van het betrokken product waarvan de binnenlandse verkoop ten minste 5 % bedroeg van de omvang van de uitvoer van die soort naar de Gemeenschap, werd vervolgens nagegaan of die verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Wanneer ten minste 80 % van een soort op de binnenlandse markt was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger dan de kostprijs, was de normale waarde gelijk aan de gewogen gemiddelde prijs van de totale verkochte hoeveelheid van die soort op de binnenlandse markt. Wanneer van een soort minder dan 80 %, doch ten minste 10 % met winst was verkocht, was de normale waarde gelijk aan de gewogen gemiddelde prijs van uitsluitend de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt.

    (14)

    Wanneer voor bepaalde soorten van het betrokken product de binnenlandse prijzen van de producent/exporteur niet konden worden gebruikt om de normale waarde vast te stellen omdat die soorten niet in het kader van normale handelstransacties waren verkocht of niet in voldoende hoeveelheden, werd de normale waarde geconstrueerd door de fabricagekosten van de producent/exporteur te nemen en daaraan een redelijk bedrag toe te voegen voor de kosten van verkoop, administratie en andere algemene kosten (hierna „VAA-kosten” genoemd) en winst, overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

    (15)

    De VAA-kosten waren de kosten van de producent/exporteur bij de representatieve verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt. De gebruikte winstmarge was de gewogen gemiddelde winstmarge van de onderneming voor die soorten van het betrokken product die op de binnenlandse markt in representatieve hoeveelheden in het kader van normale handelstransacties waren verkocht.

    2.   Exportprijs

    (16)

    De producent/exporteur had melding gemaakt van een verkooptransactie (één lading) aan een verbonden onderneming in de Gemeenschap. Aangezien het om een verwaarloosbare hoeveelheid ging, werd deze transactie buiten beschouwing gelaten.

    (17)

    Daar het betrokken product in de andere gevallen naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap was uitgevoerd, werd de exportprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen exportprijs.

    3.   Vergelijking

    (18)

    De normale waarde en de exportprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking te kunnen maken tussen de normale waarde en de exportprijs, werden, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, correcties toegepast voor verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Waar van toepassing en gerechtvaardigd werden correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en verwante kosten, verpakking, krediet, commissies, kortingen en rabatten.

    a)   Invoerheffingen

    (19)

    Jindal Poly Films Limited voerde aan dat een correctie op de normale waarde moest worden toegepast voor de invoerheffing die in het kader van de regeling „voorafgaande vergunningen” niet was geheven van grondstoffen die worden gebruikt bij de fabricage van exportgoederen. In het kader van deze regeling kunnen grondstoffen vrij van rechten worden ingevoerd, mits een bepaalde hoeveelheid eindproducten van een bepaalde waarde wordt uitgevoerd. Die hoeveelheid en waarde worden bepaald overeenkomstig standaard in- en outputnormen. Goederen die in het kader van bedoelde regeling worden ingevoerd, kunnen worden gebruikt voor de fabricage van exportgoederen of om de voorraad aan te vullen van binnenlandse grondstoffen die voor die fabricage worden gebruikt. De onderneming voerde aan dat zij het betrokken product naar de Gemeenschap had uitgevoerd om te voldoen aan de voorwaarden van de regeling inzake ingevoerde grondstoffen.

    (20)

    Er werd geen conclusie getrokken over de vraag of hiervoor een correctie moest worden toegepast, aangezien die niet van invloed zou zijn op het resultaat van het onderzoek.

    b)   Andere correcties

    (21)

    De producent/exporteur heeft voor enkele exporttransacties om een correctie verzocht op de exportprijs overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder k), van de basisverordening vanwege de voordelen die hij in het kader van de Duty Entitlement Passbook (DEPB)-regeling had genoten. De in het kader van die regeling ontvangen kredietpunten kunnen worden gebruikt voor de betaling van invoerrechten op willekeurige goederen of kunnen aan andere ondernemingen worden verkocht. Er is geen verplichting om de ingevoerde goederen bij de productie van het exportproduct te gebruiken. De exporteur/producent kon niet aantonen dat de voordelen van de DEPB-regeling van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen, en met name dat op de binnenlandse markt steeds andere prijzen waren betaald vanwege de DEPB-voordelen. Dit argument werd daarom afgewezen.

    4.   Dumpingmarge

    (22)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde exportprijs.

    (23)

    Deze vergelijking leverde een dumpingmarge op van 0 %.

    D.   CONCLUSIE

    (24)

    Gelet op voorgaande feiten, overwegingen en de beschikbare informatie moet de tussentijdse herzieningsprocedure overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening worden beëindigd en moet het antidumpingrecht van 0 % dat bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 werd ingesteld op PET-folie die door Jindal Poly Films Limited wordt geproduceerd en naar de Gemeenschap uitgevoerd, worden gehandhaafd.

    (25)

    De verzoekers werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan het voornemen bestond om het thans geldende antidumpingrecht te handhaven, en konden hierover opmerkingen maken.

    (26)

    De EG-producenten voerden aan dat de dumpingmarge had moeten worden vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de prijzen van afzonderlijke exporttransacties, daar de dumping op een bepaalde categorie afnemers was gericht. Zij beweerden dat indien een bepaalde soort PET-folie uitsluitend wordt verkocht aan afnemers binnen een bepaald eindgebruiksegment, dit overeenkomt met dumping die op bepaalde afnemers is gericht. Voorts zou deze aanpak gerechtvaardigd zijn door de stijging van de Indiase productiecapaciteit, vooral voor een bepaalde soort PET-folie. In antwoord hierop wordt in de eerste plaats opgemerkt dat de betrokken soort PET-folie niet alleen was verkocht aan afnemers die uitsluitend die soort kochten, maar ook aan andere afnemers. Uit een vergelijking van de prijzen bij verkoop van dezelfde soorten PET-folie aan verschillende afnemers, bleek niet dat de prijzen per soort afnemer verschilden. Bij het ontbreken van een patroon van prijsdifferentiatie is het al dan niet bestaan van een dumpingpatroon per soort niet relevant voor de keuze van de dumpingberekeningsmethode, zoals bepaald in artikel 2, lid 11, van de basisverordening. Voorts zijn wijzigingen in de productiecapaciteit evenmin relevant om te bepalen welke methode moet worden gevolgd om de dumpingmarge vast te stellen. Aangezien niet is gebleken dat dumping had plaatsgevonden die gericht was op bepaalde afnemers, gebieden of perioden, moet het argument van de verzoekers worden afgewezen en blijft de vergelijking van de normale waarde met de exportprijs op basis van gewogen gemiddelden de passende methode,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De tussentijdse procedure voor de eventuele herziening van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie), doorgaans ingedeeld onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90, van toepassing op de Indiase producent/exporteur Jindal Poly Films Limited, wordt beëindigd.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 7 maart 2005.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. KRECKÉ


    (1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

    (2)  PB L 227 van 23.8.2001, blz. 1.

    (3)  PB C 297 van 2.12.2004, blz. 2.

    (4)  PB L 316 van 10.12.1999, blz. 1.

    (5)  PB C 43 van 19.2.2004, blz. 14.


    Top