Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CN0252

    Zaak C-252/19: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy w Opatowie (Polen) op 20 maart 2019 — QL S.A. w B./C.G.

    PB C 280 van 19.8.2019, p. 18–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.8.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 280/18


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy w Opatowie (Polen) op 20 maart 2019 — QL S.A. w B./C.G.

    (Zaak C-252/19)

    (2019/C 280/24)

    Procestaal: Pools

    Verwijzende rechter

    Sąd Rejonowy w Opatowie

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: QL S.A. w B.

    Verwerende partij: C.G.

    Prejudiciële vraag

    Moeten de bepalingen van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG (1) van de Raad, in het bijzonder artikel 3, onder g), en artikel 22, lid 1, daarvan, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de invoering in het nationale recht van de rechtsfiguur van de „maximale niet-rentekosten van het krediet” en aan de wiskundige formule voor de berekening van die kosten volgens artikel 5, punt 6a, juncto artikel 36a van de ustawa z 12 maja 2011 r. o kredycie konsumenckim (wet op het consumentenkrediet van 12 mei 2011, geconsolideerde tekst Dz. U. 2018. 993), op grond waarvan ook de kosten van de economische activiteit van de ondernemer tot de door de consument te dragen kredietkosten (totale kosten van het krediet) mogen worden gerekend?


    (1)  PB 2008, L 133, blz. 66.


    Top