EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IE1597

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over verwerking en gebruik van industrieel en mijnafval uit de EU voor economische en milieudoeleinden (initiatiefadvies)

PB C 24 van 28.1.2012, p. 11–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/11


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over verwerking en gebruik van industrieel en mijnafval uit de EU voor economische en milieudoeleinden (initiatiefadvies)

2012/C 24/03

Rapporteur: de heer FORNEA

Corapporteur: de heer KOTOWSKI

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 20 januari 2011 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

Verwerking en gebruik van industrieel en mijnafval uit de EU voor economische en milieudoeleinden.

De adviescommissie Industriële reconversie (CCMI), die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 27 september 2011 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 oktober 2011 gehouden 475e zitting (vergadering van 26 oktober) onderstaand advies uitgebracht, dat met 61 stemmen vóór en zonder stemmen tegen, bij 5 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Verwerking van industrieel en mijnafval is vooral bedoeld om te voorkomen dat dit wordt gestort. Het is hoog tijd om uitdagingen i.v.m. milieuvervuiling, gezondheidsrisico's en landschapsesthetiek op verantwoordelijke wijze aan te gaan. Vandaag de dag kan geen enkel land het zich meer veroorloven om de recyclingmogelijkheden van afval dat bij het gebruik van primaire grondstoffen ontstaat, buiten beschouwing te laten. Het simpelweg dumpen van dit afval zonder verdere behandeling omdat dat goedkoper is, behoort niet langer tot de opties nu we ons bewust zijn van de kosten die dat met zich meebrengt voor milieu, volksgezondheid en samenleving.

1.2   Het milieu, het landschap, de werkgelegenheid en de sociale omstandigheden van de betrokken gemeenschappen kunnen worden verbeterd als dit soort afval wordt verwerkt voor economische doeleinden. Als mens en milieu niet langer bedreigd worden door de gevaren van vervuiling, zal dat de leefomstandigheden in de regio's in kwestie ten goede komen, zodat een win-winsituatie ontstaat. Nuttig gebruik van deze soorten afval zou in een strategie voor duurzame ontwikkeling dan ook niet mogen ontbreken. Het zou beschouwd moeten worden als een maatregel om de getroffen plaatselijke gemeenschappen te compenseren.

1.3   Maatschappelijke organisaties, sociale partners, professionals uit de mijnbouw-, metaal- en energie-industrie, academische kringen, materiaalproducenten, vervoerders en handelsverenigingen zijn van cruciaal belang om het publiek beter voor te lichten en meer bewust te maken van de economische, sociale en milieuvoordelen van de verwerking van de enorme hoeveelheden afval afkomstig van de mijn- en metaalindustrie en kolengestookte energiecentrales.

1.4   De lokale overheden kunnen in dit verband een belangrijke rol vervullen door de civiele dialoog op regionaal niveau te stimuleren, oplossingen in kaart te brengen voor milieubescherming en afvalverwerking en voor een hernieuwde basis voor duurzame industriële ontwikkeling. Hiertoe dient een netwerk te worden opgezet van publieke, particuliere of publiek-private partnerschappen om de verantwoordelijkheid te delen voor toekomstige investeringen, infrastructuur en milieubescherming.

1.5   De Europese Unie en de lidstaten zouden innovatieve instrumenten en beleidsmaatregelen moeten uitwerken om de kwestie van het industrieel en mijnafval zo efficiënt en duurzaam mogelijk aan te pakken, op basis van onderzoek, statistische gegevens en wetenschappelijke feiten. Ook is het belangrijk om beter inzicht te krijgen in de bestaande wettelijke, politieke, bestuurlijke en sociale obstakels die de verwerking van dit afval belemmeren. Daarom moeten de belanghebbende partijen goed worden geraadpleegd.

1.6   Daarom is er voor stortplaatsen van industrieel en mijnafval doeltreffend beleid nodig in het kader van Europa 2020, de strategie die in een alomvattende aanpak een expliciet verband legt tussen enerzijds duurzaam industriebeleid en anderzijds innovatieve processen, efficiënt gebruik van hulpbronnen en betere toegang tot grondstoffen.

1.7   Bij ieder nieuw proces voor de verwerking van winningsafval moet informatie worden verstrekt over de fysische en chemische kenmerken van het afval, zodat er voldoende gegevens beschikbaar komen voor overheden en bedrijven die eventueel verwerkingsactiviteiten of milieubeschermingsprogramma's willen opstarten.

1.8   Momenteel worden er politieke initiatieven ontplooid om de grondstoffenvoorziening veilig te stellen. In dit kader zou er van de EU en de lidstaten meer financiële steun moeten komen voor onderzoek naar en ontwikkeling van technologieën om industrieel en mijnafval te verwerken en waardevolle mineralen en metalen terug te winnen. Een van de prioriteiten daarbij zou moeten zijn om technologieën te ontwikkelen voor de terugwinning van kritieke grondstoffen en van materialen die milieu en volksgezondheid kunnen schaden.

1.9   In de context van de Europa 2020-strategie acht het georganiseerde maatschappelijk middenveld het tijd om na te gaan in hoeverre Richtlijn 2006/21/EG zoden aan de dijk heeft gezet. Het is bereid om opmerkingen en suggesties te formuleren voor een betere uitvoering van deze richtlijn en om initiatieven inzake een nuttig gebruik van mijnafval te promoten.

1.10   Het voorstel om het afval van de steenkool-, mijn- en metaalindustrie te verminderen en meer te recyclen, kan als volgt worden samengevat:

wijziging van de wettelijke status van het bijproduct, dat voortaan beschouwd wordt als nevenproduct met dezelfde eigenschappen als het basisproduct;

expliciete goedkeuring voor het verwerken van bijproducten met specifieke behandeling daarvan in de primaire faciliteit of in systemen die speciaal zijn opgezet om het nevenproduct de kenmerken te geven die nodig zijn om het te kunnen gebruiken;

bevordering van de afzet van het nevenproduct door het vervoer en gebruik ervan te vergemakkelijken;

belastingprikkels voor consumenten die de nevenproducten gebruiken.

1.11   Met de EU verband houdende instellingen zouden meer informatie moeten verschaffen over de impact van afval van thermische centrales op het milieu en de volksgezondheid, alsook over manieren om kolenverbrandingsproducten nuttig te gebruiken. O&O is nodig ter verbetering van toepassingen waarin kolenverbrandingsproducten gebruikt kunnen worden, alsmede voor opkomende technologieën en meer in het algemeen het beheer en de verwerking van as.

1.12   De EU zou er met het oog op duurzame ontwikkeling goed aan doen om projecten voor een nuttig hergebruik van kolenverbrandingsbijproducten op te zetten en te financieren, want als dergelijk afval gerecycled in plaats van gestort wordt, hoeven er niet steeds nieuwe grondstoffen te worden gewonnen en wordt er minder energie en water verbruikt.

1.13   Er is behoefte aan een Europese enquête om meer informatie te verzamelen over vliegas, bodemas, ketelslakken, rookgasontzwavelingsgips (RO-gips), RO-zuiveringsresten in droge en natte vorm, en as van wervelbedverbranding. Kolengestookte energiecentrales in de EU zou gevraagd moeten worden om vrijwillig gegevens te verstrekken voor deze enquête. Ook is het zaak om een inventaris van bestaande producten en mogelijke toepassingen van kolenverbrandingsproducten op te stellen en voortdurend bij te werken.

2.   Algemeen

2.1   De thematische strategie voor afvalpreventie en afvalrecycling, die in 2005 is goedgekeurd in de context van het 6e Milieuactieprogramma, wordt nu gevolgd door een nieuwe Mededeling van de Commissie (COM(2011) 13), die nagaat in hoeverre de doelstellingen van de strategie zijn bereikt en nieuwe acties bevat om de strategie beter uit te voeren.

2.2   Industrieel en mijnafval is een zaak van groot belang voor Europese burgers en het maatschappelijk middenveld. Tot op zekere hoogte bepaalt de aanpak van deze kwestie de industriële toekomst van Europa. Tal van industriële projecten dreigen momenteel vast te lopen vanwege het verzet van plaatselijke gemeenschappen en maatschappelijke organisaties die bezorgd zijn over de gevolgen van industriële en mijnactiviteiten voor de volksgezondheid en het milieu.

2.3   Helaas vloeit de bezorgdheid van maatschappelijke organisaties vaak voort uit een gebrek aan informatie en transparantie. Daarom moet worden gezorgd voor een volledige en correcte uitvoering van de milieu-effectrapportage om juiste informatievoorziening en deelname van het maatschappelijk middenveld te garanderen.

2.4   Industrieel en mijnafval is nog steeds een probleem in tal van lidstaten waar fabrieken en mijnen in bedrijf waren of nog in bedrijf zijn. Afvalstorten kunnen voor lokale gemeenschappen een bedreiging of een kans zijn. Zij zijn een bedreiging als ze eenvoudigweg verlaten zijn en maatregelen om de milieurisico's te beperken, ontbreken. Soms zijn ze een kans, als uit het gestorte afval metaal of andere nuttige secundaire grondstoffen herwonnen kunnen worden.

2.5   Soms is het metaalgehalte in mijnafval gelijk aan of zelfs hoger dan de concentratie in erts. Hetzelfde geldt voor afval van de metaalindustrie: met de ontwikkelde recyclingtechnologie kunnen de mogelijkheden voor afval van oude industriële activiteiten worden beoordeeld en kan de recycling milieuveilig gebeuren.

2.6   Vaak hebben lokale overheden te maken met industrieel en mijnafval omdat het afval of de stortplaatsen zich in hun rechtsgebied bevinden. Daarom zijn op dit niveau oplossingen mogelijk om de „uitdaging” om te zetten in een kans door het stimuleren van particuliere initiatieven, publiek-private en overheidspartnerschappen om bedrijvenparken in te richten voor de complete behandeling van het afval, door combinatie van horizontale en verticale benaderingen in de verwerkende industrie, de bouw en de infrastructuur.

2.7   In dit advies gaat de aandacht uit naar drie categorieën afval, die in aanzienlijke hoeveelheden in Europa aanwezig zijn (miljarden kubieke meter) en waarvoor wetgevende instanties van de EU en de lidstaten speciale belangstelling tonen:

mijnafval (of winningsafval, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2006/21/EG), ten gevolge van opsporing, winning en verwerking van steenkool of niet-energetische mineralen; honderden miljoenen tonnen van bestaande of voormalige mijngebieden zijn of worden nog steeds in onbehandelde vorm opgeslagen, in verschillende afstanden van lokale gemeenschappen (1). Gesloten en verlaten afvalvoorzieningen kunnen een ernstig gevaar gaan vormen voor het milieu en de lokale gemeenschap.

Afval van de metaalindustrie, voornamelijk bestaande uit slakken, slib en stof. Het afval van de non-ferro metaalindustrie kan een hoog gehalte zware metalen bevatten, dat negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu indien het niet correct wordt behandeld.

Afval van thermische centrales. Slakken en as vormen een groot deel van dit afval, vooral in landen waar de thermische centrales grote hoeveelheden steenkool van lage kwaliteit gebruiken.

2.8   In al deze gevallen kunnen niet naar behoren beheerde opslagplaatsen de omgeving van lokale gemeenschappen zeer onaangenaam maken en grote delen van het land onbruikbaar maken die anders voor die gemeenschappen economische, sociale en milieuwaarde zou hebben.

3.   Het beleids- en wettelijke kader voor het bevorderen van de aanpak van stortplaatsen voor industrieel en mijnafval

3.1   De EU 2020-strategie, het industriebeleid van de EU (2), de EU-strategie voor efficiënt gebruik van hulpbronnen (3), de EU-strategie voor grondstoffen (4), de thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling (5) en de EU-strategie voor innovatie (6) beogen:

duurzame groei in Europa via een groenere en beter concurrerende economie die efficiënt met hulpbronnen omspringt;

technologische en productiemethoden die het gebruik van natuurlijke hulpbronnen terugdringen, en meer investeringen in de bestaande natuurlijke rijkdom van de EU;

volledige toepassing van de afvalhiërarchie: eerst preventie, dan voorbereiding voor hergebruik en recycling, vervolgens energieterugwinning en pas als laatste optie afvalverwijdering;

herziening van de regelgeving ter ondersteuning van de overgang van dienstverlenende en productiesectoren naar efficiënter gebruik van hulpbronnen, inclusief doeltreffender recycling, bevordering van verkoop en lancering van belangrijke, activerende technologieën;

investeringen in de mijnbouwindustrie door ontwikkeling van ruimtelijkeordeningsbeleid voor mineralen waarvoor een digitale, geologische kennisbasis vereist is, en een transparante methode voor het opsporen van minerale hulpbronnen, terwijl tevens recycling en afvalbeperking wordt aangemoedigd;

een Europees innovatiepartnerschap om het onderzoek, ontwikkeling en toepassingen voor de markt te versnellen.

3.2   De eerste Europese richtlijn inzake afvalbeheer is sinds de jaren '70 van kracht. In 1991 is in Richtlijn 91/156/EG de Europese afvalcatalogus (EAC) vastgelegd, die gevolgd werd door Richtlijn 91/689/EG inzake gevaarlijke afvalstoffen. In 2008 werd Richtlijn 2008/98/EG gepubliceerd, die voor dit advies van bijzonder belang is omdat ze in artikel 4 een duidelijker definitie invoerde van de hiërarchie voor afvalbeheer: a) preventie; b) voorbereiding voor hergebruik, c) recycling; d) andere nuttige toepassing, bijv. energieterugwinning en e) verwijdering  (7).

3.3   Richtlijn 2006/12/EG en Besluit nr. 1600/2002/EG bepaalden het volgende:

van afval dat nog steeds ontstaat, moet de mate waarin het gevaarlijk is, tot het minimale risico worden beperkt;

de voorkeur moet uitgaan naar afvalpreventie en recycling;

de hoeveelheid te verwijderen afval moet tot een minimum beperkt blijven en dat afval moet op veilige wijze worden verwijderd;

het te verwijderen afval moet zo dicht mogelijk bij de plaats waar het ontstond, verwerkt worden, voor zover dit niet leidt tot een minder efficiënte afvalverwerking.

3.4   Richtlijn 2006/21/EG betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (goedgekeurd in 2006, van kracht sinds mei 2008, evaluatie van de tenuitvoerlegging van de richtlijn gepland voor november 2012):

is gericht op het voorkomen van eventuele nadelige effecten van het afval van bestaande en nieuwe winningsindustrieën voor de volksgezondheid en het milieu;

bevat de verplichting voor de exploitant om een afvalbeheersplan op te stellen dat moet stroken met de afvalhiërarchie (eerst kennis, dan preventie, gevolgd door hergebruik, recycling en tot slot verwerking);

bevat de verplichting voor de lidstaten om tegen 2012 (8) een inventaris op te stellen van gesloten en stilgelegde mijnafvalvoorzieningen die het milieu of de volksgezondheid schade berokkenen of zouden kunnen berokkenen.

4.   Verwerking van mijnafval

4.1   In alle wetgevingsvoorstellen tot dusver worden de lidstaten opgeroepen om vóór mei 2012 een inventaris op te stellen van alle gesloten en stilgelegde voorzieningen voor winningsafval die een impact kunnen hebben op de volksgezondheid of het milieu. Deze inventaris moet openbaar worden gemaakt.

4.2   In 2004 werd er direct na de toetreding van de eerste Oost-Europese landen in de PECOMINES-studie van de EU (9) en het daarmee samenhangende verslag van een casestudy naar het gebruik van teledetectie (10) een voorlopige analyse uitgevoerd van een aantal stortplaatsen. Daarbij werd echter niet gekeken naar hun fysische of chemische stabiliteit.

4.3   Op dit moment bestaat er nog geen databank van de locaties en de fysische en chemische kenmerken van stortplaatsen voor mijn- en ander industrieel afval. Lidstaten als Spanje hebben op basis van relevante statistische gegevens omtrent het aantal en het volume van de geregistreerde verlaten en in gebruik zijnde stortplaatsen, bekkens en plassen (11) reeds nationale plannen ontwikkeld voor het beheer van afval van winningindustrieën.

4.4   Sommige lidstaten hebben methoden ontwikkeld en toegepast om de veiligheid van oude residudammen en mijnstorten te controleren. Ook hebben ze (bijv. het Slowaakse ministerie van Milieu) de hoognodige maatregelen genomen om verdere vervuiling tegen te gaan. Toch ontbreekt het aan een uitvoerige analyse van het onderzoek naar de huidige economische haalbaarheid van de verwerking van mijnafval. Of verwerking economisch haalbaar is, hangt grotendeels af van de marktprijs van het betreffende mineraal. Dergelijke analyses dienen door de lidstaten te worden uitgevoerd om mogelijke win-winsituaties vast te stellen.

4.5   De toegang tot deze stortplaatsen en residuen zou via het nationale beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en de winning van minerale delfstoffen moeten worden geregeld. Dit alles valt onder het subsidiariteitsbeginsel en dient door elke lidstaat afzonderlijk te worden opgelost, op voorwaarde echter dat de EU-wetgeving inzake milieueffectbeoordeling en mijnafval en de kaderrichtlijn water worden nageleefd.

4.6   De EU-grondstoffenstrategie voorziet in een langetermijnanalyse van de vraag naar minerale grondstoffen, die de basis zou kunnen vormen voor het vaststellen van de economische prioriteiten van de verwerking van oude residuen en de behandeling van afvalvoorzieningen.

4.7   De al dan niet met financiële prikkels gestimuleerde herontwikkeling van afvalvoorzieningen en residuen kan zorgen voor werkgelegenheid, een schoner milieu, betere sociale en leefomstandigheden van de betrokken gemeenschappen en meer in het bijzonder een verbetering van het landschap en uitbanning van het risico van verontreiniging.

4.8   Bij de behandeling van gesloten en stilgelegde mijnafvalvoorzieningen moet er met een aantal aspecten rekening worden gehouden:

Er moet voorrang worden verleend aan de behandeling van gesloten en stilgelegde mijnafvalvoorzieningen die een gevaar vormen voor de veiligheid of volksgezondheid, die het milieu kunnen verontreinigen of die in het huidige economische klimaat een economisch voordeel bieden. Dit betekent dat de vergunningverlening snel doch zorgvuldig dient te gebeuren. Aansprakelijkheidskwesties in verband met eerdere exploitanten moeten worden opgelost om investeringen te bevorderen (12).

Voor de behandeling van gesloten en stilgelegde mijnafvalvoorzieningen die een gevaar vormen voor de veiligheid, de volksgezondheid of het milieu, maar die geen economisch voordeel bieden, kan overheidsfinanciering noodzakelijk zijn (13).

De behandeling van gesloten en stilgelegde mijnafvalvoorzieningen die geen gevaar vormen voor de veiligheid, de volksgezondheid of het milieu maar wel een economisch voordeel bieden, moet mogelijk worden gemaakt en de aansprakelijkheidskwesties in verband met eerdere exploitanten moeten worden opgelost om investeringen te bevorderen.

4.9   De technologie voor de sanering en herinrichting van oude, overvolle opslagplaatsen is gedeeltelijk voorhanden, hoewel er in zekere zin nieuw onderzoek nodig is. Het Europese Innovatiepartnerschap inzake grondstoffen zou een instrument kunnen aanreiken om het onderzoek op dit terrein te stimuleren, en wellicht ook financiële middelen kunnen verschaffen voor een pilotstudie. Dergelijke expertise zou kunnen uitgroeien tot de beste in de wereld en in Europa en daarbuiten kunnen worden ingezet (een voorbeeld is de technologie die na de hereniging in het voormalige Oost-Duitsland is toegepast). Onderzoek naar verdere technologieën en technieken zou een terrein kunnen zijn waarop de Europese industrie excelleert.

4.10   In het document over de best beschikbare technieken (BAT) voor het beheer van afval uit de mijnindustrie wordt slechts heel kort verwezen naar het gebruik van BAT voor afvalscheiding en daarmee voor een betere toekomstige verwerking van mijnresiduen en ander afval.

4.11   De Europese structuurfondsen spelen een cruciale rol en zorgen nu al voor aanzienlijke investeringen in onderzoek en innovatie. Voor de huidige financieringsperiode (2007-2013) is circa 86 miljard euro voorzien. Veel van dat geld is nog niet uitgegeven en zou daarom effectiever moeten worden ingezet voor innovatie en de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

4.12   De structuurfondsen van de EU zijn in het verleden al incidenteel ingezet voor de ontwikkeling van nieuwe regionale infrastructuur in combinatie met sanering en herontwikkeling van oude industriegebieden en mijnstreken. Bij de meest geslaagde initiatieven werd de verwerking van oude residuen en mijnstort gekoppeld aan nieuwe mijnbouwactiviteiten. Vanwege de schaalvoordelen was dit meestal goed voor de economische levensvatbaarheid.

4.13   Tot nu toe is nog maar een klein gedeelte van het EU-geld besteed aan de verwerking van mijnafval en de exploitatie van Europese afvalhopen voor economische en milieudoeleinden. Toch ontvangt een aantal Europese initiatieven en projecten, zoals het Europese technologieplatform voor duurzame minerale bronnen, het EU-project ProMine en EuroGeoSource, financiële ondersteuning van de Europese Commissie. Deze projecten zullen naar verwachting bijdragen tot meer innovatieve technologieën en kennis over mineralen en tot de totstandkoming van een databank op het gebied van mijnafval.

5.   Afval van de metaalindustrie. Het concept van industrieel afval. Milieuproblemen. Economische en maatschappelijke kansen.

5.1   Het concept van industrieel afval is in de loop der jaren nauwelijks veranderd. De filosofie dat alles „wat geen product is, afval is” geldt nog steeds. Op basis van het actuele milieubeleid („zero waste”) en economische argumenten betreffende de schaarsheid van grondstoffen zullen we ons idee van wat een „product” van industriële activiteit is, mogelijk moeten herzien.

5.2   Vandaag zijn complexe industriële activiteiten gericht op het generen van veel „nevenproducten” in plaats van één enkel product (14). Zo worden hoogovenslakken tegenwoordig gebruikt in de cementproductie als belangrijk bestanddeel van heel wat cementsoorten (15).

5.3   Volgens de geldende Europese wetgeving mag een proces behalve het product enkel bijproducten en geen nevenproducten hebben. Bijproducten die niet in de hoofdcyclus worden verwerkt, worden daarbij beschouwd als afgekeurde producten die hergebruikt kunnen en onderworpen zijn aan alle afvalrichtlijnen.

5.4   Eigenlijk is dit geen terminologische kwestie (bijproduct of nevenproduct zijn min of meer synoniemen). Probleem zijn de wettelijke beperkingen die nu voor bijproducten gelden. Krachtens artikel 5 van Richtlijn 2008/98/EG moet een bijproduct aan vier voorwaarden voldoen: „a) het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt; b) de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt dan die welke bij de normale productie gangbaar is; c) ; en d) verder gebruik is rechtmatig, m.a.w. de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid.

5.5   Stortafval van de metaalverwerkende industrie kan bestaan uit allerhande schadelijke stoffen zoals zware metalen (ook als verbindingen), die niet werden gebruikt bij het creëren van het „product”. Bovendien vergen die stoffen (16), als ze worden gestort, vaak voorbehandeling op grond van Richtlijn 2006/12/EG.

5.6   De uitdaging om een secundair product als nevenproduct te beschouwen, maakt het mogelijk om de behandeling en/of verwerking te laten plaatsvinden in de hoofdfabriek (zoals nu) of in speciaal ontwikkelde systemen die het nevenproduct omvormen tot een nieuw product dat op de markt kan worden gebracht met als enige beperking de vermelding van het nevenproduct. Momenteel is dit uitsluitend mogelijk voor bedrijven en installaties die afval mogen verwerken op grond van Richtlijn 2006/12/EG.

5.7   Het belangrijkste voordeel voor het milieu is minder schade aan de bodem en het landschap. Zo wordt geschat dat elk miljoen ton staalslakken (slakken van koolstofstaal kunnen worden geïnertiseerd) een stortvolume van zo'n 900 000 m3 vergt en zou het hetzelfde volume aan inerte delving naar aggregaten besparen (17). Een tweede voordeel, na inertisering voor hergebruik, is dat de emissies (stof en metaaluitloging) in het milieu verminderen.

5.8   Uit maatschappelijk en economisch oogpunt vormen de verwerking en recycling van afval uit de metaalverwerkende industrie innovatieve activiteiten, die niet alleen rechtstreeks werk genereren, maar ook onderzoek en ontwikkeling vergen om de impact op het milieu te beperken en kosten te besparen. Over dit onderwerp liep in 2010 in het Verenigd Koninkrijk een interessant onderzoek, waarbij werd nagegaan over welke vaardigheden een werkgever moet beschikken voor het inzamelen, beheren en verwerken van huishoudelijk en industrieel afval (18).

6.   Afval van thermische centrales. Nuttig gebruik van de producten van steenkoolverbranding

6.1   Steenkool is een belangrijke hulpbron waarvan grote reserves in de natuur aanwezig zijn. In 2008 bedroeg de wereldwijde productie van steenkool 579 Mt en van bruinkool 965 Mt. (19) Steenkool voorziet in 27 % van de mondiale energiebehoefte en genereert wereldwijd 41 % van alle elektriciteit. Naar verwachting zal steenkool in dit opzicht belangrijk blijven en zal in 203044 % van de mondiale elektriciteit opgewekt worden in steenkoolcentrales. Met het huidige productieniveau zijn er nog genoeg steenkoolreserves voor naar schatting 119 jaar. (20)

6.2   Na de verbranding van steenkool voor de productie van elektriciteit en warmte blijven er enorme hoeveelheden afval over waarvan de verwerking problemen oplevert voor overheden in en buiten de EU. Sinds 1945 onderzoeken bedrijven en onderzoekscentra in landen als de VS, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hoe dit afval, dat als Coal Combustion Products (CCP's) bekend staat, nuttig gebruikt kan worden. De voornaamste CCP's zijn: vliegas, bodemas, ketelslakken, as van wervelbedverbranding, producten van halfdroge absorptie en rookgasontzwavelingsgips.

6.3   De American Coal Ash Association (ACAA) werd in 1968 in de VS opgericht als een handelsorganisatie met als doel het hergebruik van afval uit kolengestookte elektriciteitscentrales. Zij moest ervoor zorgen dat CCP's beheerd en gebruikt worden op een manier die milieuvriendelijk, uit technisch oogpunt deugdelijk en bovendien concurrerend is en voor de internationale gemeenschap een steun in de rug betekent. (21)

6.4   Volgens berekeningen van de ACAA nam de productie van CCP's in de VS in de periode 1966-2008 toe van circa 25 Mt tot circa 135 Mt en steeg het nuttig gebruik ervan in dezelfde periode van 5 Mt tot circa 55 Mt.

6.5   In 2007 schatte de European Coal Combustion Products Association (ECOBA) (22) de totale productie van CCP's in de EU-27 op ruim 100 miljoen ton en in de EU-15 op 61 miljoen ton per jaar. Dat afval had de volgende samenstelling: 68,3 % vliegas, 17,7 % rookgasontzwavelingsgips, 9,4 % bodemas, 2,4 % slakken, 1,5 % as van wervelbedverbranding en 0,7 % producten van halfdroge absorptie.

6.6   In de hele wereld – ook in Europa – worden potentiële afnemers van op CCP gebaseerde producten niet goed geïnformeerd over de eigenschappen van deze nieuwe materialen en producten en de voordelen van het gebruik ervan. De industrie in de VS is nog steeds de grootste producent en consument van CCP's, gevolgd door een paar Europese landen, waaronder Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Maar deze situatie is aan het veranderen. Landen als China en India zijn op weg de grootste productenten en consumenten van CCP's te worden. (23)

6.7   Milieuvoordelen van het nuttig gebruik van afval uit kolengestookte elektriciteitscentrales:

Betere kwaliteit van de omgeving rond deze centrales

Besparing van natuurlijke hulpbronnen

Geringere energievraag en minder broeikasgasemissies

Besparing op ruimte voor afvalwerking.

6.8   Bestaande toepassingen voor CCP's:

Productie van cement en beton. Vliegas wordt gebruikt als bindmiddel in beton (24)

Verharding en stabilisering van gevaarlijk afval

Gebruik van bodemas in asfalt voor wegen

Gebruik van rookgasontzwavelingsgips in de landbouw

Extractie van cenosferen of metalen. Cenosferen kunnen worden gebruikt voor licht beton, constructiematerialen en de synthese van ultralichte samengestelde materialen. Toepassingen in de automobielindustrie, luchtvaart, banden, verf en coatings, vloeren, kabels, leidingen, de bouw en huishoudelijke apparaten

Bodembescherming en sanering van verlaten mijnen

Bodemas wordt gebruikt voor de productie van bakstenen en kleigevelsteen. Bakstenen van vliegas hoeven niet de oven in en kunnen een hoog percentage van gerecycled materiaal opnemen

Terugwinning van germanium uit koolvliegas

Ontwikkeling van nieuwe verfsoorten en andere milieutoepassingen. De mede met CCP's geproduceerde verfsoorten zijn bestand tegen water, zuur en organische oplosmiddelen

Producten ter vervanging van timmerhout

Het gebruik van vliegas bij de behandeling van afvalwater, voor zware metalen als Cd of Ni

Onderzoek naar mogelijkheden om giftige vliegas te verwerken in metaalschuim voor auto's.

6.9   In Europa komt vliegas in grote hoeveelheden op stortplaatsen terecht of wordt het gebruikt voor toepassingen van weinig waarde, al zijn er enige uitzonderingen (bijvoorbeeld Nederland en Duitsland). Dit komt doordat deze as in de EU zich kwalitatief niet altijd leent voor hoogwaardige toepassingen, maar ook doordat er te weinig informatie is over het nuttig gebruik van CCP's in allerlei applicaties. Naar verwachting zal de kwaliteit van vliegas toenemen dankzij de milieueisen waaraan kolengestookte elektriciteitscentrales moeten voldoen en dankzij het streven van de industrie naar een efficiënte en milieuvriendelijke verbranding van steenkool.

6.10   Er is meer onderzoek nodig om inzicht te krijgen in de factoren die van invloed zijn op het gebruik van CCP's. Er zou gestreefd moeten worden naar een intelligent gebruik van deze producten. Daarvoor zijn innovatieve economische, logistieke en managementoplossingen nodig, naast een op prestaties gebaseerd classificatiesysteem voor vliegas en O&O-programma's om de transformatie van CCP's in nieuwe materialen te verbeteren en meer te weten te komen over samenstelling, vorm en structuur van de cenosferen van vliegas.

6.11   De juridische definitie van CCP's als afval staat het nuttig gebruik van dit afval van kolengestookte centrales in de weg. CCP's staan in bijlage I van de afvalkaderrichtlijn. De classificatie is een geharmoniseerde lijst van afvalstoffen die naar aanleiding van nieuwe kennis en onderzoeksresultaten kan worden aangepast. Op CCP's die niet vallen onder afvalwetgeving kan de REACH-verordening van toepassing worden verklaard.

Brussel, 26 oktober 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  In Roemenië zijn er bijvoorbeeld, volgens het Roemeense ministerie van Economische zaken, handel en bedrijfsleven, 77 residubekkens, met een volume van 340 miljoen kubieke meter, met een totale oppervlakte van 1 700 ha, en 675 mijnafvalstorten met een volume van 3,1 miljard kubieke meter, met een oppervlakte van 9 300 ha.

(2)  COM(2010) 614.

(3)  COM(2011) 21.

(4)  COM(2011) 25.

(5)  Laatste verslag COM(2011) 13.

(6)  COM(2010) 546 definitief.

(7)  Er is echter geen bepaling omtrent de behoefte om de schadelijkheid van afval te beperken, nadat het eenmaal is aanvaard of zich op een stortplaats bevindt.

(8)  Recentelijk is voor de opstelling van de inventaris een leidraad gepubliceerd om de lidstaten hierbij bij te staan.

(9)  G. Jordan en M. D'Alessandro: Mining, Mining Waste and Related Environmental Issues: Problems and Solutions in Central and Eastern European Candidate Countries, PECOMINES, JRC 2004 (EUR 20 868 EN).

(10)  A.M. Vijdea, S. Sommer, W. Mehl: Use of Remote Sensing for Mapping and Evaluation of Mining Waste Anomalies at National to Multi-Country Scale, PECOMINES, JRC 2004 (EUR 21 885 EN).

(11)  „Plan Nacional de Residuos de Industrias Extractivas 2007-2015”, waaruit blijkt dat er in Spanje 988 geregistreerde slikvijvers en mijnbouwbekkens zijn met een totaal volume van 325 878 800 kubieke meter en dat het totale volume van de tussen 1983 en 1989 gegenereerde mijnbouwresiduen 1 375 673 315 kubieke meter bedroeg. 47,2 % van alle afvalhopen is verlaten.

(12)  Een interessant model voor de aanpak van aansprakelijkheidskwesties is het „Good Samaritan Initiative” van het „Environment Protection Agency” in de VS.

(13)  Dit zou alleen moeten gelden voor verlaten terreinen waarvan de verantwoordelijke exploitant niet meer kan worden achterhaald.

(14)  Dit concept is eigenlijk niet zo nieuw. Het is een industriële toepassing van een algemene landbouwpraktijk, waarbij organisch afval als meststof aan de bodem wordt toegevoegd of als brandstof wordt gebruikt.

(15)  De Europese cementnorm EN 197-1 omvat negen soorten cement op basis van de bestanddelenlijst. „Hoogovenslakken” worden gebruikt in hoeveelheden van 6 % tot 95 % volgens gewicht.

(16)  Filterstof van vlamboogovens (EU 27-schatting voor koolstofstaalproductie van meer dan 1,2 Mt) bevat bijvoorbeeld ijzer (10-40 %), maar ook zink (21-40 %), lood (tot 10 %) en cadmium + koper (tot 0,7 %). Slakken (EU 27-schatting voor koolstofstaalproductie – hoogovens en vlamboogovens – 27 Mt) kunnen staaldruppels (tot 10 %) en ijzer- (10-30 %), mangaan- (3-9 %) en chroomoxides (1-5 %) bevatten.

(17)  De 27 miljoen ton afval die de EU jaarlijks produceert, komt naar schatting overeen met een 20 meter hoge berg die twee keer de oppervlakte van Milaan beslaat.

(18)  http//www.viridor.co.uk/news/recycling-waste-industry-labour-market-investigation-published/

(19)  IEA-rapport uit 2008.

(20)  World Coal Association.

(21)  Volgens de website van de ACAA doet zij ook onderzoek, publiceert zij rapporten en industriële documenten en levert zij expertise met betrekking tot het recyclen van koolas, slakken en rookgasontzwavelingsproducten. Japan heeft een soortgelijke organisatie: het Centrum voor het gebruik van koolas.

(22)  ECOBA, opgericht in 1990, is inmiddels goed voor 86 % van de productie van CCP's in de EU-27.

(23)  Naar verwachting zal de energievraag in bijvoorbeeld India in 2020 260 000 MW bedragen, waarvan 70 % in kolencentrales zal worden opgewekt. 273 Mt aan CCP's zal worden geproduceerd in kolengestookte elektriciteitscentrales.

(24)  Volgens de ACAA wordt ruim de helft van het in de VS geproduceerde beton gemengd met vliegas.


Top