Choisissez les fonctionnalités expérimentales que vous souhaitez essayer

Ce document est extrait du site web EUR-Lex

Document 62020TN0170

Zaak T-170/20: Beroep ingesteld op 18 maart 2020 — Rochefort / Parlement

PB C 191 van 8.6.2020, p. 26–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.6.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/26


Beroep ingesteld op 18 maart 2020 — Rochefort / Parlement

(Zaak T-170/20)

(2020/C 191/35)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Robert Rochefort (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: M. Stasi, J. Teheux en J. Rikkers, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 17 december 2019;

nietigverklaring van debetnota nr. 7000000069 van 22 januari 2020 waarbij 61 423,40 EUR wordt teruggevorderd;

verwijzing van het Europees Parlement in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep tegen het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 17 december 2019 om over te gaan tot de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen voor parlementaire assistentie en tot de inning van de debetnota die met die terugvordering verband houdt, voert verzoeker vier middelen aan.

1.

Met het eerste middel wordt aangevoerd dat de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is doordat de redenering van de secretaris-generaal van het Europees Parlement dubbelzinnig is en hij niet vermeldt in welk opzicht de overgelegde stukken geen bewijzen van arbeid zijn.

2.

Het tweede middel is gebaseerd op de omkering van de bewijslast. In dit verband stelt verzoeker zich op het standpunt dat het niet aan hem is om het bewijs te leveren van de arbeid van zijn parlementaire assistent, maar dat het daarentegen aan het Parlement staat om het tegendeel te bewijzen.

3.

Met het derde middel wordt aangevoerd dat het bestreden besluit een beoordelingsfout bevat omdat de door de secretaris-generaal van het Europees Parlement in aanmerking genomen feiten onjuist zijn.

4.

Het vierde middel is gebaseerd op het evenredigheidsbeginsel, waarbij wordt aangevoerd dat het van verzoeker gevorderde bedrag onderstelt dat de parlementaire assistent nooit voor verzoeker heeft gewerkt.


Haut