EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CA0033

Zaak C-33/07: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 10 juli 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Tribunalul Dâmbovița — Roemenië) — Ministerul Administrației și Internelor — Direcția Generală de Pașapoarte București/Gheorghe Jipa (Burgerschap van Unie — Artikel 18 EG — Richtlijn 2004/38/EG — Recht van burgers van Unie en hun familieleden om vrij te reizen en te verblijven op grondgebied van lidstaten)

PB C 223 van 30.8.2008, p. 11–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 223/11


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 10 juli 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Tribunalul Dâmbovița — Roemenië) — Ministerul Administrației și Internelor — Direcția Generală de Pașapoarte București/Gheorghe Jipa

(Zaak C-33/07) (1)

(Burgerschap van Unie - Artikel 18 EG - Richtlijn 2004/38/EG - Recht van burgers van Unie en hun familieleden om vrij te reizen en te verblijven op grondgebied van lidstaten)

(2008/C 223/16)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Tribunalul Dâmbovița

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ministerul Administrației și Internelor — Direcția Generală de Pașapoarte București

Verwerende partij: Gheorghe Jipa

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Tribunalul Dâmbovița — Uitlegging van artikel 18 EG en artikel 27 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77)

Dictum

Artikel 18 EG en artikel 27 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, staan niet in de weg aan een nationale wettelijke regeling die het mogelijk maakt, het recht van een burger van een lidstaat om naar een andere lidstaat te reizen, te beperken, met name op grond dat hij daaruit eerder is uitgezet wegens „illegaal verblijf”, mits in de eerste plaats het persoonlijk gedrag van die burger een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt, die een fundamenteel belang van de samenleving aantast, en in de tweede plaats de voorgenomen beperkende maatregel geschikt is om het ermee beoogde doel te verwezenlijken en niet verder gaat dan nodig is voor het bereiken van dat doel. Het is aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in de bij hem aanhangige zaak het geval is.


(1)  PB C 140 van 23.6.2006.


Top