Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R1180

    Verordening (EU) nr. 1180/2013 van de Raad van 19 november 2013 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn

    PB L 313 van 22.11.2013, p. 4–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2014

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1180/oj

    22.11.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 313/4


    VERORDENING (EU) Nr. 1180/2013 VAN DE RAAD

    van 19 november 2013

    tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 (1) moeten, met inachtneming van het beschikbare wetenschappelijke, technische en economische advies en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en met inachtneming van eventueel advies van regionale adviesraden, maatregelen worden vastgesteld inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten.

    (2)

    De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de toewijzing van de vangstmogelijkheden vaststellen per visserijtak of groep visserijtakken, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die er functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten, met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zo over de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk bestand of elke visserijtak geniet.

    (3)

    De totaal toegestane vangsten (total allowable catches — TAC’s) moeten worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij een billijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en in het licht van de standpunten die naar voren zijn gekomen tijdens de raadpleging van de belanghebbenden, met name op de bijeenkomsten van de betrokken regionale adviesraden.

    (4)

    Voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, dienen de vangstmogelijkheden overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften te worden vastgesteld. Bijgevolg moeten de vangstbeperkingen en de beperkingen van de visserijinspanning voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1098/2007 (2) („het kabeljauwplan voor de Oostzee”).

    (5)

    Uit het wetenschappelijke advies blijkt dat er ruimte bestaat om de visserijinspanning voor kabeljauwbestanden in de Oostzee flexibel te gaan beheren, zonder dat daarbij de doelstellingen van het kabeljauwplan voor de Oostzee in het gedrang komen en zonder dat de visserijsterfte zal toenemen. Deze flexibiliteit zou het mogelijk maken om de visserijinspanning efficiënter te beheren wanneer de quota niet gelijk over de vloot van een lidstaat zijn verdeeld, en om snel te reageren wanneer quota worden geruild. Daarom moet een lidstaat de mogelijkheid krijgen om aan vaartuigen die zijn vlag voeren, extra buitengaats doorgebrachte dagen toe te kennen indien een gelijk aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt afgenomen van andere vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren.

    (6)

    De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name de voorschriften betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de mededeling van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moeten de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

    (7)

    Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn, worden omschreven.

    (8)

    Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, is het van belang dat de onder deze verordening vallende visserij met ingang van 1 januari 2014 wordt toegestaan. Wegens de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden de vangstmogelijkheden voor 2014 voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee vastgesteld.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    Deze verordening is van toepassing op in de Oostzee vissende vaartuigen van de Unie.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)   „zones van de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea)”: de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (5) afgebakende geografische zones;

    b)   „de Oostzee”: de ICES-deelsectoren 22-32;

    c)   „vaartuig van de Unie”: vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

    d)   „totaal toegestane vangst (TAC)”: de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;

    e)   „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;

    f)   „buitengaats doorgebrachte dag”: elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode waarin het vaartuig zich niet in de haven bevindt.

    HOOFDSTUK II

    VANGSTMOGELIJKHEDEN

    Artikel 4

    TAC’s en toewijzingen

    De TAC’s, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in bijlage I.

    Artikel 5

    Bijzondere bepalingen over toewijzingen

    1.   De toewijzing overeenkomstig deze verordening van de vangstmogelijkheden aan de lidstaten doet geen afbreuk aan:

    a)

    de ruil van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

    b)

    een nieuwe verdeling op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

    c)

    het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

    d)

    het inhouden van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

    e)

    kortingen, verlagingen of verminderingen op grond van de artikelen 37, 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

    2.   Tenzij anders vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een TAC bij wijze van voorzorgsmaatregel is vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

    Artikel 6

    Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

    Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland mits deze is gevangen door vaartuigen van lidstaten die over een quotum beschikken en mits dat quotum nog niet is opgebruikt.

    Artikel 7

    Beperkingen van de visserijinspanning

    1.   De beperkingen van de visserijinspanning worden vastgesteld in bijlage II.

    2.   De in lid 1 bedoelde beperkingen gelden ook voor de ICES-deelsectoren 27 en 28.2, tenzij de Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten deze deelsectoren uit te sluiten van de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 8, leden 3, 4 en 5, en artikel 13 van die verordening.

    3.   De in lid 1 bedoelde beperkingen gelden niet voor ICES-deelsector 28.1, tenzij de Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten dat de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 8, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing zijn op die deelsector.

    HOOFDSTUK III

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 8

    Toezending van gegevens

    Wanneer de lidstaten gegevens met betrekking tot de aangelande hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie toezenden overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

    Artikel 9

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 19 november 2013.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    L. LINKEVIČIUS


    (1)  Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59).

    (2)  Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).

    (3)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

    (4)  Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).

    (5)  Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).


    BIJLAGE I

    NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC’s VOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE IN GEBIEDEN WAAR TAC’s GELDEN

    De onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, en, in voorkomend geval, de voorwaarden die daar functioneel mee verbonden zijn.

    Tenzij anders bepaald zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.

    De visbestanden zijn telkens vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.

    Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van de wetenschappelijke namen en de gebruikelijke namen:

    Wetenschappelijke naam

    Drielettercode

    Gebruikelijke naam

    Clupea harengus

    HER

    Haring

    Gadus morhua

    COD

    Kabeljauw

    Pleuronectes platessa

    PLE

    Schol

    Salmo salar

    SAL

    Atlantische zalm

    Sprattus sprattus

    SPR

    Sprot


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Gebied

    :

    Deelsectoren 30-31

    HER/3D30.; HER/3D31.

    Finland

    112 977

    Analytische TAC

    Zweden

    24 823

    Unie

    137 800

    TAC

    137 800


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Gebied

    :

    Deelsectoren 22-24

    HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24.

    Denemarken

    2 769

    Analytische TAC

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Duitsland

    10 900

    Finland

    1

    Polen

    2 570

    Zweden

    3 514

    Unie

    19 754

    TAC

    19 754


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Gebied

    :

    EU-wateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

    HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.2; HER/3D29.; HER/3D32.

    Denemarken

    2 480

    Analytische TAC

    Duitsland

    658

    Estland

    12 664

    Finland

    24 721

    Letland

    3 125

    Litouwen

    3 291

    Polen

    28 085

    Zweden

    37 701

    Unie

    112 725

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Gebied

    :

    Deelsector 28.1

    HER/03D.RG

    Estland

    14 186

    Analytische TAC

    Letland

    16 534

    Unie

    30 720

    TAC

    30 720


    Soort

    :

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Gebied

    :

    EU-wateren van de deelsectoren 25-32

    COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32.

    Denemarken

    15 147

    Analytische TAC

    Duitsland

    6 025

    Estland

    1 476

    Finland

    1 159

    Letland

    5 632

    Litouwen

    3 710

    Polen

    17 440

    Zweden

    15 345

    Unie

    65 934

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Gebied

    :

    Deelsectoren 22-24

    COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

    Denemarken

    7 436

    Analytische TAC

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Duitsland

    3 636

    Estland

    165

    Finland

    146

    Letland

    615

    Litouwen

    399

    Polen

    1 990

    Zweden

    2 650

    Unie

    17 037

    TAC

    17 037


    Soort

    :

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Gebied

    :

    EU-wateren van de deelsectoren 22-32

    PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32.

    Denemarken

    2 443

    Voorzorgs-TAC

    Duitsland

    271

    Polen

    511

    Zweden

    184

    Unie

    3 409

    TAC

    3 409


    Soort

    :

    Atlantische zalm

    Salmo salar

    Gebied

    :

    EU-wateren van de deelsectoren 22-31

    SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31.

    Denemarken

    22 087 (1)

    Analytische TAC

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Duitsland

    2 457 (1)

    Estland

    2 245 (1)

    Finland

    27 541 (1)

    Letland

    14 049 (1)

    Litouwen

    1 651 (1)

    Polen

    6 700 (1)

    Zweden

    29 857 (1)

    Unie

    106 587 (1)

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Atlantische zalm

    Salmo salar

    Gebied

    :

    EU-wateren van deelsector 32

    SAL/3D32.

    Estland

    1 344 (2)

    Voorzorgs-TAC

    Finland

    11 762 (2)

    Unie

    13 106 (2)

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Sprot

    Sprattus sprattus

    Gebied

    :

    EU-wateren van de deelsectoren 22-32

    SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32.

    Denemarken

    23 672 (3)

    Analytische TAC

    Duitsland

    14 997 (3)

    Estland

    27 489 (3)

    Finland

    12 392 (3)

    Letland

    33 200 (3)

    Litouwen

    12 010 (3)

    Polen

    70 456 (3)

    Zweden

    45 763 (3)

    Unie

    239 979

    TAC

    Niet relevant


    (1)  Aantal stuks

    (2)  Aantal stuks

    (3)  Ten minste 92 % van de van het quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van haring moeten in mindering worden gebracht op de resterende 8 % van het quotum (HER/*3BCDC).


    BIJLAGE II

    BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

    1.

    De lidstaten verlenen onder hun vlag varende vaartuigen die vissen met trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, het recht op:

    a)

    147 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 22-24, behalve in de periode van 1 tot en met 30 april wanneer artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is, en

    b)

    146 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 25-28, behalve in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is.

    2.

    Het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen per jaar gedurende welke een vaartuig zich in de twee in punt 1, onder a) en b), omschreven gebieden mag bevinden en daar met het in punt 1 bedoelde vistuig mag vissen, mag niet meer bedragen dan het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen dat voor een van de twee gebieden is toegekend.

    3.

    In afwijking van de punten 1 en 2 kan een lidstaat, wanneer dat voor een efficiënt beheer van de vangstmogelijkheden noodzakelijk is, extra buitengaats doorgebrachte dagen aan onder zijn vlag varende vaartuigen toekennen mits een gelijk aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt afgenomen van andere onder zijn vlag varende vaartuigen waarvoor in hetzelfde gebied een inspanningsbeperking geldt, en mits de in kW uitgedrukte capaciteit van de vaartuigen die dagen afgeven, op zijn minst zo groot is als die van de vaartuigen die dagen ontvangen. Het aantal vaartuigen dat dagen ontvangt, mag maximaal 15 % uitmaken van het totale aantal vaartuigen van de betrokken lidstaat als bedoeld in punt 1.


    Top