Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017D1088

    Besluit (EU) 2017/1088 van de Commissie van 24 maart 2017 inzake staatssteun SA.35484 (2013/C) (ex SA.35484 (2012/NN)) betreffende bepaalde uit hoofde van de wet melk en vetten gefinancierde submaatregelen inzake onderzoek (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 1863)

    C/2017/1863

    PB L 156 van 20.6.2017, p. 25–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2017/1088/oj

    20.6.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 156/25


    BESLUIT (EU) 2017/1088 VAN DE COMMISSIE

    van 24 maart 2017

    inzake staatssteun SA.35484 (2013/C) (ex SA.35484 (2012/NN)) betreffende bepaalde uit hoofde van de wet melk en vetten gefinancierde submaatregelen inzake onderzoek

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 1863)

    (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

    Na de belanghebbenden overeenkomstig de bovengenoemde bepalingen te hebben uitgenodigd hun opmerkingen in te dienen (1), en gezien deze opmerkingen,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   DE PROCEDURE

    (1)

    Bij brieven van 28 november 2011 en 27 februari 2012 heeft de Commissie Duitsland verzocht om aanvullende informatie met betrekking tot het jaarverslag 2010 over staatssteun in de landbouwsector, dat Duitsland overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad (2) had ingediend. Duitsland heeft de vragen van de Commissie beantwoord bij brieven van 16 januari 2012 en 27 april 2012. Uit de antwoorden van Duitsland blijkt dat het land financiële steun aan de Duitse melksector heeft verleend op grond van de wet van 1952 over de handel in melk, melkproducten en vetten („Milch- und Fettgesetz” — „wet melk en vetten” of „WMV”).

    (2)

    Bij brief van 2 oktober 2012 heeft de Commissie aan Duitsland meegedeeld dat de betrokken maatregelen als niet-aangemelde steun zijn geregistreerd onder nummer SA.35484 (2012/NN). Duitsland heeft aanvullende informatie verstrekt bij brieven van 16 november 2012, 7, 8, 11, 13, 14, 15 en 19 februari, 21 maart, 8 april, 28 mei, 10 en 25 juni en 2 juli 2013.

    (3)

    Bij brief van 17 juli 2013 (3) heeft de Commissie Duitsland in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van bepaalde submaatregelen die in het kader van de WMV zijn ingevoerd, de in artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) bedoelde procedure in te leiden (hierna „het inleidingsbesluit” genoemd). In hetzelfde schrijven is de Commissie tot de conclusie gekomen dat andere submaatregelen hetzij voor de periode van 28 november 2001 tot en met 31 december 2006, voor de periode met ingang van 1 januari 2007 of voor beide tijdvakken verenigbaar zijn met de interne markt, hetzij geen staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, hetzij niet onder het toepassingsgebied van de staatssteunvoorschriften vallen.

    (4)

    Het onderhavige besluit heeft betrekking op de submaatregelen inzake onderzoek waarnaar in het inleidingsbesluit wordt verwezen als de submaatregelen BY2, BY11, BY12 en BY13 (hierna „de submaatregelen” genoemd). De Commissie heeft verklaard dat deze submaatregelen alle kenmerken van staatssteun lijken te vertonen en dat de subsidiabele kosten overeenstemden met krachtens de toepasselijke staatssteunregels toegestane subsidiabele kosten (zie de overwegingen 203 en 209 van het inleidingsbesluit).

    (5)

    De Commissie had van Duitsland echter niet voldoende informatie ontvangen over de steunintensiteit, met name of de steunintensiteit overeenstemde met de krachtens de toepasselijke staatssteunregels toegestane percentages (zie de overwegingen 204, 205, 210 en 211 van het inleidingsbesluit), en bijgevolg heeft zij twijfels geuit over de verenigbaarheid van de submaatregelen met de interne markt (zie de overwegingen 206 en 212 van het inleidingsbesluit). Daarom heeft de Commissie Duitsland verzocht zijn opmerkingen in te dienen en alle informatie te verstrekken die van dienst kan zijn voor de beoordeling van de steun met betrekking tot de periode met ingang van 28 november 2001 (zie overweging 276 van het inleidingsbesluit).

    (6)

    Duitsland heeft bij brief van 20 september 2013 opmerkingen over het inleidingsbesluit ingediend. Bij brieven van 22 september 2016 en 25 oktober 2016 heeft het Beierse ministerie van Landbouw aanvullende toelichtingen ingediend.

    (7)

    Het inleidingsbesluit is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen te maken binnen een maand na deze bekendmaking. De Commissie heeft van belanghebbenden geen specifieke opmerkingen over de submaatregelen ontvangen.

    2.   BESCHRIJVING VAN DE SUBMAATREGELEN

    (8)

    De WMV is een Duitse federale wet, die in 1952 in werking is getreden. Het betreft een kaderwet, die voor onbeperkte duur geldig is.

    (9)

    Op grond van artikel 22, lid 1, WMV kunnen de Duitse deelstaten de melkbedrijven een melkheffing opleggen op basis van de geleverde hoeveelheden melk.

    (10)

    Krachtens artikel 22, lid 2, WMV mogen de opbrengsten uit de melkheffing uitsluitend worden gebruikt voor:

    a)

    het verbeteren en behouden van de kwaliteit op grond van bepaalde uitvoeringsvoorschriften;

    b)

    het verbeteren van de hygiëne bij de productie, de levering, de be- en verwerking en de afzet van melk en melkproducten;

    c)

    melkrendementscontrole;

    d)

    bedrijfsadvisering betreffende kwesties die de zuivelsector aanbelangen, en permanente opleiding van nieuwkomers in de sector;

    e)

    publiciteit om consumptie van melk en melkproducten te verhogen;

    f)

    het uitvoeren van taken die voortvloeien uit de WMV.

    (11)

    Krachtens artikel 22, lid 2a, WMV kunnen de heffingsopbrengsten in afwijking van lid 2 ook worden gebruikt voor:

    a)

    het verlagen van structuurgebonden hogere ophaalkosten bij de levering van melk en room van de producent aan het melkbedrijf;

    b)

    het verlagen van hogere transportkosten bij de levering van melk tussen melkbedrijven, voor zover de levering noodzakelijk is om de consumptiemelkvoorziening in het afzetgebied van de beleverde melkbedrijven te verzekeren, en

    c)

    het bevorderen van de kwaliteit bij de centrale afzet van melkproducten.

    (12)

    In Beieren werd de inning en het gebruik van de melkheffing geregeld in de Beierse verordening inzake een melkheffing („Bayerische Milchumlageverordnung”).

    (13)

    In Beieren werd de melkheffing gebruikt om de in overweging 4 bedoelde submaatregelen inzake onderzoek te financieren, namelijk:

     

    BY 2 — „Die Erhöhung des Milchproteingehaltes durch Management und Züchtung: Eine Perspektive für Milcherzeuger, Verbraucher und Industrie” (De verhoging van het gehalte aan melkproteïnen door beheer en fokkerij: een perspectief voor melkveehouders, consumenten en industrie);

     

    BY 11 — „Förderung der Anpassung von Untersuchungsmethoden zur Bearbeitung spezifischer Fragestellungen sowie der Methodenentwicklung in Kooperation mit Forschungseinrichtungen und der Nutzbarmachung und des Transfers wissenschaftlicher Erkenntnisse für die bayerische Milchwirtschaft” (Bevorderen van de aanpassing van onderzoeksmethoden voor de behandeling van specifieke kwesties en de ontwikkeling van methoden in samenwerking met onderzoeksinstellingen en overdracht van wetenschappelijke kennis voor de Beierse zuivelsector);

     

    BY 12 — Entwicklung einer anti-listeriellen, frühen Oberflächenreifungskultur für geschmierte Käse (Ontwikkeling van een anti-listeria-rijpingsstof voor kaas);

     

    BY 13 — „Überwachung von antimikrobiellen Rückständen der Milch — Etablierung des neuen Biosensor-Systems MCR3 für Routineuntersuchungen in der Praxis” (Toezicht op antimicrobiële residuen in melk — vaststelling van het nieuwe biosensorsysteem MCR3 voor routinetesten in de praktijk).

    Deze laatste submaatregel ontving eveneens financiering uit de Beierse deelstaatbegroting.

    (14)

    De specifieke rechtsgrondslag voor de uitvoering van de submaatregelen omvatte ook:

    het Beierse financieel reglement („Bayerische Haushaltsordnung”), met name de artikelen 23 en 44, evenals de desbetreffende administratieve bepalingen („Verwaltungsvorschriften”);

    het tweejaarlijkse begrotingsplan van het Beierse ministerie van Landbouw, waaronder het hoofdstuk inzake de uitgaven uit het „Bijzondere Melk- en vetfonds” („Sondervermögen Milch und Fett”);

    de administratieve rechtshandelingen van het Beierse ministerie van Landbouw ter goedkeuring van de onderzoeksprojecten en de uitgaven („Ausgabeermächtigung”).

    (15)

    De besluiten over het soort projecten dat moest worden uitgevoerd en gefinancierd met de melkheffing, werden goedgekeurd door middel van een bijzondere besluitvormingsprocedure op verschillende niveaus. Het bestuur van de vereniging van de Beierse zuivelsector („Vorstand der Landesvereinigung der bayerischen Milchwirtschaft”) stelt een lijst met een preselectie van projecten op, die wordt gestemd door de algemene vergadering („Mitgliederversammlung”) van die vereniging. Tijdens de algemene vergadering wordt ook gestemd over de geplande begroting voor de projecten. Op basis van die stemming en het tweejaarlijkse begrotingsplan van het Beierse ministerie van Landbouw, stelt het ministerie administratieve rechtshandelingen vast ter goedkeuring van de uitgaven voor de geselecteerde onderzoeksprojecten („Ausgabeermächtigung”). Voor elk project wordt een afzonderlijk besluit vastgesteld.

    3.   OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

    (16)

    Duitsland heeft de volgende informatie verstrekt betreffende de in het inleidingsbesluit bedoelde verenigbaarheidsvoorwaarden:

    BY 2 — „Die Erhöhung des Milchproteingehaltes durch Management und Züchtung: Eine Perspektive für Milcherzeuger, Verbraucher und Industrie” (De verhoging van het gehalte aan melkproteïnen door beheer en fokkerij: een perspectief voor melkveehouders, consumenten en industrie):

    (17)

    Het project werd uitgevoerd tussen 2008 en 2012. De begunstigde was de Technische Universität München.

    (18)

    De totale begroting voor het project bedroeg 600 000 EUR. De financiële middelen kunnen als volgt worden opgesplitst:

    Tabel 1

    Bron

    EUR per jaar

    Totaal middelen (in EUR)

    % van het totaal

    Eigen middelen van de begunstigde

    20 000

    100 000

    16,67

    Concern Theo Müller

    75 000

    350 000

    58,33

    Melkheffing (WMV)

    35 000

    150 000

    25

    (19)

    De steun uit de melkheffing bedroeg 150 000 EUR en was goed voor 25 % van de totale middelen voor het onderzoeksproject.

    BY 11 — „Förderung der Anpassung von Untersuchungsmethoden zur Bearbeitung spezifischer Fragestellungen sowie der Methodenentwicklung in Kooperation mit Forschungseinrichtungen und der Nutzbarmachung und des Transfers wissenschaftlicher Erkenntnisse für die bayerische Milchwirtschaft” (Bevorderen van de aanpassing van onderzoeksmethoden voor de behandeling van specifieke kwesties en de ontwikkeling van methoden in samenwerking met onderzoeksinstellingen en overdracht van wetenschappelijke kennis voor de Beierse zuivelsector):

    (20)

    Het doel van het project was de modernisering van de bestaande melkanalysemethoden en de vragenlijsten met specifieke melkgerelateerde vragen. De bedoeling was dat de melkbedrijven in Beieren de resultaten van het onderzoeksproject konden gebruiken bij de melkproductie en de verwerking van zuivelproducten.

    (21)

    Het project werd uitgevoerd tussen 2002 en 2011. De steun werd jaarlijks toegekend.

    (22)

    De volgende tabel bevat de begroting en het steunbedrag voor het project:

    Tabel 2

    Periode 2002-2006

    Jaar

    2002

    2003

    2004

    2005

    2006

    Projectbegroting (in EUR)

    332 505,30

    416 945,14

    616 483,19

    812 433,90

    587 072,90

    Steunbedrag (in EUR)

    222 261,52

    288 240,39

    423 429,64

    564 887,80

    391 124,32

    Steunintensiteit (in %):

    66,84

    69,13

    68,68

    69,53

    66,62


    Tabel 3

    Periode 2007-2012

    Jaar

    2007

    2008

    2009

    2010

    2011

    2012

    Projectbegroting (in EUR)

    378 169,60

    324 134,53

    376 916,07

    369 009,52

    409 803,32

    343 753,57

    Steunbedrag (in EUR)

    273 898,60

    240 292,53

    274 014,01

    268 866,52

    301 076,32

    257 259,72

    Steunintensiteit (in %):

    72,43

    74,13

    72,70

    72,86

    73,47

    74,84

    (23)

    De begunstigde was Milchwirtschaftlicher Verein Allgäu-Schwaben e. V., een middelgrote onderneming (5) (hierna „mkb-onderneming” genoemd). De resultaten van het onderzoek werden voorgesteld op verscheidene nationale en internationale evenementen en in talrijke nationale en internationale wetenschappelijke bladen (6).

    BY 12 — Entwicklung einer anti-listeriellen, frühen Oberflächenreifungskultur für geschmierte Käse (Ontwikkeling van een anti-listeria-rijpingsstof voor kaas):

    (24)

    In zijn brief van 20 september 2013 heeft Duitsland verklaard dat het oorspronkelijk een verkeerde beschrijving had gegeven van het project, die in aanmerking werd genomen in het kader van het inleidingsbesluit. Oorzaak van deze vergissing was de verwarring met een ander project met een gelijkende titel, dat volledig met particuliere middelen was gefinancierd. Duitsland heeft de volgende nieuwe informatie verstrekt over het project dat uit de melkheffing werd gefinancierd.

    (25)

    Het doel van het project was op zoek te gaan naar interactie tussen Listeria monocytogenes en bacteriën voor de rijping van roodbacteriekaas (gewassenkorstkaas). Het project was van nut voor bacteriologisch basisonderzoek. Dankzij het project kon worden aangetoond dat bepaalde stammen van Pichia norvegensis een uitzonderlijk remmend potentieel hebben ten aanzien van Listeria monocytogenes. Het gaat om een bevinding die voorheen nog niet wetenschappelijk was beschreven. Het resultaat kon niet meteen worden benut voor de kaasproductie omdat de onderliggende moleculaire aard van die remmende werking nog verder moest worden verduidelijkt.

    (26)

    Het project werd uitgevoerd tussen 2006 en 2008. De begroting voor het project bedroeg 30 000 EUR, die volledig uit de melkheffing werd gefinancierd.

    (27)

    De begunstigde was Technische Universität München, een openbare hoger-onderwijsinstelling zonder winstoogmerk.

    BY 13 — „Überwachung von antimikrobiellen Rückständen der Milch — Etablierung des neuen Biosensor-Systems MCR3 für Routineuntersuchungen in der Praxis” (Toezicht op antimicrobiële residuen in melk — vaststelling van het nieuwe biosensorsysteem MCR3 voor routinetesten in de praktijk):

    (28)

    Het project werd uitgevoerd in 2010 en 2011. De subsidiabele kosten bedroegen 73 234,58 EUR. De steun werd toegekend in 2010 en was afkomstig van twee bronnen: de melkheffing en de Beierse deelstaatbegroting („Cluster Ernährung”). Zowel het bedrag uit de melkheffing als dat uit de deelstaatbegroting bedroeg 26 500 EUR, wat betekent dat de steunintensiteit 72,4 % bedroeg.

    (29)

    De begunstigde was Milchprüfring Bayern e. V., een mkb-onderneming (7). De resultaten van het onderzoek werden voorgesteld op verscheidene nationale en internationale evenementen en in talrijke nationale en internationale wetenschappelijke bladen (8).

    4.   BEOORDELING VAN DE VRAAG OF SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN

    (30)

    In het inleidingsbesluit stelde de Commissie dat deze submaatregelen alle kenmerken van staatssteun lijken te vertonen.

    (31)

    Overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

    4.1.   Steunmaatregel van de staten of met staatsmiddelen bekostigd

    (32)

    De steun was hoofdzakelijk afkomstig van de melkheffing. In het geval van submaatregel BY 13 werd ook steun verleend uit de Beierse deelstaatbegroting.

    (33)

    De financiële middelen uit de Beierse deelstaatbegroting zijn staatsmiddelen. De financiële middelen uit de melkheffing worden ook beschouwd als staatsmiddelen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU en wel om de volgende redenen:

    (34)

    Volgens vaste rechtspraak dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen de gevallen waarin de steun rechtstreeks door de staat wordt verleend, en de gevallen waarin de steun via door de staat daartoe aangewezen of opgerichte publiek- of privaatrechtelijke lichamen wordt verleend. Om voordelen te kunnen bestempelen als steun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, moeten zij, ten eerste, rechtstreeks of onrechtstreeks met staatsmiddelen worden bekostigd en, ten tweede, toerekenbaar zijn aan de staat.

    (35)

    Wat de hierboven beschreven maatregelen betreft, is het duidelijk dat de heffing wordt geïnd op grond van een federale wet, de WMV, in samenhang met de Beierse verordening inzake een melkheffing.

    (36)

    Krachtens artikel 22, lid 1, eerste zin, WMV kunnen de deelstaatregeringen in overleg met de Landesvereinigung of de brancheorganisaties gezamenlijk heffingen innen bij de melkerijen, melkophaaldepots en roombedrijven met als doel de melksector te stimuleren.

    (37)

    Krachtens artikel 22, lid 1, tweede zin, WMV kunnen de deelstaatregeringen op verzoek van de Landesvereinigung of de brancheorganisaties gezamenlijk heffingen tot maximaal 0,2 cent per kilogram geleverde melk innen. De bevoegdheid over de heffing ligt dus duidelijk in handen van de deelstaatregeringen.

    (38)

    De rechtsgrondslag voor de inning van een melkheffing in Beieren bestaat uit de Beierse verordening inzake een melkheffing, waarin de bijzonderheden, zoals de hoogte van de heffing, worden geregeld. Bijgevolg wordt de inning van een melkheffing geregeld door de Beierse regering, m.a.w. door de staat. Het feit dat de betrokken verordening is goedgekeurd in overleg met de betrokken Landesvereinigung, die de zuivelsector vertegenwoordigt, doet niets af aan die conclusie.

    (39)

    In het onderhavige geval wordt de heffing bij particuliere ondernemingen — melkerijen geïnd. Alvorens te worden gebruikt voor de financiering van de submaatregelen inzake onderzoek, vloeien de heffingsopbrengsten naar de Beierse begroting. Daarom worden deze geacht onder overheidstoezicht te staan.

    (40)

    De Commissie concludeert dat de met de melkheffingsopbrengsten gefinancierde maatregelen met staatsmiddelen worden bekostigd en aan de staat toe te rekenen zijn.

    4.2.   Ondernemingen/Selectief voordeel

    (41)

    De begunstigden waren: Technische Universität München (submaatregelen BY 2 en BY 12), Milchwirtschaftlicher Verein Allgäu-Schwaben e. V. (submaatregel BY 11) en Milchprüfring Bayern e. V. (submaatregel BY 13).

    (42)

    De Technische Universität München is een openbare onderzoeksorganisatie. In het kader van submaatregel BY 2 moet deze als een onderneming worden beschouwd, aangezien ze een economische activiteit uitoefende, namelijk contractonderzoek op landbouwgebied met als doel praktische resultaten af te leveren die door melkveehouders en melkerijen kunnen worden gebruikt bij de melkproductie. De economische aard van de activiteit wordt nog benadrukt door het feit dat ook particuliere ondernemingen (concern Theo Müller, zie overweging 18) het onderzoeksproject medefinancierden. Geconcludeerd kan worden dat de onderzoeksorganisatie contractonderzoek verrichtte en onderzoeksresultaten verstrekte aan ondernemingen.

    (43)

    In het geval van submaatregel BY 12 moet de Technische Universität München niet als een onderneming worden beschouwd, omdat zij een niet-economische activiteit uitoefende, namelijk het voeren van onafhankelijk onderzoek met het oog op meer fundamentele kennis op bacteriologisch vlak. Zoals vermeld in overweging 24, heeft Duitsland nieuwe informatie over deze submaatregel ingediend, die nog niet werd beoordeeld in het inleidingsbesluit. Volgens de nieuwe informatie heeft het onderzoeksproject in het kader van submaatregel BY 12 betrekking op onafhankelijk onderzoek, namelijk bacteriologisch basisonderzoek zonder rechtstreekse praktische toepassing.

    (44)

    Milchwirtschaftlicher Verein Allgäu-Schwaben e. V. (submaatregel BY 11) en Milchprüfring Bayern e. V. (submaatregel BY 13) zijn vormen van organisaties van vertegenwoordigers van de melkproductie en de zuivelsector in Beieren met een particulier rechtskarakter die verschillende economische activiteiten en diensten in het kader van een contract leveren die van belang zijn voor de Beierse melkproducenten, melkverwerkende bedrijven en andere marktdeelnemers in de zuivelsector. In het kader van de submaatregelen BY 11 en BY 13 hebben zij contractonderzoek op landbouwgebied verricht met als doel praktische resultaten af te leveren die door melkveehouders en melkerijen kunnen worden gebruikt bij de melkproductie. Zij worden door Duitsland als kleine of middelgrote onderneming aangemerkt.

    (45)

    De drie geselecteerde begunstigden hebben in hun hoedanigheid van onderneming een selectief voordeel ontvangen, aangezien projectkosten die deel uitmaken van hun economische activiteit en normaal met eigen middelen hadden moeten worden bekostigd, zijn gedekt met middelen uit de staatsbegroting en de melkheffing.

    4.3.   Concurrentievervalsing en ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer

    (46)

    Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie komt een verbetering van de concurrentiepositie van een onderneming dankzij staatssteun in het algemeen neer op verstoring van de concurrentie ten opzichte van andere, concurrerende ondernemingen die de betrokken steun niet ontvangen (9). Steun aan een onderneming die actief is op een markt waar handel binnen de Unie plaatsvindt, kan het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden (10). In de periode 2001-2012 was de handel in landbouwproducten binnen de Unie aanzienlijk. De import en export van producten van post 0401 van de gecombineerde nomenclatuur (melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen) (11) vertegenwoordigde in 2011 een waarde van respectievelijk 1,2 miljard EUR en 957 miljoen EUR (12).

    (47)

    De in het onderhavige besluit beoordeelde submaatregelen dienen ter ondersteuning van activiteiten voor industrieel contractonderzoek in de landbouwsector, meer bepaald de zuivelsector. Gezien de omvangrijke handel in zuivelproducten kan ervan worden uitgegaan dat de onderhavige submaatregelen de concurrentie verstoren of dreigen te verstoren, en de handel tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden.

    4.4.   Conclusie inzake het bestaan van steun

    (48)

    Daarom kan worden geconcludeerd dat de submaatregelen BY 2, BY 11 en BY 13 moeten worden aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU en dat submaatregel BY 12 geen staatssteun is, aangezien de begunstigde geen economische activiteit uitoefende.

    5.   BEOORDELING VAN DE RECHTMATIGHEID VAN DE STEUN

    (49)

    Krachtens artikel 108, lid 3, VWEU zijn de lidstaten verplicht de Commissie op de hoogte te brengen van elk voornemen tot invoering van steunmaatregelen en mogen zij die maatregelen niet tot uitvoering brengen voordat de Commissie ze als verenigbaar heeft goedgekeurd (standstill-verplichting). Duitsland heeft de submaatregelen BY 2, BY 11 en BY 13 niet bij de Commissie aangemeld alvorens ze uit te voeren.

    (50)

    De submaatregelen BY 2, BY 11 en BY 13 vormen nieuwe steun in de zin van artikel 1, onder c), van Verordening (EU) 2015/1589. Aan geen van de criteria van bestaande steun is voldaan. Het gaat met name niet om bestaande steun in de zin van artikel 1, onder b), i), van Verordening (EU) 2015/1589 aangezien de maatregelen tot uitvoering zijn gebracht na de inwerkingtreding van het VWEU (submaatregel BY 2 is uitgevoerd in 2008, submaatregel BY 11 is uitgevoerd in 2002 en submaatregel BY 13 is uitgevoerd in 2010) en de verjaringstermijn van tien jaar niet is verstreken (de verjaringstermijn werd op 28 november 2011 onderbroken, zie overweging 152 van het inleidingsbesluit).

    (51)

    Bijgevolg zijn deze nieuwe steunmaatregelen onrechtmatig, aangezien ze niet bij de Commissie werden aangemeld alvorens ze tot uitvoering werden gebracht.

    6.   BEOORDELING VAN DE VERENIGBAARHEID VAN DE SUBMAATREGELEN

    (52)

    In artikel 107, lid 3, onder c), VWEU is bepaald dat steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, als verenigbaar met de interne markt kunnen worden beschouwd mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

    (53)

    Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende steun (13) dient onrechtmatig verleende staatssteun (d.w.z. steun die in strijd met artikel 108, lid 3, VWEU tot uitvoering is gebracht) te worden getoetst aan de bepalingen die van kracht waren op het ogenblik waarop de steun werd verleend.

    (54)

    Voor steun voor onderzoek zijn specifieke richtsnoeren vastgesteld. Steun die in de periode van 28 november 2001 tot en met 31 december 2006 is verleend, moet worden getoetst aan de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (14) (hierna de „communautaire kaderregeling 1996” genoemd). Steun die na 1 januari 2007 is verleend, moet worden getoetst aan de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (15) (hierna de „communautaire kaderregeling 2007-2013” genoemd).

    (55)

    De submaatregelen BY 2, BY 11 en BY 13 gelden als industrieel onderzoek in de zin van bijlage I, tweede streepje, bij de communautaire kaderregeling 1996 en punt 2.2, onder f), van de communautaire kaderregeling 2007-2013, aangezien deze submaatregelen waren gericht op aanmerkelijke verbeteringen en op het opdoen van nieuwe kennis inzake zuivelproducten en productieprocessen en praktische gevolgen hadden voor de zuivelsector. De resultaten van deze onderzoeksprojecten waren rechtstreeks bruikbaar in de productiecyclus van ondernemingen in de zuivelsector, die zo een betere kwaliteit van de geproduceerde melkproducten konden bereiken. Het onderzoeksproject in het kader van submaatregel BY 2 bijvoorbeeld had betrekking op de verhoging van het gehalte aan melkproteïnen en particuliere ondernemingen waren rechtstreeks betrokken bij het project. Het onderzoeksproject in het kader van submaatregel BY 11 had betrekking op moderne melkkwaliteitsanalyse en dat in het kader van submaatregel BY 13 op de ontwikkeling van een nieuw biosensorsysteem voor routinetesten in de praktijk.

    (56)

    De verenigbaarheid van de subsidiabele kosten werd reeds positief beoordeeld in het inleidingsbesluit (zie de overwegingen 203 en 209 van het inleidingsbesluit). Daarom moet de steunintensiteit nog worden beoordeeld (zie de overwegingen 204, 205, 210 en 211 van het inleidingsbesluit en overweging 5 van het onderhavige besluit).

    Submaatregel BY 2

    (57)

    Submaatregel BY 2 moet worden getoetst aan de communautaire kaderregeling 2007-2013 omdat de steun is verleend in de periode 2008-2012.

    (58)

    Krachtens punt 5.1.2, onder b), van de communautaire kaderregeling 2007-2013 is voor industrieel onderzoek een steunintensiteit tot 50 % toegelaten. De steunintensiteit voor submaatregel BY 2 bedroeg 25 % (zie overweging 19 van het onderhavige besluit) en lag dus binnen de toegestane wettelijke grenzen.

    (59)

    Geconcludeerd kan dus worden dat submaatregel BY 2 verenigbaar is met de interne markt aangezien de in punt 5.1.2, onder b), van de communautaire kaderregeling 2007-2013 vermelde steunintensiteit is nageleefd.

    Submaatregel BY 11

    (60)

    Aangezien de steun in het kader van submaatregel BY 11 tussen 2002 en 2011 werd verleend, moet hij worden getoetst aan beide regelingen voor onderzoekssteun: de communautaire kaderregeling 1996 voor de uitvoeringsperiode van 28 november 2001 tot en met 31 december 2006 en de communautaire kaderregeling 2007-2013 voor de uitvoeringsperiode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011.

    (61)

    Voor de uitvoeringsperiode van 28 november 2001 tot en met 31 december 2006 bedroeg de toegelaten steunintensiteit voor industrieel onderzoek 50 % (punt 5.3 van de communautaire kaderregeling 1996). Indien de steun ten goede kwam aan kleine en middelgrote ondernemingen, was een verhoging met 10 procentpunten toegelaten (punt 5.10.1 van de communautaire kaderregeling 1996). Een extra verhoging met 10 procentpunten was toegelaten indien het project gepaard ging met een ruime verspreiding en publicatie van de resultaten (punt 5.10.4, onder c), van de communautaire kaderregeling 1996). De in het kader van submaatregel BY 11 verleende steun is in overeenstemming met deze voorschriften inzake steunintensiteit, aangezien die steun aan kleine en middelgrote ondernemingen werd verleend en de resultaten werden bekendgemaakt op verschillende internationale en nationale wetenschappelijke evenementen en in verschillende internationale en nationale publicaties en de steun minder dan 70 % van de subsidiabele kosten bedroeg (zie overweging 22 en tabel 2 van het onderhavige besluit).

    (62)

    Voor de uitvoeringsperiode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011 bedroeg de toegelaten steunintensiteit voor industrieel onderzoek 50 % (punt 5.1.2, onder b), van de communautaire kaderregeling 2007-2013). Indien de steun ten goede kwam aan kleine en middelgrote ondernemingen, was een verhoging met 10 procentpunten toegelaten (punt 5.1.3, onder a), van de communautaire kaderregeling 2007-2013). Een extra verhoging met 15 procentpunten tot een maximale steunintensiteit van 80 % was toegelaten indien het project gepaard ging met een ruime verspreiding en publicatie van de resultaten (punt 5.1.3, onder c), van de communautaire kaderregeling 2007-2013). De in het kader van submaatregel BY 11 verleende steun is in overeenstemming met deze voorschriften inzake steunintensiteit, aangezien die steun aan kleine en middelgrote ondernemingen werd verleend en de resultaten werden bekendgemaakt op verschillende internationale en nationale wetenschappelijke evenementen en in verschillende internationale en nationale publicaties en de steun minder dan 75 % van de subsidiabele kosten bedroeg (zie overweging 21 en tabel 3 van het onderhavige besluit).

    (63)

    De begunstigde, Milchwirtschaftlicher Verein Allgäu-Schwaben e. V, kan als een kleine of middelgrote onderneming worden beschouwd, aangezien het aantal werknemers en de jaarlijkse omzet onder de drempel liggen die is vastgesteld in de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (16) (zie overweging 23). De in dezelfde overweging bedoelde lijst met de internationale en nationale wetenschappelijke evenementen en publicaties vermeldt 38 openbare lezingen en 29 publicaties.

    Submaatregel BY 13

    (64)

    Submaatregel BY 13 moet worden getoetst aan de communautaire kaderregeling 2007-2013 aangezien de steun is verleend in 2010.

    (65)

    De toegelaten steunintensiteit voor industrieel onderzoek bedroeg toen 50 % (punt 5.1.2, onder b), van de communautaire kaderregeling 2007-2013). Indien de steun ten goede kwam aan kleine en middelgrote ondernemingen, was een verhoging met 10 procentpunten toegelaten (punt 5.1.3, onder a), van de communautaire kaderregeling 2007-2013). Een extra verhoging met 15 procentpunten tot een maximale steunintensiteit van 80 % was toegelaten indien het project gepaard ging met een ruime verspreiding en publicatie van de resultaten (punt 5.1.3, onder c), van de communautaire kaderregeling 2007-2013). De in het kader van submaatregel BY 13 verleende steun is in overeenstemming met deze voorschriften inzake steunintensiteit, aangezien die steun aan kleine en middelgrote ondernemingen werd verleend en de resultaten werden bekendgemaakt op verschillende internationale en nationale wetenschappelijke evenementen en in verschillende internationale en nationale publicaties en de steun minder dan 75 % van de subsidiabele kosten bedroeg (zie de overwegingen 26 en 27 van het onderhavige besluit).

    (66)

    De begunstigde, Milchprüfring Bayern e. V, kan als een kleine of middelgrote onderneming worden beschouwd, aangezien het aantal werknemers en de jaarlijkse omzet onder de drempel liggen die is vastgesteld in de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (17) (zie overweging 29). De in dezelfde overweging bedoelde lijst met de internationale en nationale wetenschappelijke evenementen en publicaties vermeldt 12 openbare lezingen en 12 publicaties.

    Conclusie over de verenigbaarheid van de submaatregelen

    (67)

    Derhalve kan worden geconcludeerd dat de submaatregelen BY 2, BY 11 en BY 13 verenigbaar met de interne markt zijn,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Submaatregel BY 12 vormt geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

    Artikel 2

    De staatssteun die Duitsland in de periode tussen 28 november 2001 en 31 december 2012 voor de submaatregelen BY 2, BY 11, en BY 13 onrechtmatig in strijd met artikel 108, lid 3, VWEU heeft verleend, is krachtens artikel 107, lid 3, onder c), verenigbaar met de interne markt.

    Artikel 3

    Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

    Gedaan te Brussel, 24 maart 2017.

    Voor de Commissie

    Phil HOGAN

    Lid van de Commissie


    (1)  PB C 7 van 10.1.2014, blz. 8.

    (2)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9).

    (3)  C(2013) 4457 final, gecorrigeerd bij brief van 16 december 2013 (C(2013) 9021 final).

    (4)  Zie referentie in voetnoot 1.

    (5)  Volgens de informatie van Duitsland had de begunstigde in 2011 154 werknemers in dienst en een jaarlijkse omzet van 9,05 miljoen EUR.

    (6)  De door het Beierse ministerie van Landbouw verstrekte lijst van publicaties is bij de Commissie geregistreerd met referentie Ares(2016)5503557 — 22 september 2016.

    (7)  Volgens de informatie van Duitsland had de begunstigde in 2011 158 werknemers in dienst en een omzet van 14,6 miljoen EUR.

    (8)  De door het Beierse ministerie van Landbouw verstrekte lijst van publicaties is bij de Commissie geregistreerd met referentie Ares(2016)5503557 — 22 september 2016.

    (9)  Arrest van 17 september 1980, Philip Morris Holland BV/Commissie, 730/79, EU:C:1980:209, punten 11 en 12.

    (10)  Zie met name het arrest van 13 juli 1988, Franse Republiek/Commissie, 102/87, EU:C:1988:391.

    (11)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 927/2012 van de Commissie van 9 oktober 2012 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 304 van 31.10.2012, blz. 1).

    (12)  Bron: Eurostat.

    (13)  Mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22).

    (14)  Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (PB C 45 van 17.2.1996, blz. 5).

    (15)  Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1).

    (16)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

    (17)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.


    Top