EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0279

Zaak C-279/08 P: Hogere voorziening ingesteld op 25 juni 2008 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer — Uitgebreid) van 10 april 2008 in zaak T-233/04, Koninkrijk der Nederlanden, ondersteund door Bondsrepubliek Duitsland tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 223 van 30.8.2008, p. 30–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 223/30


Hogere voorziening ingesteld op 25 juni 2008 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer — Uitgebreid) van 10 april 2008 in zaak T-233/04, Koninkrijk der Nederlanden, ondersteund door Bondsrepubliek Duitsland tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-279/08 P)

(2008/C 223/47)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Rekwirante: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: H. van Vliet, K. Gross en C. Urraca Gaviedes, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Koninkrijk der Nederlanden, Bondsrepubliek Duitsland

Conclusies

De Commissie verzoekt het Hof van Justitie:

primair:

a)

het bestreden arrest te vernietigen

b)

het beroep tot nietigverklaring van de Beschikking niet-ontvankelijk te verklaren, en

c)

het Koninkrijk der Nederlanden te verwijzen in de kosten van de procedure voor het Gerecht en van de onderhavige hogere voorziening;

subsidiair:

a)

het bestreden arrest te vernietigen

b)

het beroep tot nietigverklaring van de Beschikking te verwerpen, en

c)

het Koninkrijk der Nederlanden te verwijzen in de kosten van de procedure voor het Gerecht en van de onderhavige hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

In haar eerste middel stelt de Commissie dat het Gerecht het beroep van het Koninkrijk der Nederlanden ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard.

Naar de mening van de Commissie blijkt uit de rechtspraak van het Hof, en met name de beschikking van het Hof in zaak C-164/02, dat een lidstaat niet de vernietiging kan vragen van een beschikking van de Commissie waarin deze een door die lidstaat aangemelde steunmaatregel verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaart.

In haar tweede middel (subsidiair) stelt de Commissie dat het Gerecht ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de litigieuze maatregel niet selectief is, d.w.z. niet bepaalde ondernemingen begunstigt in de zin van Artikel 87 lid 1 EG. Verder betoogt de Commissie dat het Gerecht ten onrechte heeft geconcludeerd dat zelfs indien de maatregel selectief is, die toch geen staatssteun zou vormen vanwege het doel ervan, en omdat die maatregel gerechtvaardigd zou zijn door de aard en opzet van het stelsel.


Top