EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AE0450

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De integratie van arbeidsmigranten” (verkennend advies)

PB C 354 van 28.12.2010, p. 16–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 354/16


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De integratie van arbeidsmigranten” (verkennend advies)

2010/C 354/03

Rapporteur: Luis Miguel PARIZA CASTAÑOS

Bij brief van 23 juli 2009 heeft de heer Diego López Garrido, staatssecretaris voor de Europese Unie van het Spaanse ministerie van Buitenlandse zaken en samenwerking het Europees Economisch en Sociaal Comité namens het aanstaande Spaanse voorzitterschap verzocht conform artikel 262 een verkennend advies op te stellen over

De integratie van arbeidsmigranten”.

De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 23 februari 2010 goedgekeurd.

Tijdens zijn op 17 en 18 maart 2010 gehouden 461e zitting (vergadering van 17 maart) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 138 stemmen vóór en 5 stemmen tegen, bij 8 onthoudingen, werd goedgekeurd:

1.   Conclusies en voorstellen

1.1   Het EESC wijst op de Europese meerwaarde van het beleid op het gebied van werkgelegenheid, immigratie en integratie. Een louter nationaal beleid werkt niet en daarom dient de Europese basis van het beleid op deze terreinen versterkt te worden.

1.2   Arbeidsimmigranten leveren een positieve bijdrage tot de economische ontwikkeling en de welvaart in Europa. Vanwege de demografische ontwikkelingen zal de EU meer nieuwe immigranten nodig hebben.

1.3   In het belang van economische efficiëntie en sociale cohesie dienen de integratieprocessen beter te verlopen. Werk vormt een fundamenteel aspect van integratie.

1.4   Integratie is een maatschappelijk tweerichtingsproces van wederzijdse aanpassing, dat bevorderd moet worden door middel van goed bestuur en goede wetgeving. Het EESC doet een dringend beroep op de Raad om zijn goedkeuring te hechten aan de richtlijn waarmee arbeidsimmigranten een gemeenschappelijk rechtskader wordt geboden en om de antidiscriminatiewetgeving te verbeteren.

1.5   Integratie op het werk op basis van gelijke kansen en gelijke behandeling houdt ook een uitdaging in voor de sociale partners, die een impuls moeten geven aan de collectieve onderhandelingen en de sociale dialoog, ook op Europees niveau. Arbeidsimmigranten dienen zich positief op te stellen tegenover integratie.

1.6   Bedrijven ontplooien activiteiten in omgevingen die steeds diverser worden. Zij dienen zich open te stellen voor culturele diversiteit om de integratie beter te laten verlopen en meer kansen te kunnen grijpen.

1.7   Het Comité stelt de Commissie voor dat zij het EESC verzoekt een verkennend advies uit te brengen in verband met de oprichting van het in het Programma van Stockholm voorziene Europees platform voor dialoog over het arbeidsmigratiebeleid.

2.   Reikwijdte van het advies

2.1   Het Spaanse EU-voorzitterschap heeft het EESC verzocht een verkennend advies op te stellen over de vraag hoe de EU de integratie van arbeidsmigranten kan verbeteren. Daarom zal het EESC in dit advies uitsluitend kijken naar de integratie van arbeidsmigranten op het werk en naar andere aspecten die al dan niet rechtstreeks verband houden met de arbeidsmarkt.

2.2   Algemene aspecten van het immigratie- en integratiebeleid zullen alleen aan de orde komen als ze rechtstreeks verband houden met het advies. Het Comité heeft verscheidene, meer algemene adviezen over integratie uitgebracht (1) alsook een initiatiefadvies waarmee het wil bereiken dat in de nieuwe Agenda voor sociaal beleid van de EU meer aandacht aan integratie wordt geschonken op terreinen als onderwijs en opleiding, gelijke behandeling van mannen en vrouwen, gezondheid, huisvesting, gezins- en jeugdbeleid, armoede en sociale uitsluiting, enz.

2.3   Europa dient binnen het gemeenschappelijk immigratiebeleid meer aandacht te schenken aan integratie. Het EESC heeft een vaste studiegroep Integratie opgericht om samen te werken met het Europees integratieforum.

2.4   Het Verdrag van Lissabon biedt de EU een steviger rechtsgrondslag (2)om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen”.

3.   Immigranten dragen bij tot de economische ontwikkeling en de welvaart in Europa

3.1   De afgelopen jaren zijn grote aantallen mensen uit derde landen naar Europa gekomen om hier hun geluk te beproeven. Doordat veel Europese regeringen een restrictief beleid voeren is het voor bedrijven echter niet zo gemakkelijk om arbeidsmigranten legaal in dienst nemen.

3.2   De Europese Commissie stelde in haar verslag over de werkgelegenheid in Europa 2008 (3) het volgende: „immigranten hebben een significante bijdrage geleverd aan de algemene economische en werkgelegenheidsgroei in de EU sinds 2000. Zij hebben de tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden opgevangen en de flexibiliteit op de arbeidsmarkt vergroot”.

3.2.1   In haar Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2009/2010 (4) wijst de Commissie erop dat in meerdere lidstaten en sommige beroepsgroepen nog altijd een tekort aan arbeidskrachten bestaat, ondanks het feit dat de EU in een crisis verkeert waarin banen vernietigd worden. Ook stelt de Commissie voor krachtiger in te zetten op de integratie van reeds gevestigde immigranten, die extra zwaar getroffen worden door de crisis, en worden bedrijven aangespoord om meer diverse arbeidskrachten in dienst te nemen en diversiteitscodes te hanteren.

3.3   21 % van de stijging van het BBP en 25 % van de toename van het aantal banen in de EU sinds 2000 is te danken aan de bijdrage van immigranten; in sommige economische sectoren zou de groei zelfs afgenomen of gestagneerd zijn als men niet op grote schaal een beroep op arbeidsmigranten had kunnen doen.

3.4   Verscheidene lidstaten hebben de beperkingen voor arbeidsmigranten uit de nieuwe lidstaten inmiddels afgeschaft (Verenigd Koninkrijk, Ierland, Zweden).

3.5   Veel immigranten hebben ondernemerszin: zij richten hun eigen bedrijf op in Europa en dragen zo bij aan de werkgelegenheid en de welvaart, ondanks het feit dat de immigratiewetgeving hoge belemmeringen opwerpt.

3.6   De hoeveelheid migranten verschilt per EU-lidstaat. Die landen die relatief veel immigranten trekken, hebben geprofiteerd van een hogere economische en werkgelegenheidsgroei, zoals Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Italië (5).

3.7   De toename van het aantal immigranten in de Europese samenleving brengt echter ook nieuwe problemen met zich mee en stelt de sociale cohesie zwaar op de proef. Zo wordt de Europese samenleving door de immigratie met allerlei sociale problemen geconfronteerd, die een overkoepelende aanpak vergen. Het EESC heeft dit al in eerdere adviezen voorgesteld.

3.8   Gezien alle sociale problemen (zoals racisme, criminaliteit, seksegebonden geweld, marginalisering en schooluitval) is duidelijk dat de integratie van immigranten verbeterd moet worden. De overheid, vooral op lokaal niveau, wordt vaak overspoeld door de problemen.

3.9   De immigratieproblemen worden in de media vaak opgeklopt, waardoor onrust onder de bevolking wordt gecreëerd. Ook worden de problemen om opportunistische redenen aangegrepen door sommige politieke leiders met een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel.

3.10   Het Comité stelt tot zijn bezorgdheid vast dat racisme en vreemdelingenhaat zich over veel sociale sectoren uitbreiden. Extremistische partijen en bewegingen grijpen de immigratieproblemen aan om angst te zaaien en een intolerant, gewelddadig beleid na te streven waarin de mensenrechten worden geschonden.

3.11   Racisme is strafrechtelijk gezien een misdrijf, maar wordt vaak getolereerd door politieke en maatschappelijke autoriteiten. Een dergelijke opstelling is onaanvaardbaar. Politie en justitie, opinieleiders, media en politici moeten hun houding veranderen en racisme op een meer vastberaden en sociaalpedagogische wijze bestrijden.

4.   Toenemend aantal immigranten in Europa

4.1   Door de demografische ontwikkelingen in de EU, zoals de vergrijzing en het lage geboortecijfer, zal op de arbeidsmarkten een steeds groter beroep worden gedaan op immigranten. Volgens de meest recente demografische vooruitzichten van Eurostat zal de beroepsbevolking vanaf 2012 afnemen, ondanks de 1,5 miljoen immigranten die er dit decennium naar verwachting ieder jaar bij zullen komen. Als de migratie het komende decennium niet verder toeneemt, zal de beroepsbevolking dalen met 14 miljoen mensen.

4.2   Wel is het zo dat arbeidskrachten over de hele wereld steeds vaker op zoek zullen gaan naar werk in andere landen; velen zien zich genoodzaakt te emigreren omdat in hun eigen land te weinig fatsoenlijk werk te vinden is en sommigen van hen willen hier in Europa hun geluk op de arbeidsmarkt beproeven en zich verder ontplooien.

4.3   Nieuwe immigranten die naar Europa willen komen, bieden een uitgelezen kans.

4.4   Om de arbeidsmigranten kansen te geven en de sociale samenhang in Europa te vergroten moet er een beleid ter verbetering van de maatschappelijke integratie worden gevoerd; of migratie voor de betrokken arbeidsmigranten én het gastland uiteindelijk een succes wordt, hangt immers af van het verloop van het integratieproces.

4.5   De economische crisis en de stijgende werkloosheid hebben hun weerslag op alle maatschappelijke sectoren, en op zowel autochtone werknemers als immigranten. Uit gegevens over de arbeidsmarkten in Europa blijkt dat laaggeschoolde arbeidsmigranten met slechtere banen de eerste slachtoffers van de crisis zijn en dat de werkloosheid hoger is onder vrouwelijke immigranten.

4.6   Hoewel Europa nu dus een periode van laagconjunctuur en stijgende werkloosheid doormaakt, geven de demografische vooruitzichten aan dat er, als de crisis eenmaal achter de rug is en de groei en werkgelegenheid zich hersteld hebben, weer nieuwe immigranten nodig zullen zijn om te voorzien in de behoeften van de Europese arbeidsmarkten, rekening houdend met de specifieke situatie van iedere lidstaat.

5.   Europese toelatingsregels: een lastige kwestie

5.1   Het grootste obstakel op de weg naar een gemeenschappelijk immigratiebeleid, die de EU tien jaar geleden insloeg, is het uitwerken van gemeenschappelijke regels voor de toelating van nieuwe immigranten, aangezien iedere lidstaat zijn eigen wetgeving heeft en de benaderingen sterk per lidstaat verschillen.

5.2   Het immigratiebeleid, de immigratiewetgeving en de toegang tot werk houden verband met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkten. De sociale partners dienen dan ook een actieve rol te spelen bij de beleidsformulering, waarbij ook gewaarborgd wordt dat de mensenrechten van immigranten gerespecteerd worden.

5.3   De immigratiewetgeving dient de integratie te vergemakkelijken; arbeidsmigranten dienen beschouwd te worden als nieuwe burgers, als mensen met rechten die beschermd moeten worden en niet alleen als arbeidskrachten die de tekorten op de arbeidsmarkt opvullen.

5.4   De sociale partners dienen op de verschillende niveaus aan een en ander deel te nemen. De Commissie heeft het interessante voorstel gedaan om een Europees platform voor dialoog over het arbeidsmigratiebeleid op te richten, waaraan de sociale partners kunnen deelnemen.

5.5   Het EESC heeft gepleit voor een gemeenschappelijk immigratiebeleid en geharmoniseerde wetgeving, opdat immigranten langs legale weg naar Europa komen, een billijke behandeling krijgen en beter integreren en hun grondrechten worden beschermd.

5.6   In de praktijk is er echter geen sprake van adequate immigratiewetgeving en -beleid in Europa; de meeste lidstaten houden er een dusdanig streng beleid en strenge regels op na dat veel immigranten Europa langs illegale weg binnenkomen en zich genoodzaakt zien in het zwarte circuit te werken. De EU moet nieuwe initiatieven uitwerken om illegaal werk legaal te maken.

5.7   Door de procedures voor legale immigratie te vereenvoudigen kan de illegale immigratie worden teruggedrongen en het risico worden verkleind dat sommige illegale immigranten het slachtoffer worden van criminele netwerken voor mensensmokkel en mensenhandel. Met het Programma van Stockholm is de EU nieuwe verbintenissen aangegaan om deze criminele netwerken te bestrijden.

5.8   Het strenge beleid heeft een zeer negatief effect op het integratieverloop, omdat immigranten worden aangemerkt als mensen niet welkom zijn en niet geaccepteerd worden.

5.9   Soms gaat dit strenge beleid ook gepaard met uitspraken in politieke en maatschappelijke kringen waarmee immigratie wordt gecriminaliseerd, mensen worden uitgesloten en vreemdelingenhaat en discriminatie worden aangewakkerd.

5.10   Het Europese Pact inzake immigratie en asiel zal de komende jaren in het kader van het programma van Stockholm verder ontwikkeld worden. Naar verwachting zal het met het Verdrag van Lissabon gemakkelijker zijn om binnen de Raad tot overeenstemming te komen en ook de medebeslissingsprocedure zal zorgen voor een snellere harmonisatie van de wetgeving.

5.11   Het EESC had graag gezien dat er horizontale wetgeving werd ingevoerd, maar de Raad en de Commissie hebben ervoor gekozen om sectoriële richtlijnen uit te werken. Onlangs is de „blauwe kaart” (6) ingevoerd, waarmee hoogopgeleide werknemers makkelijker tot de EU worden toegelaten. De Commissie zal de komende maanden ook nog andere richtlijnvoorstellen uitwerken.

5.12   Het is van fundamenteel belang dat de EU adequate toelatingsregels hanteert, omdat integratie nauw verband houdt met gelijke behandeling en non-discriminatie. Daarom hechtte het EESC zijn steun (7) (met enkele voorstellen voor verbeteringen) aan de door de Commissie voorgestelde kaderrichtlijn voor rechten van werknemers uit derde landen (8), die nog steeds binnen de Raad wordt besproken. De benadering in de versie waar de Raad mee werkt, is ontoereikend en is voor het maatschappelijk middenveld en het Comité onaanvaardbaar.

5.13   De Raad dient de kaderrichtlijn goed te keuren om alle arbeidsmigranten een goede bescherming te bieden en discriminatie te voorkomen. Het Comité stelt het Spaanse EU-voorzitterschap voor het overleg binnen de Raad vlot te trekken opdat de kaderrichtlijn snel wordt goedgekeurd. De bedoeling is wel dat daarmee een adequaat stelsel van gemeenschappelijke rechten in de hele EU wordt ingevoerd, waarbij wordt uitgegaan van gelijke behandeling, met name wat de sociale en arbeidsrechten van werknemers uit derde landen betreft.

5.14   Het EESC heeft onlangs een initiatiefadvies over eerbiediging van de grondrechten in de immigratiewetgeving (9) uitgebracht, waarin het een vooruitstrevend kader van rechten en verplichtingen voorstelt. Ook is het noodzakelijk de Richtlijn inzake gezinshereniging te herzien.

6.   Werk: een fundamenteel onderdeel van het integratieproces

6.1   Integratie is een maatschappelijk tweerichtingsproces van wederzijdse aanpassing door alle immigranten en ingezetenen van de lidstaten. Dat is het eerste van de gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratie die door de Raad in 2004 zijn goedgekeurd.

6.2   Integratie vereist sterk leiderschap van autoriteiten, sociale partners en organisaties. De overheid kan deze maatschappelijke processen bevorderen en ook een actieve deelname van het maatschappelijk middenveld is van essentieel belang. In een eerder advies (10) heeft het EESC gewezen op de belangrijke rol van de lokale en regionale overheden.

6.3   Ook de arbeidsmigranten dienen zich positief tegenover integratie op te stellen; zij moeten zich inspannen om de taal, de wetgeving en de gebruiken van het gastland te leren.

6.4   Het EESC is net als de Commissie betrokken bij de activiteiten van het Europees Integratieforum en wijst er eens temeer op hoe belangrijk participatie en raadpleging van de organisaties van het maatschappelijk middenveld op de verschillende bestuursniveaus is.

6.5   Bij de integratie van immigranten gaat het niet alleen om de integratie op de arbeidsmarkt, die in dit advies wordt belicht; met name wat betreft het gezinsleven, scholen en universiteiten, dorpen en wijken, religieuze instellingen en culturele en sportverenigingen is integratie ook van groot belang.

6.6   Werk is een fundamenteel onderdeel van het maatschappelijke integratieproces. Met werk onder fatsoenlijke omstandigheden kunnen immigranten immers in hun eigen onderhoud voorzien, wordt het gemakkelijker om sociale contacten te leggen en kunnen immigranten en autochtonen elkaar beter leren kennen.

6.7   Werk vormt de basis van een sociaal Europa; integratie is van cruciaal belang voor de ontwikkeling van een sociaal Europa. Het Europese bedrijfsleven is een onmisbare sociale partner, die belangstelling heeft en zich inzet voor integratie.

6.8   De economische crisis en de stijgende werkloosheid tasten het integratieproces aan en verergeren bepaalde conflicten in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Daarom moeten alle betrokkenen, d.w.z. immigranten, overheid, sociale partners en maatschappelijk middenveld, hun inspanningen op het gebied van integratie verdubbelen.

6.9   Arbeidsmigranten in Europa moeten rechtvaardig worden behandeld. Zij worden immers beschermd door internationale mensenrechtenverdragen en door de beginselen en rechten van de IAO -verdragen. In een eerder advies (11) heeft het EESC aangegeven welke rechten en plichten de Europese wetgeving arbeidsmigranten dient toe te kennen.

6.10   In samenwerking met de sociale partners moet ervoor worden gezorgd dat wetgeving en overheidsbeleid elkaar aanvullen. Arbeidsmarktintegratie is namelijk ook een kwestie van mentaliteit en van afspraken tussen vakbonden en werkgevers.

6.11   Arbeidsbureaus moeten een impuls geven aan programma's om de arbeidsmarkt toegankelijker te maken voor immigranten: beroepsdiploma's moeten gemakkelijker worden erkend, taalonderricht en beroepsopleiding moeten worden verbeterd – waarbij geen sprake mag zijn van discriminatie – en immigranten moeten goed over de arbeidsstelsels van het gastland worden geïnformeerd.

6.12   Vakbonden, werkgeversorganisaties, verenigingen van immigranten en andere organisaties van het maatschappelijk middenveld spelen een zeer belangrijke rol waar het gaat om het verstrekken van informatie en het gemakkelijker vinden van een baan voor immigranten.

6.13   Aangezien de meeste bedrijven in Europa tot het MKB behoren en ook het merendeel van de beroepsbevolking alsook de immigranten werkzaam is binnen het MKB, vindt een groot gedeelte van het maatschappelijke integratieproces plaats binnen kleine en middelgrote ondernemingen.

7.   Gelijke behandeling en discriminatiebestrijding als pijlers van de integratie

7.1   De manier waarop arbeidsmigranten, die vaak in een nadelige positie ten opzichte van allochtone werknemers verkeren, door overheid en bedrijfsleven ontvangen en behandeld worden is van fundamenteel belang.

7.2   De situatie verschilt natuurlijk per lidstaat, aangezien ook de arbeidswetgeving en de sociale praktijken uiteenlopen, maar het is wel zo dat veel arbeidsmigranten in Europa maar moeilijk aan de slag kunnen komen door allerlei nadelen en problemen, zoals het feit dat diploma's niet erkend worden. Bovendien spreken zij vaak de taal niet en zijn zij niet bekend met de wetten, gewoonten en sociale instanties.

7.3   Uitgangspunt is een goede antidiscriminatiewetgeving. Er zijn echter nog steeds nationale wetgevingen waarin onderscheid wordt gemaakt tussen autochtone werknemers en arbeidsmigranten en vooral ook is er sprake van praktijken waarbij werknemers al dan niet rechtstreeks worden gediscrimineerd op grond van hun nationaliteit of etnische of culturele achtergrond.

7.4   Gelijke behandeling en discriminatiebestrijding vormen de pijlers van het integratiebeleid. Aangezien het bij integratie om een tweerichtingsverkeer gaat, dienen bedrijven, vakbonden en overheid te zorgen voor een gelijke behandeling van arbeidsmigranten en iedere vorm van discriminatie tegen te gaan.

7.5   Werkgevers en arbeidsmigranten dienen de arbeidsnormen en de vigerende cao's in elke onderneming of sector conform de nationale wetgeving en praktijken te respecteren. Racisme en discriminatie zijn criminele gedragingen die in bedrijven in het kader van de arbeidswetgeving ook bestraft dienen te worden.

7.6   Om de arbeidsmarktintegratie te vergemakkelijken dienen de immigranten geïnformeerd te worden over de arbeidswetgeving en de cao's waarin hun rechten en plichten op het werk zijn vastgelegd.

7.7   Met een op integratie gericht politiek en sociaal klimaat zullen arbeidsmigranten gemakkelijker integratietrajecten en -programma's doorlopen, die bijvoorbeeld verband houden met het leren van de taal, wetten en gewoonten; deze dienen door de overheid bevorderd te worden.

7.8   De EU-richtlijnen inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep (12) en gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (13) zijn cruciale rechtsinstrumenten waarnaar de lidstaten zich dienen te richten bij de uitwerking van hun wetgeving en beleid ter bestrijding van discriminatie en ter bevordering van arbeidsintegratie.

7.9   Het Parlement heeft onlangs een resolutie goedgekeurd over de nieuwe richtlijn tegen discriminatie (14), die een aanvulling vormt op de reeds bestaande richtlijnen. Het Comité heeft hierover eveneens een advies uitgebracht, waarin het zijn steun uitsprak voor het Commissievoorstel en erop aandrong ook meervoudige discriminatie in aanmerking te nemen. Wanneer de nieuwe richtlijn uiteindelijk zal worden goedgekeurd, wordt het non-discriminatiebeginsel uitgebreid tot terreinen als onderwijs, gezondheidszorg, sociale bescherming en huisvesting.

7.10   Doordat de omzetting van de antidiscriminatierichtlijnen in nationale wetgeving niet naar behoren is gegaan, beschikken meerdere lidstaten niet over een goede antidiscriminatiewetgeving. Met de goedkeuring van de nieuwe richtlijn zal er een uitstekend wetgevingsinstrument worden ingevoerd.

7.11   Voor de sociale partners, die bij het functioneren van de arbeidsmarkten een hoofdrol spelen en hoekstenen vormen van het sociaaleconomische leven in Europa, is er op integratiegebied een belangrijke rol weggelegd. Tijdens cao-onderhandelingen moeten zij hun verantwoordelijkheid op het gebied van de integratie van immigranten op zich nemen en in het geweer komen tegen alle aspecten van cao's en arbeidsvoorschriften en -praktijken waarvan al dan niet rechtstreeks een discriminerende werking uitgaat.

7.12   In het kader van de collectieve onderhandelingen en met name binnen bedrijven moet worden voorzien in mechanismen om te waarborgen dat het principe van gelijke kansen wordt nageleefd bij de toegang tot werk en de aanstelling van werknemers. Het is op dit terrein bijzonder belangrijk dat er instrumenten voorhanden zijn om niet alleen directe maar ook indirecte discriminatie te voorkomen.

7.13   In de praktijk is een gelijke behandeling op het gebied van salaris en arbeidsvoorwaarden nog maar voor weinig arbeidsmigranten weggelegd. De sociale partners en de voor de arbeidswetgeving bevoegde autoriteiten moeten procedures uitwerken om discriminatie te voorkomen en proactief optreden ter bevordering van een gelijke behandeling.

7.14   Er ontstaan steeds meer duale arbeidsmarktmodellen in Europa, met goede banen voor de meeste Europese onderdanen en hoogopgeleide immigranten en slechte banen voor de meeste immigranten. Immigranten worden vaak gebruikt als de „meest kwetsbare” arbeidskrachten: ook slechte arbeidsomstandigheden zijn dan een discriminerende factor.

7.15   Het EESC heeft herhaaldelijk gepleit voor verbetering van de nationale stelsels voor homologatie van diploma's (15) en voor een EU-systeem inzake de erkenning van diploma's dat voor arbeidsmigranten gebruikt kan worden (16). Veel immigranten werken onder hun opleidingsniveau in het Europese bedrijfsleven.

7.16   Immigranten worden vaak ook benadeeld en gediscrimineerd op het vlak van loopbaanontwikkeling en bevordering. Arbeidswetgeving, cao's en bedrijfsbeleid moeten borg staan voor gelijke kansen op het gebied van bevorderingen. De sociale partners dienen nieuwe initiatieven te ontplooien.

7.17   In sommige landen hebben onderdanen op grond van de geldende wetgeving en praktijken geen of geen volledige toegang tot beroepsopleiding en bijscholing, terwijl dit nu juist zeer belangrijke instrumenten zijn om de inzetbaarheid van arbeidsmigranten te verbeteren. De overheid en de sociale partners dienen ervoor te zorgen dat arbeidsmigranten gelijke toegangsmogelijkheden en een gelijke behandeling krijgen op het gebied van opleiding.

7.18   Sommige lidstaten verzorgen samen met het bedrijfsleven opleidingsprogramma's in het land van herkomst, die de onderdanen van dat land moeten volgen voordat zij een verblijfsvergunning krijgen, zodat zij gemakkelijker werk kunnen vinden als zij eenmaal in Europa zijn.

7.19   De overdraagbaarheid van pensioenrechten van Europese werknemers is een kwestie die door de Europese Unie nog altijd niet goed is opgelost. Ook arbeidsmigranten ondervinden veel problemen doordat nationale wetgevingen de pensioenrechten die zij tijdens hun verblijf in Europa opbouwen, niet goed waarborgen. Dit heeft allerlei redenen, die samenhangen met de wettelijke voorschriften van het gastland en de overeenkomsten die met derde landen zijn gesloten.

7.20   De Europese Commissie zou een wetgevingsvoorstel moeten uitwerken dat de pensioenrechten van arbeidsmigranten in de EU garandeert als zij binnen de EU van verblijfplaats veranderen, naar hun eigen land terugkeren of in een ander land gaan wonen.

7.21   De vakbonden dienen arbeidsmigranten als lid te verwelkomen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijker toegang krijgen tot vertegenwoordigende en leidinggevende functies. De meeste vakbonden in Europa hebben een goed beleid inzake gelijke behandeling en discriminatiebestrijding ontwikkeld.

7.22   Er is behoefte aan actief beleid en nieuw engagement van de sociale partners om integratiebevorderende maatschappelijke benaderingen en gelijke behandeling te stimuleren en discriminatie op de werkvloer een halt toe te roepen. De Europese sociale dialoog kan voor de sociale partners een adequaat kader vormen om tot nieuwe afspraken te komen op het door hen gewenste niveau.

7.23   Het Bureau voor de grondrechten heeft onderzoek (17) gedaan naar discriminatie op het werk op grond van etnische afkomst. Daaruit bleek dat discriminatie in Europa ondanks het wettelijke verbod hierop erg veel voorkomt.

8.   Diversiteitsmanagement

8.1   De diversiteit in de Europese samenleving neemt toe, en deze tendens zal zich in de toekomst voortzetten. De integratie van immigranten op het werk kan alleen goed verlopen als er sprake is van een positieve visie op culturele diversiteit, waar bedrijven en werknemers steeds meer mee te maken krijgen.

8.2   In grote ondernemingen is mettertijd een eigen bedrijfscultuur ontstaan op basis van de werknemers, de sociale omgeving en de contacten met de klanten.

8.3   Europese bedrijven ontplooien activiteiten in steden die steeds diverser worden. Het Comité van de Regio's en de Stichting van Dublin hebben via het CLIP -netwerk (18) ervaringen uitgewisseld om de diversiteit van het personeelsbestand in de publieke sector te vergroten.

8.4   De culturele diversiteit die immigratie met zich meebrengt houdt een nieuwe uitdaging in; er is een verruiming van de bedrijfscultuur nodig om nieuwe werknemers te integreren op de verschillende niveaus: het hoger kader, het middenkader en het niveau van het overige personeel.

8.5   Ook de globalisering draagt ertoe bij dat ondernemingen in contact komen met nieuwe sociaal-culturele omgevingen en met nieuwe markten en klanten met uiteenlopende culturele achtergronden.

8.6   Veel bedrijven beseffen dat diversiteitsmanagement belangrijk is. Met de opkomst van de diensteneconomie de afgelopen decennia is het contact tussen bedrijf en klant belangrijker geworden. Bovendien heeft de globalisering bedrijven ertoe aangezet om over de hele wereld nieuwe markten aan te boren. Bedrijven richten zich op een steeds diversere groep klanten en gebruikers.

8.7   Met een goed diversiteitsmanagement kan een onderneming de capaciteiten van alle werknemers met verschillende achtergronden en culturen beter benutten en betere relaties met derden onderhouden op een markt die ook door diversiteit wordt gekenmerkt.

8.8   Bedrijven die goed met diversiteit omgaan zijn beter in staat talentvolle mensen uit de hele wereld en klanten op nieuwe markten binnen te halen. Bovendien kunnen zij de creativiteit en het innovatievermogen van hun werknemers vergroten als alle werknemers (ook immigranten) een stimulerende werkomgeving wordt geboden.

8.9   Kleine bedrijven in Europa hebben vaak geen aparte personeelsafdelingen en zouden dus een beroep moeten kunnen doen op speciale, door overheid en werkgeversorganisaties ingestelde structuren.

8.10   Uitgangspunt bij diversiteitsmanagement is een strikte toepassing van de maatregelen inzake gelijke behandeling en discriminatiebestrijding. Daarnaast zijn echter ook zaken nodig als introductieprogramma's voor arbeidsmigranten, maatregelen om in te spelen op culturele verschillen, communicatiesystemen waarbij rekening wordt gehouden met taaldiversiteit, bemiddelingsprocedures voor het oplossen van conflicten enz.

8.11   Diversiteitsmanagement vereist training. Bedrijfstrainingen kunnen gericht zijn op verschillende groepen: het hoger kader, het middenkader of het gehele personeelsbestand. Ook op het niveau van vakbonden en werkgeversorganisaties kunnen trainingen worden gegeven.

8.12   Zowel bedrijven als werkgevers- en werknemersorganisaties dienen speciale afdelingen voor diversiteitsmanagement te hebben om initiatieven te bevorderen, resultaten te evalueren en de aanzet te geven tot veranderingen.

8.13   Overheden zullen moeten meewerken aan het diversiteitsmanagement in bedrijven, bijvoorbeeld door bedrijven die diversiteitsplannen opstellen met economische en fiscale stimulansen te ondersteunen, en een impuls moeten geven aan het uitwisselen van goede praktijken, het ontwikkelen van trainingsprogramma's en het opzetten van campagnes.

9.   Integratieproblemen in het zwarte circuit en illegale immigratie

9.1   Illegaal verblijvende arbeidsmigranten zonder papieren zien zich genoodzaakt om te werken in het zwarte circuit, dat in die lidstaten met relatief veel illegaal verblijvende immigranten ook groter is.

9.2   Vaak worden illegaal verblijvende immigranten als arbeiders extreem uitgebuit door werkgevers. Het EESC heeft een advies (19) uitgebracht over het voorstel voor een richtlijn inzake het opleggen van sancties aan werkgevers die illegaal verblijvende immigranten uitbuiten.

9.3   Vrouwelijke immigranten zonder papieren die huishoudelijk werk verrichten, bevinden zich in een zeer kwetsbare positie, die in sommige gevallen aan slavernij grenst. De desbetreffende sociale en arbeidsrechten worden niet in alle nationale wetgevingen volledig gegarandeerd. De situatie is nog erger voor illegaal verblijvende mensen die in het zwarte circuit werken. De Europese Commissie zou met nieuwe initiatieven moeten komen om de arbeidsrechten van deze vrouwen adequaat te beschermen.

9.4   Humanitaire organisaties die illegaal verblijvende mensen helpen om te voorkomen dat zij aan de rand van de samenleving belanden en om ze beter te laten integreren, zijn de afgelopen jaren door sommige nationale wetgevingen gecriminaliseerd. Het Comité waarschuwt dat dergelijke wetgevingen een schending van de mensenrechten en een aantasting van de morele solidariteitsplicht vormen. De Europese Commissie en het Bureau in Wenen dienen deze situaties te evalueren en zo nodig stappen te ondernemen.

9.5   Aangezien maatschappelijke integratie moeilijker is als immigranten illegaal verblijven, heeft het Comité voorgesteld dat er procedures voor individuele regularisatie worden ontwikkeld, waarbij wordt gekeken in hoeverre illegaal verblijvende immigranten al in de maatschappij en op de arbeidsmarkt zijn ingeburgerd. Dit zou moeten gebeuren op basis van de verbintenis die de Europese Raad is aangegaan in het Europees Pact inzake immigratie en asiel (20), waarin werd overeengekomen dat de nationale wetgevingen voorzien in individuele regularisatie om humanitaire of economische redenen, met name voor die arbeidsmarktsegmenten waarin veel illegaal verblijvende personen werken.

10.   Enkele initiatieven van het Programma van Stockholm

10.1   De Commissie heeft voorgesteld een Europees platform voor dialoog over het arbeidsmigratiebeleid op te richten, waaraan wordt deelgenomen door werkgevers, vakbonden, arbeidsbureaus en andere betrokken partijen.

10.2   Het Comité stelt voor dat de Commissie dezelfde procedure volgt als bij de oprichting van het Europees Integratieforum, en het EESC verzoekt in 2010 een verkennend advies uit te brengen. Het Comité kan dan, met de input van alle betrokken partijen, aangeven hoe dit Europees platform, waar het ook graag mee wil samenwerken, opgezet zou moeten worden.

10.3   De Commissie heeft tevens voorgesteld een EU-immigratiecode aan te nemen, die legaal verblijvende immigranten een uniforme rechtsstatus verleent die vergelijkbaar is met die van Europese burgers. In het kader van deze codificatie van bestaande wetgeving zullen eventueel ook wijzigingen worden voorgesteld om bestaande bepalingen te vereenvoudigen of aan te vullen en om ze beter toe te passen.

10.4   Naast de Europese immigratiewetgeving moet er ook een gemeenschappelijk horizontaal rechtskader (Europees statuut) komen dat de rechten en vrijheden van de immigranten in Europa ongeacht hun beroepscategorie en hun juridische status waarborgt. Indien de kaderrichtlijn die momenteel binnen de Raad wordt besproken, met zijn hoge beschermingsniveau wordt goedgekeurd, komt er een krachtig rechtsinstrument om de rechten van immigranten te beschermen.

10.5   Het Comité is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een Europese immigratiecode op te stellen, met dien verstande dat het daarbij wel moet gaan om een wetgevingsvoorstel dat de grondrechten van immigranten waarborgt en immigranten een uniforme rechtsstatus verleent die vergelijkbaar is met die van EU-burgers.

Brussel, 17 maart 2010.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  PB C 27 van 3.2.2009 PB C 128 van 18.5.2010, blz. 29.

PB C 80 van 30.3.2004

PB C 318 van 23.12.2006

PB C 125 van 27.5.2002

PB C 208 van 3.9.2003

(2)  Artikel 79.

(3)  COM (2008) 758 final.

(4)  COM (2009) 674 final.

(5)  „The Economic and Fiscal Impact of Immigrants”, National Institute of Economic and Social Research, oktober 2007 en „Coyuntura española - Los efectos de la inmigración sobre el empleo y los salarios” Informe Mensual de la Caixa, nr. 295, oktober 2006.

(6)  Richtlijn 2009/50/EG.

(7)  PB C 27 van 3.2.2009, blz. 114.

(8)  COM (2007) 638 final.

(9)  PB C 128 van 18.5.2010, blz. 29.

(10)  PB C 318 van 23.12.2006.

(11)  PB C 128 van 18.5.2010, blz. 29.

(12)  Richtlijn 2000/78/EG.

(13)  Richtlijn 2000/43/EG.

(14)  P6_TA(2009)0211.

(15)  Zie met name PB C 162 van 25.6.2008, blz. 90.

(16)  Zie o.a PB C 218 van 11.9.2009.

(17)  EU-MIDIS E uropean Union Minorities and Discrimination Survey: Main Results Report, Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, 9.12.2009.

(18)  Cities for Local Integration Policy – Een Eurofond-netwerk dat meer dan 30 steden omvat.

(19)  PB C 204 van 9.8.2008.

(20)  Raad van de EU, 13440/08, 24 september 2008.


Top