EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R1001

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1001 van de Commissie van 9 juli 2020 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de werking van het moderniseringsfonds ter ondersteuning van investeringen met het oog op de modernisering van de energiesystemen en de verbetering van de energie-efficiëntie in bepaalde lidstaten

C/2020/4541

PB L 221 van 10.7.2020, p. 107–121 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2024

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2020/1001/oj

10.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 221/107


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1001 VAN DE COMMISSIE

van 9 juli 2020

tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de werking van het moderniseringsfonds ter ondersteuning van investeringen met het oog op de modernisering van de energiesystemen en de verbetering van de energie-efficiëntie in bepaalde lidstaten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 10 quinquies, lid 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2003/87/EG is het moderniseringsfonds voor de periode van 2021 tot 2030 ingesteld om investeringen ter modernisering van de energiesystemen en verbetering van de energie-efficiëntie in bepaalde lidstaten te ondersteunen. Zoals verklaard werd in de mededelingen van de Commissie getiteld “De Europese Green Deal” (2) en “European Green Deal Investment Plan” (3), moet de uitvoering van het moderniseringsfonds bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van de Europese Green Deal door een groene en sociaal rechtvaardige transitie te ondersteunen.

(2)

De vaststelling van nadere bepalingen voor de werking van het moderniseringsfonds is nodig om een vlotte verdeling van de financiële middelen over de begunstigde lidstaten mogelijk te maken, met name door procedures vast te stellen voor de indiening en beoordeling van investeringsvoorstellen en de uitbetaling van opbrengsten uit het fonds.

(3)

Om de verenigbaarheid van de financiering uit het moderniseringsfonds met de interne markt te verzekeren, moeten de begunstigde lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU, op de hoogte brengen van geplande investeringen die staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, en die niet onder een bestaande goedgekeurde of vrijgestelde steunregeling of een individueel besluit zouden vallen. De beoordeling van investeringen die onder het Fonds vallen moet worden verbonden met de staatssteunbeoordeling, en de modaliteiten voor het indienen van investeringsvoorstellen moeten afgestemd zijn op de modaliteiten voor het aanmelden van staatssteun. De uitbetaling van opbrengsten uit het fonds moet pas mogelijk zijn na goedkeuring van de staatssteun.

(4)

In de Europese Green Deal worden territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie vooropgesteld als hoeksteen van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie. Wanneer met een investering in het kader van het moderniseringsfonds wordt gestreefd naar de uitvoering van een territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie van een begunstigde lidstaat, moet die lidstaat informatie verstrekken over de verwachte bijdrage van de investering tot dat plan, om de samenhang en de complementariteit met de doelstellingen van het plan te ondersteunen.

(5)

De begunstigde lidstaten moeten de Europese Investeringsbank (EIB) en het investeringscomité voor het moderniseringsfonds (“het investeringscomité”) regelmatig inlichten over de geplande investeringen om de planning van de uitbetaling en het beheer van de middelen van het moderniseringsfonds te vergemakkelijken. Deze informatie mag echter niet bindend zijn voor de begunstigde lidstaten die een investeringsvoorstel indienen.

(6)

Voor investeringen op de prioritaire gebieden die in artikel 10 quinquies, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG zijn opgenomen (“prioritaire investeringen”), moet een vereenvoudigde procedure voor de uitbetaling van de opbrengsten uit het fonds gelden. Niet-prioritaire investeringen moeten grondig worden beoordeeld op hun technische en financiële levensvatbaarheid en hun toegevoegde waarde voor de doelstellingen van het fonds.

(7)

Overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG, moet ten minste 70 % van de financiële middelen uit het moderniseringsfonds worden aangewend voor prioritaire investeringen. Om een eerlijke verdeling van de financiële middelen onder alle begunstigde lidstaten te verzekeren, moet deze vereiste gelden voor het individuele aandeel van elke begunstigde lidstaat in het fonds.

(8)

De financiering van investeringen uit het moderniseringsfonds moet afhangen van de beschikbaarheid van middelen voor de begunstigde lidstaat in kwestie, en van het aandeel van de middelen dat aan prioritaire investeringen is toegekend. Om een nauwlettend toezicht op de toewijzing van de middelen mogelijk te maken, en daarbij de efficiëntie van het uitbetalingsproces te waarborgen, moeten de beoordeling van de investeringsvoorstellen door de EIB, of, in voorkomend geval, het investeringscomité, en de uitbetaling van de middelen door de Commissie in halfjaarlijkse cycli worden georganiseerd.

(9)

In de procedures met betrekking tot de werking van het moderniseringsfonds moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de door de begunstigde lidstaten ingediende regelingen. Wanneer de EIB heeft bevestigd dat de regeling een prioritaire investering is, of, in voorkomend geval, het investeringscomité heeft aanbevolen de regeling op een niet-prioritair gebied te financieren, en wanneer de Commissie een besluit heeft genomen met betrekking tot de eerste uitbetaling van middelen voor de regeling, moet de begunstigde lidstaat vervolgens voor elke latere uitbetaling een nieuw voorstel indienen. Wat deze latere uitbetalingen betreft, moet de bevestiging van de EIB of, in voorkomend geval, de aanbeveling van het investeringscomité, beperkt zijn tot de verificatie van de beschikbaarheid van de middelen voor de begunstigde lidstaat in kwestie, en met betrekking tot regelingen die onder de niet-prioritaire investeringen vallen, tot de verificatie van de inachtneming van de drempels voor toelaatbare steun als bedoeld in artikel 10 quinquies, lid 2, en artikel 10 quinquies, lid 6, tweede alinea, vierde zin, van Richtlijn 2003/87/EG. Daarnaast moeten met betrekking tot regelingen vereenvoudigde regels voor de jaarlijkse verslaglegging door de begunstigde lidstaten gelden.

(10)

Voor beëindigde investeringen mag geen verdere financiering uit het moderniseringsfonds worden toegekend. Bedragen voor beëindigde investeringen waarvan de betaling is verricht maar die nog niet door deze investeringen zijn opgebruikt, moeten voor de financiering van andere investeringen ter beschikking worden gesteld.

(11)

Er moeten nadere bepalingen worden vastgesteld voor de samenstelling en de werking van het investeringscomité.

(12)

Overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG, beheert de EIB de opbrengsten uit het moderniseringsfonds. Daartoe moet de EIB richtsnoeren voor het beheer van activa ontwikkelen die de doelstellingen van de richtlijn ondersteunen en die in overeenstemming zijn met de interne voorschriften van de EIB. Daarnaast moet de EIB andere taken in verband met de uitvoering van het moderniseringsfonds verrichten, zoals bepaald in Richtlijn 2003/87/EG. De specifieke voorwaarden voor het verrichten van die taken moeten worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB. Het mechanisme voor de dekking van de kosten van de EIB moet afgestemd zijn op die taken, moet rekening houden met het aantal en de complexiteit van de door de respectieve begunstigde lidstaten ingediende voorstellen, en moet erop letten of de voorstellen betrekking hebben op prioritaire of op niet-prioritaire investeringen.

(13)

Wanneer lidstaten besluiten de opbrengsten uit de veiling van emissierechten te gebruiken om hun uitgaven in verband met de uitvoering van het moderniseringsfonds te financieren, kunnen dergelijke uitgaven worden aangemerkt als administratieve uitgaven als bedoeld in artikel 10, lid 3, onder i), van Richtlijn 2003/87/EG, en kunnen zij derhalve meetellen voor de doelstelling van 50 % klimaatgerelateerd gebruik voor de opbrengsten uit de veiling van emissierechten.

(14)

Er moeten duidelijke regelingen voor monitoring en verslaglegging worden vastgesteld zodat de Commissie over tijdige en volledige informatie beschikt met betrekking tot de voortgang van specifieke investeringen en de algehele uitvoering van het moderniseringsfonds.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld voor de werking van het moderniseringsfonds wat betreft:

a)

de indiening van voorstellen voor de financiering van investeringen;

b)

de beoordeling van prioritaire investeringen en niet-prioritaire investeringen;

c)

het beheer en de uitbetaling van middelen uit het moderniseringsfonds, alsook de verrichting van die betaling;

d)

de samenstelling en werking van het investeringscomité voor het moderniseringsfonds (“het investeringscomité”);

e)

monitoring, verslaglegging, evaluatie en audit;

f)

informatie en transparantie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“begunstigde lidstaat”: een lidstaat die in bijlage II ter bij Richtlijn 2003/87/EG is opgenomen;

2)

“niet-prioritaire investering”: een investering die niet valt onder een van de in artikel 10 quinquies, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG genoemde gebieden;

3)

“niet-prioritair kleinschalig project”: een niet-prioritaire investering waarvoor staatssteun is verleend voor een totaalbedrag dat voldoet aan de criteria van de-minimissteun overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1407/2013 (4);

4)

“prioritaire investering”: een investering die valt onder ten minste één van de in artikel 10 quinquies, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG genoemde gebieden;

5)

“regeling”: een investeringsvoorstel dat aan de volgende criteria voldoet:

a)

zij omvat een samenhangend geheel van prioriteiten die binnen de doelstellingen van het moderniseringsfonds passen, en kan vanwege de kenmerken van de projecten binnen de regeling als een prioritaire of een niet-prioritaire investering worden aangemerkt;

b)

zij heeft een looptijd van meer dan een jaar;

c)

zij heeft een nationaal of regionaal toepassingsgebied, en

d)

zij is bedoeld om steun te verlenen aan meer dan één publieke of particuliere persoon of entiteit die verantwoordelijk is voor ofwel het initiëren, ofwel het initiëren en uitvoeren, van de projecten in het kader van de regeling.

HOOFDSTUK II

FINANCIERING VAN INVESTERINGEN

Artikel 3

Overzicht van investeringen

1.   Uiterlijk op 30 november van elk jaar bezorgt elke begunstigde lidstaat aan de Europese Investeringsbank (EIB) en het investeringscomité een overzicht van de investeringen met betrekking tot dewelke hij voornemens is de daaropvolgende twee kalenderjaren investeringsvoorstellen in te dienen, alsook actuele informatie over de investeringen uit vorige overzichten.

2.   In het in lid 1 bedoelde overzicht verstrekt de begunstigde lidstaat met betrekking tot elke geplande investering de volgende informatie:

a)

de naam van de indiener van het project of van de beheersautoriteit van de regeling;

b)

de specifieke locatie van de investering of het geografische toepassingsgebied van de regeling;

c)

een raming van de totale kosten van de investering;

d)

het domein en een beknopte beschrijving van de investering;

e)

de stand van de eventuele staatssteunbeoordeling met betrekking tot de investering, indien van toepassing;

f)

een raming van de financiering uit het moderniseringsfonds en een overzicht van de geplande financieringsvoorstellen.

3.   De in het overzicht opgenomen informatie is niet bindend voor de begunstigde lidstaat die overeenkomstig artikel 4 een investeringsvoorstel indient.

Artikel 4

Indiening van investeringsvoorstellen

1.   Begunstigde lidstaten kunnen op elk moment in de loop van een kalenderjaar investeringsvoorstellen indienen bij de EIB en het investeringscomité.

Bij de indiening van investeringsvoorstellen verstrekken de begunstigde lidstaten de in bijlage I genoemde informatie.

De begunstigde lidstaat geeft aan of het voorstel een prioritaire investering of een niet-prioritaire investering betreft.

2.   Wanneer een investering betrekking heeft op een regeling, dient de begunstigde lidstaat een voorstel in overeenkomstig lid 1 en vermeldt hij het bedrag dat als eerste uitbetaling voor de regeling wordt aangevraagd.

Nadat de Commissie een besluit heeft genomen over de eerste uitbetaling aan de regeling in overeenstemming met artikel 8, lid 1, is voor elke latere betaling een afzonderlijk voorstel van de begunstigde lidstaat vereist, waarin het uit te betalen bedrag wordt gespecificeerd en, in voorkomend geval, bijgewerkte informatie over de regeling wordt verstrekt.

3.   Wanneer de begunstigde lidstaat in eenzelfde halfjaarlijkse uitbetalingscyclus verschillende voorstellen ter beoordeling indient, moet hij een rangorde voor de beoordeling van prioritaire investeringen en een rangorde voor de beoordeling van niet-prioritaire investeringen opgeven. Als de lidstaat geen rangorde opgeeft, beoordeelt de EIB of, in voorkomend geval, het investeringscomité, de voorstellen volgens de datum van indiening.

4.   Een voorstel met betrekking tot een niet-prioritair kleinschalig project kan enkel als onderdeel van een regeling worden ingediend.

5.   De begunstigde lidstaat vraagt niet om financiering uit het moderniseringsfonds voor investeringen die door een ander instrument van de Unie of de lidstaat worden gefinancierd.

Artikel 5

Beschikbare middelen

1.   Vier weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité, informeert de EIB de begunstigde lidstaat, het investeringscomité en de Commissie over de middelen die voor die lidstaat ter beschikking staan om investeringen uit het moderniseringsfonds te financieren (“staat van de beschikbare middelen”).

2.   De staat van de beschikbare middelen omvat de volgende informatie:

a)

het beschikbare bedrag bij de EIB, met uitzondering van bedragen die overeenkomstig artikel 9 reeds aan de lidstaat zijn uitbetaald maar waarvan de betaling nog niet is verricht, en met uitzondering van de kosten van de EIB die in de in artikel 12, lid 3, bedoelde overeenkomst zijn vermeld;

b)

de aan beëindigde investeringen uitbetaalde bedragen die een aanvulling vormen op de voor de begunstigde lidstaat beschikbare middelen in het moderniseringsfonds, in overeenstemming met het in artikel 10, lid 2, bedoelde besluit van de Commissie.

3.   De uiterste termijn voor de staat van de beschikbare middelen is de laatste dag van de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van de informatieoverdracht uit hoofde van lid 1.

4.   Onverminderd de leden 1 tot en met 3, kan de begunstigde lidstaat de EIB op elk moment om informatie verzoeken over het voor die lidstaat beschikbare bedrag bij de EIB.

Artikel 6

Bevestiging van prioritaire investeringen

1.   Investeringsvoorstellen die door de begunstigde lidstaten als prioritaire investeringen zijn ingediend, worden door de EIB beoordeeld in de eerste halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het kalenderjaar, indien de voorstellen ten minste zes weken voor de eerste in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend.

Indien de voorstellen later dan zes weken voor de eerste in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend, maar ten minste zes weken voor de tweede halfjaarlijkse vergadering van het comité, worden zij beoordeeld in de tweede halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het kalenderjaar.

Indien zij later dan zes weken voor de tweede in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend, worden zij in de eerste halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het daaropvolgende kalenderjaar beoordeeld.

2.   De EIB kan de begunstigde lidstaat om de informatie of documenten verzoeken die zij noodzakelijk acht om de investering te beoordelen, op voorwaarde dat dergelijke informatie of documenten vereist zijn uit hoofde van bijlage I. De EIB vraagt de informatie of de documenten zonder onnodige vertraging op. Indien de begunstigde lidstaat de opgevraagde informatie of documenten minder dan zes weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité verstrekt, kan de EIB de beoordeling van het voorstel uitstellen tot de volgende halfjaarlijkse uitbetalingscyclus.

3.   Indien de EIB van oordeel is dat het voorstel een niet-prioritaire investering betreft, brengt zij de begunstigde lidstaat hiervan binnen vier weken na de indiening van het voorstel op de hoogte, en licht zij de redenen voor die conclusie toe. In dat geval wordt het voorstel beoordeeld in overeenstemming met de in artikel 7 opgenomen vereisten en termijnen.

4.   Indien het voorstel niet voldoet aan artikel 10 quinquies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG of de vereisten uit hoofde van deze verordening, bezorgt de EIB het voorstel binnen vier weken na de indiening terug aan de begunstigde lidstaat, en licht zij de redenen voor die conclusie toe. De EIB brengt het investeringscomité onverwijld op de hoogte.

5.   De beoordeling van het voorstel omvat de verificatie van de kosten van de voorgestelde investering, tenzij de evenredigheid van het bedrag aan ontvangen steun reeds door de Commissie is geverifieerd in het kader van de desbetreffende staatssteunprocedure.

6.   De EIB beoordeelt het voorstel met inachtneming van het toepasselijke Unierecht.

7.   De EIB kan bevestigen dat het voorstel een prioritaire investering is, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de begunstigde lidstaat heeft aangetoond dat de investering voldoet aan de vereisten uit hoofde van artikel 10 quinquies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG en valt onder ten minste één van de in artikel 10 quinquies, lid 2, van die richtlijn opgenomen gebieden;

b)

de begunstigde lidstaat beschikt over voldoende middelen op grond van de in artikel 5, lid 1, bedoelde staat van de beschikbare middelen, na aftrek van eventuele bedragen die moeten worden uitbetaald voor investeringen die reeds overeenkomstig lid 9 van dit artikel zijn bevestigd;

c)

de begunstigde lidstaat heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat het investeringsvoorstel voldoet aan een van de volgende vereisten:

de Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de staatssteun;

het voorstel is vrijgesteld van de verplichte aanmelding van staatssteun overeenkomstig Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (5);

het voorstel vormt geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU;

d)

de begunstigde lidstaat heeft schriftelijk bevestigd dat de investering voldoet aan alle andere toepasselijke vereisten van het nationale en Unierecht;

e)

de door de begunstigde lidstaat verstrekte informatie over de bijdragen uit andere nationale en Unie-instrumenten bevestigt dat de uit het moderniseringsfonds aangevraagde bedragen niet zijn bedoeld om kosten voor de investering te dekken die reeds door een ander nationaal of Unie-instrument zijn gefinancierd.

8.   Indien een voorstel betrekking heeft op een latere uitbetaling voor een regeling die voorafgaand aan de eerste uitbetaling door de EIB in overeenstemming met lid 9 is bevestigd, is de beoordeling van het voorstel door de EIB beperkt tot de verificatie van de beschikbare middelen in overeenstemming met lid 7, onder b), op voorwaarde dat de regeling niet is gewijzigd.

9.   De EIB neemt ten laatste twee weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité een besluit over de bevestiging van het voorstel als prioritaire investering.

De EIB brengt de betrokken begunstigde lidstaat en de Commissie onverwijld op de hoogte van het in de eerste alinea bedoelde besluit.

10.   Ten laatste een week voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité, brengt de EIB het investeringscomité op de hoogte van de investeringsvoorstellen van elke begunstigde lidstaat die overeenkomstig lid 9 van dit artikel zijn bevestigd als prioritaire investeringen, en het voor elke investering uit te betalen bedrag.

Artikel 7

Aanbevelingen met betrekking tot niet-prioritaire investeringen

1.   De investeringsvoorstellen die door de begunstigde lidstaten als niet-prioritaire investeringen zijn ingediend, worden door het investeringscomité beoordeeld in de eerste halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het kalenderjaar, indien de voorstellen ten minste tien weken voor de eerste in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend.

Indien de voorstellen later dan tien weken voor de eerste in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend, maar ten minste tien weken voor de tweede halfjaarlijkse vergadering van het comité, worden zij beoordeeld in de tweede halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het kalenderjaar.

Indien zij later dan tien weken voor de tweede in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend, worden zij in de eerste halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het daaropvolgende kalenderjaar beoordeeld.

2.   Ten laatste twee weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité, verricht de EIB een technische en financiële zorgvuldigheidsbeoordeling van het voorstel, met inbegrip van een beoordeling van de verwachte emissiereducties.

3.   De EIB kan de begunstigde lidstaat om de informatie of documenten verzoeken die zij noodzakelijk acht om de technische en financiële zorgvuldigheidsbeoordeling uit te voeren, op voorwaarde dat dergelijke informatie of documenten vereist zijn uit hoofde van bijlage I. De EIB vraagt de informatie of de documenten zonder onnodige vertraging op. Indien de begunstigde lidstaat de opgevraagde informatie of documenten minder dan tien weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité verstrekt, kan de EIB de voltooiing van de zorgvuldigheidsbeoordeling uitstellen tot de volgende halfjaarlijkse uitbetalingscyclus.

4.   De financiële zorgvuldigheidsbeoordeling door de EIB omvat de verificatie van de kosten van de voorgestelde investering, tenzij de evenredigheid van het bedrag aan ontvangen steun reeds door de Commissie is geverifieerd in het kader van de desbetreffende staatssteunprocedure.

5.   De EIB verricht de zorgvuldigheidsbeoordeling met inachtneming van het toepasselijke Unierecht.

6.   De zorgvuldigheidsbeoordeling door de EIB gaat vergezeld van een verklaring van de vertegenwoordiger van de EIB over de goedkeuring van de financiering van het investeringsvoorstel. De EIB bezorgt het investeringscomité onverwijld de resultaten van de zorgvuldigheidsbeoordeling.

7.   Het investeringscomité kan een aanbeveling uitbrengen over de financiering van het investeringsproject als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de begunstigde lidstaat heeft aangetoond dat de investering voldoet aan de vereisten uit hoofde van artikel 10 quinquies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG;

b)

de begunstigde lidstaat beschikt over voldoende middelen op grond van de in artikel 5, lid 1, bedoelde staat van de beschikbare middelen, na aftrek van eventuele bedragen die moeten worden uitbetaald in overeenstemming met de in artikel 6, lid 10, gespecificeerde informatie, en op basis van de overeenkomstig lid 9 van dit artikel reeds uitgebrachte aanbevelingen;

c)

het aandeel van de middelen dat aan prioritaire investeringen is toegewezen, bedraagt ten minste 70 % van de totaalsom van de middelen die door de begunstigde lidstaat zijn benut, met inbegrip van de volgende middelen:

middelen die al voor prioritaire en niet-prioritaire investeringen zijn uitbetaald;

middelen die op grond van de in artikel 6, lid 10, bedoelde informatie nog moeten worden uitbetaald;

middelen die overeenkomstig de aanbevelingen die uit hoofde van lid 9 zijn uitgebracht, nog moeten worden uitbetaald;

middelen die voor het onder beoordeling zijnde investeringsvoorstel zijn aangevraagd;

d)

de financiering is in overeenstemming met artikel 10 quinquies, lid 6, tweede alinea, vierde zin, van Richtlijn 2003/87/EG;

e)

de begunstigde lidstaat heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat het investeringsvoorstel voldoet aan alle onderstaande vereisten:

de Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de staatssteun;

het voorstel is vrijgesteld van de verplichte aanmelding van staatssteun overeenkomstig Verordening (EU) nr. 651/2014;

het voorstel vormt geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU;

f)

de begunstigde lidstaat heeft schriftelijk bevestigd dat de investering voldoet aan alle andere toepasselijke vereisten van het nationale en Unierecht;

g)

de door de begunstigde lidstaat verstrekte informatie over de bijdragen uit andere nationale en Unie-instrumenten bevestigt dat de uit het moderniseringsfonds aangevraagde bedragen niet zijn bedoeld om kosten voor de investering te dekken die reeds door een ander nationaal of Unie-instrument zijn gefinancierd.

8.   Indien een voorstel betrekking heeft op een latere uitbetaling voor een regeling waarvoor het investeringscomité, in overeenstemming met lid 9, financiering heeft aanbevolen voorafgaand aan de eerste uitbetaling, is niet vereist dat de EIB een zorgvuldigheidsbeoordeling voor het voorstel uitvoert, en is de beoordeling van het voorstel door het investeringscomité beperkt tot de verificatie van de naleving van de vereisten die in lid 7, onder b), c) en d), zijn opgenomen, op voorwaarde dat de regeling niet is gewijzigd.

9.   Het investeringscomité brengt tijdens de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering een aanbeveling over het investeringsvoorstel uit, en vermeldt daarin het bedrag van de steun uit het moderniseringsfonds, de redenen voor zijn conclusie en mogelijke suggesties over passende financieringsinstrumenten.

10.   Indien het investeringscomité besluit om de financiering van de investering niet aan te bevelen, licht het de redenen voor die conclusie toe. In dat geval krijgt de investering geen steun uit het moderniseringsfonds. De betrokken lidstaat kan het investeringsvoorstel herzien, teneinde de bevindingen van het investeringscomité in acht te nemen, en kan een nieuw investeringsvoorstel indienen in een volgende halfjaarlijkse uitbetalingscyclus.

Artikel 8

Uitbetalingsbesluit van de Commissie

1.   Na de in artikel 11, lid 1, van deze verordening bedoelde vergadering neemt de Commissie zonder onnodige vertraging het in artikel 10 quinquies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde besluit aan, en vermeldt zij daarin het bedrag dat uit het moderniseringsfonds moet worden uitbetaald voor elke investering die door de EIB als prioritaire investering is bevestigd of door het investeringscomité voor financiering is aanbevolen (“uitbetalingsbesluit”).

In een uitbetalingsbesluit met betrekking tot middelen uit het moderniseringsfonds voor een regeling moet het bedrag van de eerste uitbetaling of, in voorkomend geval, een eventuele latere uitbetaling, worden vermeld.

2.   De Commissie stelt de betrokken begunstigde lidstaten in kennis van het uitbetalingsbesluit, en brengt de EIB en het investeringscomité daarvan op de hoogte.

Artikel 9

Verrichting van betalingen

De EIB stort het desbetreffende bedrag aan steun uit het moderniseringsfonds uiterlijk 30 dagen na de datum van het uitbetalingsbesluit door aan de begunstigde lidstaat.

Artikel 10

Beëindigde investeringen

1.   Op grond van de bewijsstukken die door de begunstigde lidstaat in het in artikel 13 bedoelde jaarverslag worden verstrekt, wordt een investering geacht te zijn beëindigd in elk van de volgende gevallen:

a)

de indiener van het project of de beheersautoriteit van de regeling heeft de investering gedurende een periode van meer dan twee opeenvolgende jaren niet gefinancierd;

b)

de indiener van het project heeft het totale bedrag aan opbrengsten uit het moderniseringsfonds dat voor de investering is toegekend, niet besteed binnen vijf jaar na de datum van het relevante uitbetalingsbesluit van de Commissie.

Punt b) is niet van toepassing op regelingen.

2.   Bij het overeenkomstig artikel 8 vastgestelde besluit wijzigt de Commissie het reeds uitbetaalde bedrag voor de beëindigde investering door er het bedrag van af te trekken dat de begunstigde lidstaat nog niet betaald heeft aan de indiener van het project of aan de beheersautoriteit van de regeling. Elk onbetaald bedrag van deze aard wordt bijgeteld bij de middelen in het moderniseringsfonds die ter beschikking staan van de betreffende lidstaat in overeenstemming met artikel 5, lid 2, onder b), en wordt verrekend met toekomstige betalingen door de EIB aan de betrokken lidstaat uit hoofde van artikel 9.

3.   Onverminderd lid 1 van dit artikel kan de begunstigde lidstaat, vóór het einde van de uiterste termijn van de staat van de beschikbare middelen als bedoeld in artikel 5, lid 3, de Commissie in kennis stellen van een beëindigde investering, en verzoeken om een wijziging van het uitbetalingsbesluit in overeenstemming met lid 2 van dit artikel. Dit verzoek kan betrekking hebben op de nog niet aan de indiener van het project of aan de beheersautoriteit van de regeling betaalde bedragen, evenals de reeds aan de indiener van het project of de beheersautoriteit van de regeling betaalde bedragen die vervolgens door de begunstigde lidstaat werden teruggevorderd. De begunstigde lidstaat verstrekt de relevante bewijsstukken die het verzoek rechtvaardigen. Lid 2 van dit artikel is van toepassing op de wijziging van het uitbetalingsbesluit, de verhoging van de middelen in het moderniseringsfonds die voor de betreffende lidstaat beschikbaar zijn, en de verrekening van het bedrag dat aan het fonds wordt teruggestort met toekomstige betalingen van de EIB aan de lidstaat.

Artikel 11

Werking van het investeringscomité

1.   Het investeringscomité komt tweemaal per jaar bijeen, uiterlijk op 15 juli en op 15 december. Zodra de datum van de vergadering bekend is, deelt het secretariaat van het investeringscomité deze mee aan de lidstaten.

2.   Tenzij het comité een aanbeveling uitbrengt overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG, tweede alinea, eerste en tweede zin, is het quorum bereikt wanneer ten minste de helft van de vertegenwoordigers van de begunstigde lidstaten, alle vertegenwoordigers van de niet-begunstigde lidstaten, en de vertegenwoordigers van de Commissie en van de EIB aanwezig zijn.

3.   De niet-begunstigde lidstaten kiezen drie vertegenwoordigers in het investeringscomité aan de hand van een stemming die alle kandidaten omvat. Elke niet-begunstigde lidstaat kan één kandidaat voorstellen. De drie kandidaten met de meeste stemmen zijn verkozen. Wanneer twee of meer kandidaten evenveel stemmen hebben gehaald, en bijgevolg meer dan drie kandidaten zouden worden verkozen, wordt de stemming hervat, met inbegrip van alle kandidaten behalve de kandidaat of de kandidaten die de meeste stemmen hebben gehaald, alsook, indien nodig, de kandidaat of de kandidaten met de op één na meeste stemmen.

4.   De leden van het investeringscomité mogen geen financiële of andere belangen hebben in sectoren die in aanmerking komen voor steun uit het moderniseringsfonds, noch direct noch indirect, waardoor hun onpartijdigheid in het gedrang zou kunnen komen of dit objectief gezien zo kan worden waargenomen. Zij handelen in het algemeen belang en op onafhankelijke wijze. Zij leggen voordat zij hun ambt in het investeringscomité opnemen een belangenverklaring af, en werken hun verklaringen bij telkens wanneer zich een relevante wijziging voordoet.

5.   De EIB biedt administratieve en logistieke steun aan het investeringscomité (het secretariaat), met inbegrip van steun bij het beheer van een website die aan het moderniseringsfonds is gewijd.

6.   Op voorstel van de bevoegde dienst van de Commissie stelt het investeringscomité zijn reglement van orde vast, waarin met name de volgende procedures worden vastgelegd:

a)

de benoeming van leden en waarnemende leden in het investeringscomité, en hun plaatsvervangers;

b)

de organisatie van de vergaderingen van het investeringscomité;

c)

nadere bepalingen met betrekking tot belangenconflicten, met inbegrip van een model voor de belangenverklaring.

7.   De leden van het investeringscomité ontvangen geen vergoeding of terugbetaling van hun kosten in verband met hun deelname aan de werkzaamheden van het comité.

Artikel 12

Richtsnoeren voor het beheer van activa en overeenkomst met de EIB

1.   De EIB ontwikkelt richtsnoeren voor het beheer van activa om de opbrengsten uit het moderniseringsfonds te beheren, met inachtneming van de doelstellingen van Richtlijn 2003/87/EG en de interne voorschriften van de EIB.

2.   Na raadpleging van de lidstaten sluit de Commissie een overeenkomst met de EIB, waarin de specifieke voorwaarden worden vastgesteld voor de uitoefening van taken in verband met de uitvoering van het moderniseringsfonds door de EIB. Die voorwaarden hebben betrekking op de volgende taken:

a)

de veiling en tegeldemaking van de emissierechten die bestemd zijn voor het moderniseringsfonds, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie (6);

b)

het beheer van de opbrengsten uit het moderniseringsfonds;

c)

de bevestiging van prioritaire investeringen uit hoofde van artikel 6 en de uitvoering van de zorgvuldigheidsbeoordeling van niet-prioritaire projectvoorstellen uit hoofde van artikel 7;

d)

het verzorgen van het secretariaat van het investeringscomité, met inbegrip van het beheer van een website die aan het moderniseringsfonds is gewijd;

e)

de voorbereiding van ontwerpverslagen van het investeringscomité uit hoofde van artikel 14.

3.   In de in lid 2 bedoelde overeenkomst wordt het mechanisme gespecificeerd voor de dekking van de kosten van de EIB voor de uitvoering van haar taken. In het mechanisme voor de dekking van de kosten in verband met de bevestiging van prioritaire investeringen en de uitvoering van de zorgvuldigheidsbeoordeling bij niet-prioritaire investeringen moet rekening worden gehouden met het aantal en de complexiteit van de voorstellen die door elke begunstigde lidstaat worden ingediend. De kosten van de EIB voor het verrichten van haar taken worden gefinancierd uit de in artikel 5, lid 2, onder a), bedoelde middelen die voor elke begunstigde lidstaat beschikbaar zijn. De EIB brengt aan de Commissie en de lidstaten verslag uit over de voltooiing van haar taken uit hoofde van de overeenkomst en de daaraan verbonden kosten.

HOOFDSTUK III

MONITORING, VERSLAGLEGGING, EVALUATIE EN AUDIT

Artikel 13

Monitoring en verslaglegging door de begunstigde lidstaten

1.   De begunstigde lidstaten monitoren de uitvoering van de investeringen die uit het moderniseringsfonds worden gefinancierd. Uiterlijk op 30 april dienen de begunstigde lidstaten bij de Commissie een jaarverslag over het voorgaande jaar in, dat de in bijlage II vermelde informatie bevat.

2.   Het jaarverslag als bedoeld in lid 1 gaat vergezeld van de volgende informatie:

a)

bewijsstukken betreffende de financiering van investeringen uit het moderniseringsfonds gedurende het voorgaande jaar;

b)

de jaarlijkse financiële staat van elke investering, of, in het geval van een regeling, de financiële staat met samengevoegde gegevens over de uitgaven ten behoeve van de regeling gedurende het voorgaande jaar.

Artikel 14

Verslaglegging door het investeringscomité

1.   Het in artikel 10 quinquies, lid 11, eerste zin, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde jaarverslag van het investeringscomité omvat de volgende informatie:

a)

het aantal ontvangen investeringsvoorstellen, inclusief vermelding van het investeringsgebied;

b)

het aantal uitgebrachte aanbevelingen alsook samenvattende conclusies van elke aanbeveling;

c)

een overzicht van de belangrijkste conclusies met betrekking tot de voorgestelde investeringen op basis van de technische en financiële zorgvuldigheidsbeoordeling door de EIB;

d)

de praktische ervaring met betrekking tot procedurele aspecten bij het uitbrengen van de aanbevelingen.

2.   Op basis van een door de EIB voorbereid ontwerp, neemt het investeringscomité uiterlijk op 15 maart het definitieve verslag over het voorgaande jaar aan; het legt dit onverwijld voor aan de Commissie.

Artikel 15

Evaluatie van het fonds

1.   De in artikel 10 quinquies, lid 11, tweede zin, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde evaluatie door de Commissie omvat de volgende gebieden:

a)

de bevestiging van prioritaire investeringen door de EIB;

b)

de beoordeling van niet-prioritaire investeringen door het investeringscomité;

c)

de financiering en monitoring van investeringen door de begunstigde lidstaten;

d)

relevante procedurele aspecten met betrekking tot de uitvoering van het moderniseringsfonds.

Op basis van de resultaten van de evaluatie doet de Commissie, waar passend, de desbetreffende voorstellen.

2.   Aan het einde van de uitvoering van het moderniseringsfonds verricht de Commissie een eindevaluatie. Zij beoordeelt daarbij met name de geboekte vooruitgang ten opzichte van de doelstellingen van het fonds als bepaald in artikel 10 quinquies, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 2003/87/EG.

3.   De Commissie maakt de resultaten van de evaluatie openbaar.

Artikel 16

Audits en de bescherming van de financiële belangen van het fonds

1.   De EIB stelt voor ieder boekjaar, dat loopt van 1 januari tot en met 31 december, de jaarrekening van het moderniseringsfonds op, met inachtneming van de financiële staten zoals die overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder b), hierboven beschikbaar zijn gesteld. Die jaarrekening wordt onderworpen aan externe controle door een onafhankelijke accountant.

2.   De lidstaten dienen bij de Commissie de volgende staten in:

a)

de niet-gecontroleerde financiële staten van het moderniseringsfonds over het voorgaande boekjaar, uiterlijk op 31 maart;

b)

de gecontroleerde financiële staten van het moderniseringsfonds over het voorgaande boekjaar, uiterlijk op 30 april.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde rekeningen en financiële staten worden opgesteld overeenkomstig de internationale standaarden voor overheidsboekhouding (IPSAS).

4.   De begunstigde lidstaten hebben de bevoegdheid om op basis van documenten en controles ter plaatse audits uit te voeren van alle indieners van projecten, beheersautoriteiten van regelingen, contractanten en subcontractanten aan wie zij steun uit het moderniseringsfonds hebben verleend.

5.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2, houden de begunstigde lidstaten, de indieners van projecten en beheersautoriteiten van regelingen, contractanten en subcontractanten die middelen uit het moderniseringsfonds hebben ontvangen, alle ondersteunende documenten en informatie met betrekking tot de betalingen of gemaakte uitgaven ter beschikking gedurende een periode van vijf jaar na ontvangst van de laatste betaling voor een project of regeling.

6.   De begunstigde lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde activiteiten, de financiële belangen van het moderniseringsfonds via de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende bestuurlijke en financiële sancties. Terugvorderingen worden uitgevoerd overeenkomstig de wetgeving van de begunstigde lidstaten.

Voor eventuele teruggevorderde bedragen verzoekt de begunstigde lidstaat om een wijziging van het uitbetalingsbesluit overeenkomstig artikel 10, lid 3.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Informatie, communicatie en publiciteit

1.   De begunstigde lidstaten stellen op de websites van de relevante diensten binnen hun administraties informatie ter beschikking over de investeringen die in het kader van deze verordening worden ondersteund, teneinde de bevolking te informeren over de rol en de doelstellingen van het moderniseringsfonds. Die informatie omvat een expliciete verwijzing naar de uit het moderniseringsfonds ontvangen steun.

2.   De begunstigde lidstaten zorgen ervoor dat de eindbegunstigden van de steun uit het moderniseringsfonds coherente, relevante en gerichte informatie verstrekken over de ontvangen steun uit het moderniseringsfonds aan meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek.

3.   De naam van het moderniseringsfonds wordt in alle communicatieactiviteiten gebruikt en wordt vermeld op informatieborden die op strategische en voor het publiek zichtbare locaties worden geplaatst.

4.   De begunstigde lidstaten en de Commissie voeren informatie-, communicatie- en promotieacties uit met betrekking tot de steun en resultaten van het moderniseringsfonds. Dergelijke acties vergemakkelijken de uitwisseling van ervaring, kennis en beste praktijken met betrekking tot het ontwerp, de voorbereiding en de uitvoering van investeringen in het kader van het moderniseringsfonds.

Artikel 18

Transparantie

1.   Onverminderd lid 2 zorgt het secretariaat van het investeringscomité ervoor dat de volgende informatie op de website van het moderniseringsfonds wordt geplaatst:

a)

de namen van de leden en waarnemende leden in het investeringscomité, en hun banden en belangen;

b)

de curricula vitae en de belangenverklaringen van de leden van het investeringscomité;

c)

de bevestigingen van de EIB met betrekking tot prioritaire investeringen;

d)

de aanbevelingen van het investeringscomité met betrekking tot niet-prioritaire investeringen;

e)

de uitbetalingsbesluiten van de Commissie;

f)

de jaarverslagen die uit hoofde van artikel 13 door de begunstigde lidstaten zijn ingediend;

g)

de jaarverslagen die uit hoofde van artikel 14 door het investeringscomité zijn ingediend;

h)

de evaluatie van het moderniseringsfonds door de Commissie uit hoofde van artikel 15.

2.   De lidstaten, de Commissie en de EIB geven geen vertrouwelijke informatie vrij die is opgenomen in documenten, informatie of ander materiaal dat door hen of door derden is ingediend in verband met de uitvoering van het moderniseringsfonds.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(2)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “De Europese Green Deal”, COM(2019) 640 final van 11 december 2019.

(3)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “European Green Deal Investment Plan”, COM(2020) 21 final van 14 januari 2020.

(4)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1).


BIJLAGE I

Bij de EIB en het investeringscomité in te dienen informatie over het investeringsvoorstel

1.   Alle investeringsvoorstellen

1.1.

specificatie van het investeringsgebied overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 1 of 2, van Richtlijn 2003/87/EG, in voorkomend geval;

1.2.

algemene beschrijving van de investering, met inbegrip van de doelstellingen en beoogde begunstigde(n), technologie (indien van toepassing), capaciteit (indien van toepassing) en geraamde looptijd van de investering;

1.3.

motivering voor de steun uit het moderniseringsfonds, met inbegrip van een bevestiging van de overeenstemming van de investering met artikel 10 quinquies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG;

1.4.

specificatie van de kosten die door het moderniseringsfonds worden gedekt;

1.5.

beschrijving van het/de gebruikte steuninstrument(en);

1.6.

gevraagd bedrag aan financiering uit het moderniseringsfonds;

1.7.

bijdrage(n) uit andere nationale en Unie-instrumenten;

1.8.

bestaan van staatssteun (in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU), en vermelding van de volgende gegevens, voor zover van toepassing:

a)

verwijzing naar de goedkeuring van de nationale steunmaatregel door de Commissie;

b)

verwijzing waaronder de maatregel met groepsvrijstelling is geregistreerd (staatssteunnummer toegekend door het elektronische aanmeldingssysteem van de Commissie als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 651/2014);

c)

verwachte datum voor de aanmelding van de steunmaatregel bij de Commissie;

1.9.

verklaring van de lidstaat dat het toepasselijke recht van de Unie en de lidstaten wordt nageleefd;

1.10.

indien de investering betrekking heeft op de uitvoering van een territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie, informatie over de verwachte bijdrage van de investering aan dat plan.

2.   Aanvullende informatie over regelingen

2.1.

naam van de beheersautoriteit;

2.2.

vermelding of het voorstel betrekking heeft op een bestaande regeling;

2.3.

totaal volume van de regeling.

3.   Bijkomende informatie over andere voorstellen dan regelingen

3.1.

naam van de indiener van het project;

3.2.

locatie van het project;

3.3.

totale investeringskosten;

3.4.

ontwikkelingsfase van het project (van haalbaarheidsstudie tot operationele fase);

3.5.

lijst van te verkrijgen of reeds verkregen verplichte vergunningen.

4.   Bijkomende informatie over niet-prioritaire voorstellen

4.1.

kwantitatieve gegevens over de ontwikkelings- en operationele fasen, met inbegrip van de bijdrage van het voorstel aan de doelstellingen van het moderniseringsfonds, het beleidskader voor klimaat en energie 2030 van de Unie en de Overeenkomst van Parijs;

4.2.

gecertificeerde financiële prognoses, met inbegrip van geplande financiële bijdragen uit particuliere bronnen;

4.3.

beschrijving van andere gerichte prestatie-indicatoren, zoals gevraagd door de EIB;

4.4.

andere relevante informatie in verband met de indiener van het project, de investering, de algemene marktomstandigheden en milieukwesties.

BIJLAGE II

Door de begunstigde lidstaat te verstrekken informatie in het jaarverslag voor de Commissie

1.   Overzicht van de investeringen

1.1.

aantal investeringen dat tot nu toe uit het moderniseringsfonds is gefinancierd;

1.2.

aantal lopende, voltooide en beëindigde investeringen;

1.3.

totale verhouding van de financiering voor prioritaire investeringen ten opzichte van eventuele niet-prioritaire investeringen in de begunstigde lidstaat.

2.   Informatie over elke investering

2.1.

totaalbedrag van gemobiliseerde investering (totale investeringskosten);

2.2.

tijdstippen en bedragen van betalingen uit het moderniseringsfonds aan de indiener van het project of de beheersautoriteit van de regeling;

2.3.

bedragen die de begunstigde lidstaat uit het moderniseringsfonds heeft ontvangen en die nog niet aan de indiener van het project of de beheersautoriteit van de regeling zijn betaald;

2.4.

bedragen die door de begunstigde lidstaat zijn teruggevorderd van de indiener van het project of de beheersautoriteit van de regeling, en de datum van de terugvordering;

2.5.

beoordeling van de toegevoegde waarde van de investering in termen van energie-efficiëntie en modernisering van het energiesysteem, met inbegrip van informatie over:

a)

de bespaarde energie in MWh;

b)

de totale hoeveelheid MWh die naar verwachting aan het einde van de looptijd van de investering zal zijn bespaard;

c)

de bespaarde broeikasgasemissies in tCO2;

d)

de totale hoeveelheid tCO2 die naar verwachting aan het einde van de looptijd van de investering zal zijn bespaard;

e)

de geïnstalleerde extra capaciteit voor hernieuwbare energie, indien van toepassing;

f)

het bereikte hefboomeffect van de middelen (totale bedrag van de investeringen in verhouding tot de bijdrage uit het moderniseringsfonds);

2.6.

indien de investering betrekking heeft op de uitvoering van een territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie, informatie over de verwachte bijdrage van de investering aan dat plan;

2.7.

voor regelingen worden de gespecificeerde te melden gegevens in geaggregeerde vorm gepresenteerd.

3.   Bijkomende informatie over andere investeringen dan regelingen

3.1.

mijlpalen die sinds het vorige jaarverslag zijn bereikt;

3.2.

verwachte datum van inbedrijfstelling;

3.3.

vastgestelde of verwachte vertragingen bij de uitvoering;

3.4.

vastgestelde of verwachte veranderingen in de in aanmerking komende kosten, toegepaste technologie(en) of de resultaten van een investering.

4.   Bijkomende informatie over niet-prioritaire investeringen

4.1.

bevestiging van medefinanciering uit particuliere bronnen.

Top