This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62007CN0502
Case C-502/07: Reference for a preliminary ruling from the Naczelny Sąd Administracyjny (Poland) lodged on 16 November 2007 — K-1 sp. z o.o. v Dyrektor Izby Skarbowej w Bydgoszczy
Zaak C-502/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Republiek Polen) op 16 november 2007 — K-1 Sp. z o.o. w Toruniu/Dyrektor Izby Skarbowej w Bydgoszczy
Zaak C-502/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Republiek Polen) op 16 november 2007 — K-1 Sp. z o.o. w Toruniu/Dyrektor Izby Skarbowej w Bydgoszczy
PB C 22 van 26.1.2008, p. 30–30
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
26.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 22/30 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Republiek Polen) op 16 november 2007 — K-1 Sp. z o.o. w Toruniu/Dyrektor Izby Skarbowej w Bydgoszczy
(Zaak C-502/07)
(2008/C 22/55)
Procestaal: Pools
Verwijzende rechter
Naczelny Sąd Administracyjny
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: K-1 Sp. z o.o. w Toruniu
Verwerende partij: Dyrektor Izby Skarbowej w Bydgoszczy
Prejudiciële vragen
1) |
Sluit artikel 2, lid 2, van de Eerste richtlijn (67/227/EEG) (1) van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, junctis de artikelen 2 en 10, leden 1, sub a, en 2, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) (2) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, de mogelijkheid uit dat een tot de belasting op goederen en diensten gehouden belastingplichtige (btw-plichtige) de verplichting wordt opgelegd tot betaling van een bijkomende belastingschuld als bedoeld in artikel 109, leden 5 en 6, van de wet van 11 maart 2004 inzake de belasting op goederen en diensten, wanneer wordt vastgesteld dat de btw-plichtige in de belastingaangifte een hoger bedrag als terug te geven verschil in belasting of terug te geven voorbelasting heeft opgegeven dan het verschuldigde bedrag? |
2) |
Kunnen de „bijzondere maatregelen” als bedoeld in artikel 27, lid 1, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, gelet op hun karakter en doel, bestaan in de mogelijkheid dat aan de btw-plichtige een bijkomende belastingschuld wordt opgelegd die bij beslissing van de belastingdienst wordt bepaald, wanneer objectief wordt vastgesteld dat de belastingplichtige een te hoog bedrag als terug te geven verschil in belasting of terug te geven voorbelasting heeft opgegeven? |
3) |
Is in de bevoegdheid die is voorzien in artikel 33 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, het recht vervat op invoering van een bijkomende belastingschuld als vastgesteld in artikel 109, leden 5 en 6, van de wet van 11 maart 2004 inzake de belasting op goederen en diensten? |
(1) PB L 71, blz. 1301-1303.
(2) PB L 145, blz. 1-40.