EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0833

Verordening (EU) nr. 833/2012 van de Commissie van 17 september 2012 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

PB L 251 van 18.9.2012, p. 29–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/03/2013: This act has been changed. Current consolidated version: 19/09/2012

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/833/oj

18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/29


VERORDENING (EU) Nr. 833/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 september 2012

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) ("de basisverordening"), en met name artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 20 december 2011 heeft de Europese Commissie ("de Commissie") met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) ("het bericht van inleiding") de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("de VRC") aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 9 november 2011 was ingediend door de European Association of Metals (Eurométaux) ("de klager") namens producenten die goed zijn voor meer dan 50 % van de totale productie van bepaalde aluminiumfolie op rollen in de Unie. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het genoemde product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

2.   Bij de procedure betrokken partijen

(3)

De Commissie heeft de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC, producenten in het referentieland, importeurs, distributeurs, en andere haar bekende betrokken partijen, alsmede vertegenwoordigers van de VRC, officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(4)

De klager, andere producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC, importeurs en distributeurs hebben hun standpunt kenbaar gemaakt. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(5)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie, importeurs en producenten-exporteurs, is in het bericht van inleiding vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven.

(6)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was - en, zo ja, deze ook samen te stellen -, werd aan de importeurs en producenten-exporteurs gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar overeenkomstig het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product (zoals gedefinieerd in punt 3) tijdens de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011.

(7)

Wat de producenten in de Unie betreft, heeft de Commissie in het bericht van inleiding aangekondigd dat het een voorlopige steekproef van de producenten in de Unie had samengesteld op grond van de informatie die zij vóór de opening van het onderzoek van medewerkende producenten in de Unie had ontvangen. Die steekproef bestond uit de vier grootste haar bekende ondernemingen of groepen van ondernemingen in de Unie.

(8)

Zoals uiteengezet in overweging 24 verstrekten slechts twee niet-verbonden importeurs de verlangde gegevens en stemden zij ermee in opgenomen te worden in de steekproef. Gezien het beperkte aantal medewerkende importeurs, werd een steekproef niet langer nodig geacht. Een derde importeur maakte opmerkingen, maar beantwoordde de vragenlijst niet.

(9)

Zoals uiteengezet in overweging 26 verstrekten 14 producenten-exporteurs in de VRC de verlangde gegevens en stemden zij ermee in opgenomen te worden in de steekproef. Op basis van de informatie die de Commissie van deze partijen heeft ontvangen, heeft zij een steekproef van vier producenten-exporteurs samengesteld waarvan de uitvoer naar de Unie het grootst was.

(10)

Om de producenten-exporteurs in staat te stellen desgewenst om een behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) of een individuele behandeling (IB) te verzoeken, heeft de Commissie alle haar bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VRC de desbetreffende formulieren toegezonden. Twee ondernemingen hebben zich kenbaar gemaakt en verzochten om BMO; één onderneming was opgenomen in de steekproef, de andere niet. De Commissie heeft verzoeken om IB ontvangen van de ondernemingen in de steekproef en van de onderneming die om BMO had verzocht maar niet in de steekproef was opgenomen.

(11)

De Commissie heeft vragenlijsten toegestuurd aan alle producenten-exporteurs die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn kenbaar hebben gemaakt, met name de vier in de steekproef opgenomen ondernemingen en alle andere ondernemingen, om hen de mogelijkheid te bieden om een individueel onderzoek te verzoeken. De Commissie heeft eveneens vragenlijsten toegestuurd aan andere haar bekende partijen, met name de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de medewerkende importeurs in de Unie, gebruikers en een vereniging van consumenten.

(12)

Er werden ingevulde vragenlijsten ontvangen van drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, van de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en van twee niet-verbonden importeurs. Ook zes detailhandelaren hebben de vragenlijst voor gebruikers beantwoord.

(13)

De Commissie heeft geen enkel verzoek om een individueel onderzoek overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening ontvangen.

(14)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

 

producenten in de Unie

CUKI Cofresco SPA, Volpiano (TO), Italië;

Fora Folienfabrik GmbH, Radolfzell, Duitsland;

ITS BV, Apeldoorn, Nederland;

SPHERE Group, Parijs, Frankrijk;

 

producenten-exporteurs in de VRC

CeDo Shanghai Co. Ltd., Shanghai;

Ningbo Favoured Commodity Co. Ltd., Ningbo;

Ningbo Times Co. Ltd., Ningbo;

Shanghai Blue Diamond Co. Ltd., Shanghai;

 

verbonden importeur in de Unie

CeDo Limited, Telford, VK;

 

producent in Turkije (het referentieland)

Sedat Tahir Ltd., Ankara.

(15)

Teneinde informatie te verzamelen over de kosten van de belangrijkste indirecte grondstof voor de productie van aluminiumfolie, namelijk primair aluminium, werd informatie ingewonnen bij de Shanghai Futures Exchange ("SHFE" of "beurs"), het belangrijkste handelsplatform voor aluminium in China. Informatie over de wereldmarkten en -prijzen werd ingewonnen bij de London Metal Exchange ("LME"), waar ook een informatiebezoek plaatsvond. De SHFE verstrekte op de vraag van de Commissie wat schriftelijke informatie. De Commissie heeft ook aan de SHFE een informatiebezoek voorgesteld, waar in eerste instantie mee werd ingestemd. Later oordeelde de SHFE echter dat voor een dergelijk bezoek de goedkeuring van de Chinese regering vereist zou zijn. De Chinese autoriteiten van hun kant ontkenden echter dat een dergelijke goedkeuring nodig was. Uiteindelijk kwam de SHFE op zijn oorspronkelijke instemming terug en besloot niet met het bezoek in te stemmen.

(16)

Er werd een informatiebezoek gebracht aan de Shanghai Metals Markets ("SMM"), die in Shanghai informatie over prijzen verstrekt en publiceert.

3.   Onderzoektijdvak

(17)

Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 ("het onderzoektijdvak" of "OT"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van januari 2008 tot het eind van het OT (de "beoordelingsperiode").

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken Product

(18)

Bij het betrokken product gaat het om aluminiumfolie met een dikte van 0,007 mm of meer, maar minder dan 0,021 mm, niet op een drager, enkel gewalst, al dan niet gegaufreerd, op kleine rollen met een gewicht van maximum 10 kg ("het betrokken product" of "aluminiumfolie op rollen" of "AHF" (aluminiumhuishoudfolie)). Het betrokken product is momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7607 11 11 en ex 7607 19 10.

(19)

Het betrokken product wordt gewoonlijk als verbruiksgoed voor verpakkingsdoeleinden en andere huishoudelijke en cateringtoepassingen gebruikt. De productomschrijving werd niet betwist.

2.   Soortgelijk Product

(20)

Uit het onderzoek is gebleken dat aluminiumfolie op rollen die in de VRC wordt geproduceerd en van daar wordt uitgevoerd, aluminiumfolie op rollen die in de Unie door producenten in de Unie wordt geproduceerd en verkocht en aluminiumfolie op rollen die in Turkije (het referentieland) door de medewerkende Turkse producent wordt geproduceerd en verkocht dezelfde fysieke en technische basiskenmerken en gebruiksdoeleinden hebben. Zij worden bijgevolg als gelijk beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   STEEKPROEVEN

1.   Steekproef van Producenten in de Unie

(21)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van schade van een steekproef gebruik te maken.

(22)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie mee dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. In deze steekproef waren de vier grootste (groepen van) ondernemingen opgenomen, die werden geselecteerd uit meer dan 30 producenten in de Unie waarvan bekend was dat zij het soortgelijke product vóór de opening van het onderzoek produceerden. De steekproef werd samengesteld op grond van het verkoopvolume van de producenten, hun omvang en geografische locatie in de Unie. De voorgestelde steekproef vertegenwoordigde 44 % van de totale geschatte productie in de Unie tijdens het OT. Belanghebbenden werden verzocht het dossier te raadplegen en hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van inleiding in te dienen. Nadat de termijn voor het formuleren van opmerkingen was verstreken heeft één belanghebbende aangevoerd dat een producent in het Verenigd Koninkrijk in de steekproef had moeten worden opgenomen. In dit verband zij opgemerkt dat er wel degelijk een producent in het VK (die deel uitmaakt van de Sphere Group) in de steekproef was opgenomen. Geen enkele andere belanghebbende tekende bezwaar aan tegen de definitieve steekproef, die bijgevolg werd bevestigd.

2.   Steekproef van Niet-Verbonden Importeurs

(23)

Gezien het potentieel grote aantal bij de procedure betrokken importeurs werd in het bericht van inleiding vermeld dat voor de importeurs overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening van een steekproef gebruik zou worden gemaakt.

(24)

Slechts twee niet-verbonden importeurs hebben de gevraagde informatie verstrekt en waren bereid mee te werken. Bijgevolg werd een steekproef niet langer nodig geacht.

3.   Steekproef van Producenten-Exporteurs

(25)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping van een steekproef gebruik te maken.

(26)

14 producenten-exporteurs in de VRC verstrekten de verlangde gegevens en stemden ermee in in de steekproef te worden opgenomen. Deze ondernemingen exporteerden ongeveer 7 800 ton, d.i. ongeveer 60 % van de Chinese uitvoer naar de EU-markt in het OT. Op basis van de informatie die de Commissie van deze partijen heeft ontvangen, heeft zij een steekproef samengesteld van de vier producenten-exporteurs met de grootste representatieve productie-, verkoop- en uitvoervolumes die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Eén van de in de steekproef opgenomen ondernemingen besloot later toch niet mee te werken en een andere liet de Commissie weten dat de informatie die zij in het steekproefformulier had verstrekt, fout was. Op grond van deze nieuwe informatie werd besloten deze onderneming van de steekproef uit te sluiten. De Commissie heeft twee andere ondernemingen gevraagd of zij hen in de steekproef mocht opnemen. De medewerkende producenten-exporteurs, de missie van de VRC bij de EU en de klager werden geraadpleegd over de definitieve samenstelling van de steekproef. Geen van de belanghebbenden maakte bezwaar tegen deze samenstelling. Naderhand zegde ook een van de pas in de steekproef opgenomen ondernemingen zijn medewerking op. In de definitieve steekproef waren dus drie producenten-exporteurs in de VRC opgenomen. Zij waren samen goed voor ongeveer 30 % van de invoer van het betrokken product in de Unie tijdens het OT en voor 50 % van het verkoopvolume van de 14 producenten-exporteurs die gegevens voor de samenstelling van de steekproef hadden verstrekt.

D.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming en individuele behandeling

1.1.   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

(27)

Krachtens artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening moet bij antidumpingonderzoeken naar producten van oorsprong uit de VRC de normale waarde voor producenten-exporteurs die aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldoen, overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel worden vastgesteld.

(28)

Twee ondernemingen, CeDo Shanghai Co. Ltd. ("CeDo Shanghai") en Shanghai Blue Diamond Co. Ltd. ("Blue Diamond"), hebben zich gemeld en verzochten om BMO. Zoals hierboven uiteengezet werd alleen CeDo Shanghai in de steekproef opgenomen; de andere onderneming werd niet opgenomen. Na het arrest van het Hof van Justitie in Zaak C-249/10 P Brosmann Footwear (HK) Ltd en anderen tegen Raad van de Europese Unie, werd evenwel besloten alle BMO-aanvraagformulieren te onderzoeken die binnen de termijn werden ingediend – met andere woorden de aanvragen van de twee hierboven vermelde ondernemingen.

(29)

De BMO-aanvragen werden afgewogen tegen de vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Gemakshalve worden de BMO-criteria hieronder kort samengevat:

besluiten van bedrijven worden genomen als reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten geven marktvoorwaarden weer;

ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt;

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

de betrokken bedrijven zijn onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die stabiliteit en juridische zekerheid verschaffen; en

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(30)

Bij deze ondernemingen vond in verband met de BMO-aanvragen een controlebezoek plaats.

(31)

Op grond van het eerste criterium van artikel 2, lid 7, onder c), werd BMO aan beide ondernemingen geweigerd op grond van bewijsmateriaal dat de prijs van de belangrijkste grondstof, aluminium, was verstoord. Deze verstoringen werden ook aangetroffen voor de prijs van het halffabrikaat, aluminiumfolie op jumborollen zoals hieronder beschreven. Zoals hieronder wordt uiteengezet, voldeden de ondernemingen evenmin aan andere criteria.

1.1.1.   Conclusies voor de hele bedrijfstak met betrekking tot het eerste criterium - besluiten van bedrijven en kosten van de belangrijkste productiemiddelen

(32)

Aluminiumfolie op kleine rollen wordt eenvoudigweg geproduceerd door aluminiumfolie op jumborollen op kleinere rollen te herwinden, te snijden en te verpakken. De belangrijkste grondstof voor de productie van aluminiumfolie is primair aluminium. Primair aluminium vertegenwoordigt 60 à 70 % van de productiekosten van het betrokken product in dit onderzoek en is bijgevolg de belangrijkste kostenfactor voor de productie ervan. Dat komt tot uiting in de praktijk die de hele bedrijfssector toepast en die erin bestaat zowel de aankoop- als de verkoopprijzen voor aluminiumfolie te vermelden op basis van een referentieprijs voor primair aluminium (aluminiumingot) plus een vergoeding voor de productie/verwerking. De ondernemingen die BMO hadden aangevraagd kochten namelijk aluminiumfolie op jumborollen op grond van aankoopcontracten die de prijs van aluminiumfolie op jumborollen baseerden op de prijzen voor primair aluminium die werden gepubliceerd in de SMM, een verstrekker van prijsinformatie over verschillende metalen, die deze prijzen noteert op basis van prijzen waartegen op de spotmarkt werd verhandeld in de zone Shanghai. De SMM-publicatie is zeer representatief voor de binnenlandse aluminiumprijzen. Deze prijzen volgen nauwgezet de prijzen die zijn genoteerd op de SHFE, waar in de VRC de meeste transacties plaatsvinden.

(33)

De wereldwijde referentie voor de prijs van het basisproduct primair aluminium, is de notering op de LME. De prijs van aluminium op de Chinese binnenlandse markt verschilt aanzienlijk van de LME-prijzen. Zoals uit de onderstaande grafiek blijkt, bedroeg het verschil tussen de LME-prijs en de SHFE-prijs in het OT +500 tot -90 USD/ton. Tijdens het onderzoektijdvak was de prijsnotering op de LME maandelijks gemiddeld meer dan 9 % hoger dan de prijsnotering op de SHFE (nettoprijs), en bereikte het verschil in het midden van de periode zelfs +23 %. Er zij ook op gewezen dat aan het eind van het OT, toen de wereldprijzen daalden door een krimping van de vraag, de tegenovergestelde trend kon worden waargenomen voor de SHFE-prijzen (die zelfs tot 3 % boven de LME-prijzen lagen), wat de prijsverstoringen op deze markt nogmaals bevestigt.

Image

(34)

Zoals hierboven uiteengezet, worden deze substantiële prijsverschillen voor primair aluminium in vergelijking met de rest van de wereld toegeschreven aan een combinatie van een aantal door de staat gestuurde factoren en staatsinmenging van betekenis op de binnenlandse markt door middel van een aantal instrumenten. Deze invloed van de staat resulteerde in de totstandkoming en handhaving van een vrij geïsoleerde binnenlandse markt voor primair aluminium in de VRC, die van de marktwerking is afgeschermd.

(35)

In de eerste plaats staat de SHFE onder controle van de China Securities Regulatory Commission ("CSRC"). De SHFE oefent zijn functies uit overeenkomstig de Voorschriften inzake het beheer van de handel in futures, de Maatregelen voor het beheer van futurebeurzen en zijn statuten. Diverse van deze door de staat opgelegde regels die de werking van de beurs regelen, dragen bij tot een geringe volatiliteit en vertekende prijzen en prijstrends op de SHFE: de dagelijkse prijsfluctuaties zijn beperkt tot 4 % boven of onder de afrekenprijs van de vorige beursdag, de frequentie van de handel is laag (tot de 15e dag van elke maand), futurescontracten zijn beperkt tot een duur van maximaal 12 maanden, open interests van beurshandelaren zijn tot een bepaald bedrag begrensd en prijsspeculatie is beperkt.

(36)

De toegang tot de beurs is bij wet beperkt tot Chinese beurshandelaren, die ook moeten beschikken over een vergunning van de CSRC om op de beurs handel te kunnen drijven. Marktvertegenwoordigers van SHFE-leden kunnen uitsluitend transacties verrichten op verzoek van SHFE-leden, mogen geen opdrachten van andere organisaties aanvaarden en mogen geen handel drijven voor eigen rekening. Fysieke leveringen kunnen alleen plaatsvinden in een erkend pakhuis in de VRC, dit in tegenstelling tot internationale beurzen, waar leveringen overal ter wereld kunnen plaatsvinden. Aangezien zij bovendien alleen een platform zijn voor fysieke uitwisselingen (er worden geen derivaten verkocht) zijn de Chinese aluminiummarkten hierdoor volledig geïsoleerd. Bijgevolg is arbitrage met de LME of andere markten praktisch onmogelijk en functioneert de beurs geïsoleerd van de wereldmarkten. Daardoor kan tussen deze markten geen egalisatie plaatsvinden.

(37)

In de tweede plaats mengt de staat zich in de prijsvorming op de SHFE in doordat hij zowel verkoper is van primair aluminium als koper via het State Reserve Bureau en andere staatsorganen. De Chinese regering heeft eind 2008 bijvoorbeeld een pakket stimuleringsmaatregelen goedgekeurd dat tot doel heeft de gevolgen van de economische crisis te beperken. Dat pakket bevatte een regeling voor het State Reserves Bureau om aluminium te kopen van smelterijen teneinde hun activiteiten te ondersteunen door de binnenlandse vraag kunstmatig op te krikken toen de wereldwijde vraag door de mondiale financiële en economische crisis afnam. Deze door de staat geregelde aankopen verstoorden de prijzen aanzienlijk tijdens de eerste helft van 2009. Het is in dit verband interessant op te merken dat de prijzen op de binnenlandse Chinese markt en de prijzen op de wereldmarkten aan het eind van het onderzoektijdvak in tegenovergestelde richting evolueerden.

(38)

De Chinese staat heeft zijn inmengingsbeleid in de aluminiumsector beschreven in zijn 12e vijfjarenontwikkelingsplan voor aluminium (2011-2015). Het plan voorziet in de aanpassing van de kortingen op de belastingen en de uitvoerbelastingen en andere economische hefbomen, en het strikt de hand houden aan de totale omvang van de groei en de uitvoer van basisproducten. In de praktijk betekent dit dat een combinatie van specifieke belastingregelingen wordt gebruikt om de aluminiumindustrie te ondersteunen. Deze instrumenten ontmoedigen de uitvoer van primair aluminium uit de VRC, maar stimuleren de invoer en de productie voor zowel de binnenlandse markt als de exportmarkten van downstreamproducten waarin aluminium wordt verwerkt (zoals het betrokken product).

(39)

Dit plan is een voortzetting van het beleid dat reeds jarenlang in het kader van eerdere plannen werd gevoerd. Voorts werden deze plannen gedurende vele jaren ten uitvoer gelegd. Tijdens het OT waren verschillende uitvoeringsmaatregelen van kracht; deze worden hieronder beschreven. Het gaat om de volgende regelingen:

1)

een uitvoerrecht van 17 % op primair aluminium en aluminiumschroot (tegenover een nulrecht op aluminiumfolie op kleine rollen);

2)

een btw-aftrek van 0 % op primair aluminium (tegenover de aftrek van 15 % op aluminiumfolie sinds juni 2009);

3)

afschaffing van het invoerrecht van 5 % op metaal.

(40)

De staat gebruikt de combinatie van deze maatregelen dus om de uitvoer van primair aluminium te beperken, wat resulteert in een hoger aanbod en lagere prijzen op de binnenlandse markt.

(41)

De grote meerderheid van de Chinese aluminiumsmelterijen is in handen van de staat. De verschillende industrieplannen die de capaciteit en de output van de aluminiumproductie duidelijk beïnvloeden, momenteel met name het 12e vijfjarenplan (2011-2015) voor de aluminiumindustrie, moedigen de strategische ontwikkeling aan van aluminiumproducten die een complexe verwerking vereisen en stimuleren de aluminiumproducerende sector om de verwerkingsketen verder uit te breiden.

(42)

De hierboven beschreven maatregelen die de Chinese staat heeft genomen werden bijgevolg beschouwd als bewijs van onderliggende staatsinmenging in besluiten van bedrijven inzake de aankoop van grondstoffen en hun productiekosten. Het huidige Chinese systeem van hoge uitvoerrechten en de niet-terugbetaling van de btw voor de uitvoer van primair aluminium, in combinatie met de afwezigheid van uitvoerrechten en de gedeeltelijke terugbetaling van de btw op uitvoer van de downstreamaluminiumproducten zoals het betrokken product, en staatsinmenging in de prijsvorming op de SHFE, heeft inderdaad hoofdzakelijk geleid tot een situatie waar de prijzen van Chinees primair aluminium en de prijzen van downstreamaluminiumproducten (die eveneens worden gebruikt als grondstof voor de productie van andere aluminiumproducten) het resultaat zijn van staatsinmenging, onafhankelijk van de prijsschommelingen op de internationale markten. Dat heeft rechtstreekse gevolgen voor de beslissingen van de onderneming wanneer zij downstreamaluminiumgrondstoffen aankoopt. De prijzen van aluminium waren altijd al verstoord en, met uitzondering van een heel korte periode toen de staat zoals hierboven vermeld andere prioriteiten met verstorend effect bleek te hebben, heeft dit de Chinese producenten van aluminiumfolie een oneerlijk voordeel verstrekt.

(43)

Rekening houdend met het feit dat primair aluminium ongeveer 60 % van de productiekosten van aluminiumfolie op kleine rollen vertegenwoordigt, vertaalt dit verschil zich in een aanzienlijk oneerlijk kostenvoordeel voor Chinese producenten, dat voor een basisproduct zoals aluminiumfolie op kleine rollen doorslaggevend is.

(44)

CeDo Shanghai betwistte de bevindingen van de Commissie nadat deze aan het bedrijf werden meegedeeld. In de eerste plaats argumenteerde het bedrijf dat een aantal van de bevindingen van de Commissie verkeerd en niet consequent is, wat negatieve gevolgen heeft voor de algemene bevindingen met betrekking tot de besluiten van bedrijven in de VRC. Het bedrijf stelde met name dat de toegang tot de SHFE niet beperkt is tot Chinese onderdanen aangezien het mogelijk is rekeningen te openen bij makelaars die over een vergunning beschikken om handel te drijven op de SHFE. Algemeen genomen betwistte het bedrijf niet het bestaan van gecontroleerde acties vanwege de Chinese staat, maar was het van mening dat die niet tot doel hebben de prijzen te verstoren en een beperkte volatiliteit op de markt te garanderen, maar veeleer speculatie en mogelijke vergissingen bij de uitvoering van transacties te voorkomen. In de tweede plaats argumenteerde de onderneming dat de prijsverschillen en prijskloven tussen de SHFE en de LME in het OT vrij beperkt waren, en dat er ook een periode was waarin de prijzen in de VRC zelfs hoger waren dan elders. Het kostenvoordeel dat de Chinese producenten zouden genieten ingevolge de neerwaartse prijsdruk, als dat al het geval was, was volgens het bedrijf bijgevolg miniem. Het bedrijf licht ook toe dat de omkering van de prijstrends aan het eind van het OP eraan toe te schrijven was dat de Chinese economie eind 2011 nog steeds groeide, en niet het gevolg was van door de staat veroorzaakte verstoringen. Tot slot argumenteerde het bedrijf dat de hierboven vermelde mechanismen of procedures geen wezenlijke gevolgen hadden voor zijn beslissingen wat zijn kosten- en prijsvormingsbeleid betrof.

(45)

De verklaringen van het bedrijf zijn niet in tegenspraak met de bevindingen van de Commissie dat alleen Chinese beurshandelaren op deze beurs transacties mogen doen. Wat het opzet en het doel van het optreden van de staat betreft, zijn de verklaringen van het bedrijf speculatief en werden er tot nu toe geen bewijzen verstrekt. Voorts is het irrelevant waarom deze regelingen en beperkingen werden ingevoerd. Wat hier van belang is, is het algemene effect dat zij bewerken, namelijk de totstandbrenging van een geïsoleerde binnenlandse markt voor aluminium, waar de prijstrends de prijstrends op de wereldmarkten niet volgen. In dit verband wordt ook opgemerkt dat de Chinese autoriteiten bij de mededeling van feiten en overwegingen geen opmerkingen over dit punt hebben gemaakt. Zoals hierboven in overweging 43 wordt geconcludeerd, is de verstoring van de Chinese aluminiummarkt (een prijsverschil van -9 % in het OT) significant genoeg om te resulteren in een significant oneerlijk kostenvoordeel voor Chinese producenten van een basisproduct als het betrokken product. Dit kostenvoordeel kan niet worden verklaard door enig comparatief voordeel van de Chinese aluminiumproducenten. Tot slot zij opgemerkt dat alle medewerkende ondernemingen hun grondstoffen op de Chinese binnenlandse markt aankochten op basis van contracten die aan de plaatselijke aluminiumprijsindexen zijn gekoppeld. De beslissingen van de afzonderlijke bedrijven zijn dus duidelijk beïnvloed door de maatregelen van de staat waarbij een verstoorde markt voor aluminium wordt gecreëerd.

(46)

Blue Diamond lichtte toe dat de SMM-prijzen niet door de staat worden opgelegd en dat de SMM vergelijkbaar is met de LME aangezien beide publieke informatiebronnen zijn. De Commissie heeft niet geconstateerd dat de prijzen direct door de staat werden vastgesteld. Deze opmerking is bijgevolg niet relevant. Bovendien garandeert het feit dat de prijzen publiek bekend zijn niet automatisch dat zij door de marktwerking tot stand zijn gekomen.

1.1.2.   Bedrijfsspecifieke conclusies met betrekking tot de criteria 2 tot en met 5

(47)

De Commissie heeft vastgesteld dat CeDo Shanghai niet voldeed aan criterium 3, aangezien zijn terugbetaling van een lening in buitenlandse valuta onderworpen was aan de goedkeuring van de Administratie voor buitenlandse deviezen. Dit wordt geacht een verstorend effect te hebben op de beslissing van het bedrijf om een lening aan te gaan en dus ook op zijn financiële situatie.

(48)

CeDo Shanghai betwistte de bevindingen van de Commissie ten aanzien van criterium 3. Het bedrijf voerde aan dat de registratie bij de Administratie voor buitenlandse deviezen in het hele land wordt toegepast voor elk bedrijf dat leningen uit het buitenland terugbetaalt en dat het gewoon goed beheer vanwege de Chinese financiële autoriteiten is dat zij erop toezien dat geen geld de VRC via ongeoorloofde transacties verlaat. Het bedrijf argumenteerde voorts dat noch zijn productiekosten noch zijn algemene financiële situatie op welke manier ook van deze goedkeuring afhingen. De definitie van criterium 3 die de Commissie gebruikt, schiet volgens CeDo in dit opzicht dus tekort.

(49)

Besluiten in verband met de financiering behoren duidelijk tot de belangrijkste besluiten die bedrijven nemen. Het Reglement inzake buitenlandse schulden dat CeDO heeft verstrekt voert duidelijk een goedkeuringsprocedure in voor leningen die buiten de VRC worden aangegaan. Besluiten van bedrijven om een beroep te doen op buitenlandse financiering zijn dus afhankelijk van de goedkeuring door de staat. Daardoor wordt hun financiële situatie verstoord. De argumenten van het bedrijf werden bijgevolg verworpen.

(50)

Blue Diamond voldeed niet aan criterium 1 om de bijkomende reden dat het een uitgebreide vrijstelling van inkomstenbelastingen geniet. Het voldeed evenmin aan criterium 2, aangezien het niet beschikt over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen en die alle terreinen bestrijkt. Tot slot kon het bedrijf niet aantonen dat het voldoet aan criterium 3 omdat het gratis kan beschikken over bedrijfsgebouwen en -terreinen, wat zijn kosten- en financiële situatie verstoort.

(51)

Het bedrijf betwistte een aantal van deze bevindingen. Het voerde aan dat de belastingvrijstelling geen gevolgen heeft voor zijn uitvoerprijzen, terwijl het antidumpingonderzoek zijn uitvoerprijzen betreft. Het bedrijf argumenteerde ook dat het voor zijn boekhouding de Chinese btw-wetgeving heeft toegepast en het lichtte toe dat de verschillen tussen de verkoopgegevens en de boekhouding toe te schrijven waren aan contractuele voorwaarden en geen gebruikelijke praktijk van het bedrijf waren. Het bedrijf bevestigde voorts dat het een vrij groot industrieterrein bij overeenkomst gratis gebruikt.

(52)

De opmerkingen inzake dubbele facturering was in tegenspraak met de uitleg en het bewijsmateriaal die tijdens het controlebezoek werden verstrekt. Er werd geen nieuw bewijsmateriaal verstrekt voor de dubbele facturering, noch voor het feit dat het afschrijvingsbeleid van het bedrijf in overeenstemming zou zijn met de Chinese btw-regels, zoals het bedrijf beweerde. Tot slot bevestigde het bedrijf de bevindingen inzake de belastingvrijstellingen en het gratis gebruik van een industrieterrein. Er zij in dit verband op gewezen dat de criteria die voor de beoordeling van de BMO-aanvragen worden gebruikt niet allemaal strikt relevant zijn voor de uitvoerprijs, maar tot doel hebben vast te stellen of voor de producent bij de productie en de verkoop van het betrokken soortgelijke product marktvoorwaarden gelden. Aangezien het bedrijf bovendien geen individueel onderzoek heeft aangevraagd en evenmin in de steekproef was opgenomen, werd hij niet om informatie over zijn uitvoerprijzen verzocht.

(53)

Bijgevolg wordt beide bedrijven BMO geweigerd.

1.2.   Individuele behandeling (IB)

(54)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet voor landen waarop die bepaling van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht worden vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd. Gemakshalve worden deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:

in geval van geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijnde ondernemingen of joint ventures kunnen de exporteurs hun kapitaal en winsten vrij repatriëren;

de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden worden vrij vastgesteld;

de meerderheid van de aandeelhouders zijn particulieren; staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of die leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging;

bij de omrekening van valuta's worden marktkoersen gebruikt; en

de staatsinmenging is niet dusdanig dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(55)

Alle in de steekproef opgenomen ondernemingen en Blue Diamond hebben IB aangevraagd. Hun argumenten werden onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat alle in de steekproef opgenomen ondernemingen en Blue Diamond voldeden aan de voorwaarden van artikel 9, lid 5, van de basisverordening.

(56)

Bijgevolg werd aan alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en aan Blue Diamond IB toegekend.

2.   Referentieland

(57)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor de producenten-exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, worden vastgesteld op grond van de binnenlandse prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland.

(58)

In het bericht van inleiding meldde de Commissie voornemens te zijn de Verenigde Staten van Amerika als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC te gebruiken en werd belanghebbenden verzocht hun reacties mede te delen.

(59)

Er werden geen doorslaggevende argumenten aangevoerd tegen de keuze van de Verenigde Staten van Amerika ("VS") als referentieland. Geen van de belanghebbenden stelde andere producenten van het soortgelijke product in het referentieland voor.

(60)

De producenten in de VS verleenden evenwel geen medewerking, hoewel tijdens het onderzoek contact werd opgenomen met alle bekende producenten in de VS. De Commissie heeft producenten in andere derde landen die in de klacht werden vermeld, zoals Mexico en Zuid-Afrika, verzocht medewerking te verlenen, maar ook in die landen werd geen medewerking toegezegd.

(61)

De Commissie heeft zelf geprobeerd andere producenten in derde landen te vinden. Zij stuurde daartoe brieven en vragenlijsten naar alle haar bekende producenten in andere derde landen (Turkije, India, Zuid-Korea).

(62)

Twee Turkse producenten verklaarden zich bereid mee te werken. Uiteindelijk verstrekte één producent een volledig ingevulde vragenlijst en stemde ook met een controlebezoek in.

(63)

De Commissie heeft haar beoordeling van de geschiktheid van Turkije als referentieland opgenomen in het niet-vertrouwelijke dossier dat de belanghebbenden kunnen raadplegen. Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen gemaakt over het feit dat Turkije in dit geval als referentieland wordt gekozen.

(64)

Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat Turkije een geschikt referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

3.   Normale Waarde

(65)

Aangezien geen van de ondernemingen die BMO hadden aangevraagd kon aantonen dat zij aan de BMO-criteria voldeed en de andere twee ondernemingen die in de steekproef waren opgenomen geen BMO hadden aangevraagd, werd de normale waarde voor alle Chinese producenten-exporteurs, zoals uiteengezet in overweging 57, vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen of van een door berekening vastgestelde normale waarde in Turkije voor het soortgelijke product. Nadat de beslissing was genomen om de in de Unie betaalde of te betalen prijzen te gebruiken, werd de normale waarde berekend op grond van de ter plaatse gecontroleerde gegevens van de in overweging 14 vermelde medewerkende Turkse producent.

(66)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers representatief was. De verkoop van de medewerkende producent van het soortgelijke product in Turkije werd representatief geacht in vergelijking met de uitvoer van het betrokken product door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs naar de Unie.

(67)

De Commissie onderzocht vervolgens of deze verkoop overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers vastgesteld. De verkooptransacties werden geacht winstgevend te zijn wanneer de eenheidsprijs gelijk was aan of hoger was dan de productieprijs. Daartoe werden de productiekosten op de Turkse markt tijdens het OT vastgesteld.

(68)

Voor de productsoorten waarbij meer dan 80 % van de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van de productsoort werd verkocht tegen prijzen die hoger lagen dan de productiekosten en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde, naar productsoort, berekend als het gewogen gemiddelde van de werkelijke binnenlandse prijzen van alle verkopen van de soort in kwestie, ongeacht of die verkoop al dan niet winstgevend was.

(69)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt van die soort tijdens het OT.

(70)

In de gevallen waar de medewerkende Turkse producent een specifieke productsoort niet op de binnenlandse markt had verkocht, werd de normale waarde berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

(71)

Voor productsoorten die de medewerkende Turkse producent niet op de binnenlandse markt had verkocht, maar die wel op andere markten werden verkocht, werd een normale waarde berekend door de productiekosten van dezelfde productsoort die op andere markten werd verkocht te vermeerderen met de VAA-kosten en de winst. Wanneer de Turkse medewerkende producent bepaalde productsoorten helemaal niet had verkocht, werd een normale waarde berekend door de productiekosten van alle productsoorten te vermeerderen met hun VAA-kosten en winst.

(72)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening werden de bedragen van de VAA-kosten en de winst gebaseerd op de feitelijke gegevens over de productie en de verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties door de producent in Turkije.

4.   Uitvoerprijzen

(73)

De producenten-exporteurs voerden producten naar de Unie uit via in de Unie gevestigde verbonden ondernemingen.

(74)

Bij rechtstreekse uitvoer naar onafhankelijke afnemers in de Unie werden de uitvoerprijzen vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen voor het betrokken product overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

(75)

Bij uitvoer naar de Unie via verbonden ondernemingen in de Unie werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de eerste wederverkoopprijzen van deze verbonden ondernemingen aan onafhankelijke afnemers in de Unie. Er werden correcties toegepast voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop, zoals verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten, en winst. Voor de vaststelling van de winstmarge werd gebruik gemaakt van de winst van twee niet-verbonden importeurs van het betrokken product, aangezien de werkelijke winst van de verbonden importeur niet betrouwbaar werd geacht wegens de band tussen de producent-exporteur en de verbonden importeur.

5.   Vergelijking

(76)

Aangezien de Chinese invoer huismerkproducten betrof, werden uitsluitend vergelijkingen gemaakt op grond van de verkoop van huismerkproducten door de medewerkende Turkse onderneming.

(77)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties voor indirecte belastingen, vracht, verzekeringen, verlading, waarborg en kredietkosten werden toegepast in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal waren gestaafd. Met het gewicht van de verpakking werd in de vergelijking geen rekening gehouden.

(78)

Het PCN-systeem werd gebruikt om de productsoorten te classificeren, maar voor alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs was de overeenstemming gering. Wanneer er geen identieke productsoort was, werden vergelijkbare soorten vergeleken en werden correcties aangebracht voor de verschillen, zoals het soort verpakking. Wanneer met vergelijkbare soorten werd gewerkt, werden de details aan de betrokken partij meegedeeld.

6.   Dumpingmarges

(79)

De dumpingmarge voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening vastgesteld op basis van de vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring.

(80)

Voor de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen, werd een gewogen gemiddelde van deze drie dumpingmarges berekend.

(81)

Gezien de beperkte medewerking in de VRC (ongeveer 60 %) wordt het passend geacht de dumpingmarge voor het gehele land, die van toepassing is op alle andere producenten-exporteurs in de VRC, te baseren op de transacties met de hoogste dumpingmarge van de medewerkende exporteurs.

(82)

De tabel hieronder bevat de aldus vastgestelde voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt in een percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Tabel 1

Dumpingmarges

Naam van de onderneming

Behandeling

Dumpingmarge

CeDo Shanghai Co. Ltd.

IB

39,3 %

Ningbo Times Co. Ltd.

IB

31,4 %

Ningbo Favoured Commodity Co. Ltd.

IB

28,6 %

Andere medewerkende ondernemingen

 

35,2 %

Dumpingmarge voor het hele land

 

43,4 %

E.   SCHADE

1.   Productie in de unie en bedrijfstak van de unie

(83)

De Unie telt 31 producenten of groepen van producenten van het soortgelijke product; de meesten van hen zijn relatief klein. Zij worden hierna "de bedrijfstak van de Unie" genoemd in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. De klager, Eurométaux, diende de klacht in namens zeven producenten, die samen goed waren voor ongeveer 50 % van de totale productie in de Unie van bepaald aluminiumfolie op rollen tijdens het OT. Er zij evenwel op gewezen dat de gegevens die de klager heeft verstrekt en die met andere beschikbare bronnen werden vergeleken, alle bekende ondernemingen omvatten die het betrokken product op de markt van de Unie produceren en verkopen. Op grond daarvan is de totale productie van het soortgelijke product in de Unie geraamd op 91 000 ton in het OT. Aangezien via de klager gegevens werden verzameld of beschikbaar waren voor alle bekende ondernemingen die het betrokken product op de markt van de Unie produceren en verkopen, zullen deze gegevens in dit onderzoek als macro-economische indicatoren worden gebruikt.

2.   Verbruik in de unie

(84)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op grond van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie plus de invoer in de Unie. Deze gegevens werden verstrekt door de klager en werden ter beschikking gesteld van alle belanghebbenden. De gegevens die voor de producenten in de Unie werden verstrekt, werden vergeleken met de gegevens die de Commissie tijdens de beoordeling van de representativiteit en de steekproefprocedure heeft ontvangen. Invoergegevens voor het betrokken product voor zowel het betrokken land als derde landen werden vergeleken met de Comext-gegevens van Eurostat. De klager wees erop dat zijn cijfers voor de verkoop op de markt van de Unie bepaalde in de VRC geproduceerde hoeveelheden omvatten die reeds in de invoercijfers waren opgenomen. Die hoeveelheden werden bijgevolg afgetrokken van het verkoopvolume van bepaalde niet in de steekproef opgenomen producenten in de EU die ook uit de VRC invoerden. Door die aftrek werd voorkomen dat deze verkoopvolumes in het totale verbruik tweemaal werden meegerekend.

(85)

Het aldus berekende verbruik in de Unie bleek zich als volgt te hebben ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de EU (ton)

 

2008

2009

2010

OT

Totale invoer

4 600

7 600

10 300

14 300

Productie in de Unie die op de markt van de Unie werd verkocht

91 000

91 500

87 700

82 456

Totaal verbruik

95 600

99 100

98 000

96 756

Index (2008 = 100)

100

104

103

101

(86)

Het totale verbruik in de EU schommelde in de beoordelingsperiode maar licht. De reden voor deze stabiliteit is dat de EU-markt voor het betrokken product een uitontwikkelde markt is. Aangezien het product gewoonlijk voor huishouddoeleinden wordt gebruikt, kende het ondanks de economische crisis ook geen schommelingen.

3.   Invoer uit het betrokken land

3.1.   Hoeveelheden en marktaandeel

(87)

De invoervolumes werden verstrekt door de klager, die de statistische gegevens van Eurostat op basis van zijn kennis van de markt heeft aangepast. Deze correctie was nodig omdat de statistische gegevens op basis van de GN-code ook invoer van andere producten dan het betrokken product omvatten. De correctie was gebaseerd op de kennis van de uitvoer naar de EU-markt vanuit de diverse landen van uitvoer en van de invoerprijs, waaruit bleek of het bij het ingevoerde product om het betrokken product ging of niet. De gedetailleerde cijfers en methodologie werden in bijlage 3 van de klacht voor de belanghebbenden toegankelijk gemaakt. Volgens deze gegevens ontwikkelde de invoer uit de VRC in de Unie zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 2

Invoer uit de VRC

 

2008

2009

2010

OT

Invoer uit de VRC (ton)

4 270

6 836

9 839

12 994

Index (2008 = 100)

100

160

230

304

Marktaandeel

4,5 %

6,9 %

10,0 %

13,4 %

Index (2008 = 100)

100

154

225

301

Bron: Klager

(88)

Na het antidumpingonderzoek ten aanzien van de belangrijkste grondstof en het upstreamproduct (aluminiumfolie op jumborollen), dat resulteerde in de instelling van rechten voor Chinese producenten in 2009, zijn de uit de VRC ingevoerde hoeveelheden aanzienlijk gestegen. Het invoervolume van het betrokken product steeg in de beoordelingsperiode met meer dan 200 %.

(89)

Het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs vertoont dezelfde stijgende trend als de invoer tijdens de beoordelingsperiode: het steeg van 4,5 % in 2008 tot 13,4 % tijdens het OT.

3.2.   Prijzen van de invoer met dumping en prijsonderbieding

(90)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 3

Prijzen van de invoer uit de VRC

 

2008

2009

2010

OT

Gemiddelde cif-prijs (EUR/ton)

 (3)

2 335

2 600

2 518

Index (2009 = 100)

 (3)

100

111

108

Bron: Eurostat.

(91)

Er zij op gewezen dat de Chinese invoerprijzen grotendeels de Chinese grondstoffenprijzen (hoofdzakelijk aluminiumlegeringen) volgen. De invoerprijzen daalden evenwel met 3 % in het OT in vergelijking met 2010, op een moment waarop de grondstoffenprijzen met ongeveer 4 % stegen (zie onderstaande tabel).

Tabel 4

Ontwikkeling van de gemiddelde Chinese aluminiumprijzen

 

2008

2009

2010

OT

Gewogen gemiddelde prijs per ton op de SHFE-spotmarkt (EUR)

1 408

1 187

1 467

1 523

Index (2008 = 100)

100

84

104

108

Bron: Shanghai Futures Exchange (SHFE), exclusief btw.

(92)

Aangezien alle bekende Chinese invoer huismerkproducten betrof, werden uitsluitend voor de verkoop van huismerkproducten door de bedrijfstak van de Unie prijsonderbiedings- (en prijsbederf-)vergelijkingen gemaakt.

(93)

Voor de vaststelling van de prijsonderbieding in het OT werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, af fabriek, per productsoort, vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijzen van de invoer afkomstig van de medewerkende Chinese producenten voor de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-niveau, gecorrigeerd voor bestaande douanerechten en kosten na invoer.

(94)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het OT, was een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 10,0 % door de Chinese producenten-exporteurs.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de unie

4.1.   Voorafgaande opmerkingen

(95)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie een beoordeling gemaakt van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

(96)

De macro-economische indicatoren (productie, capaciteit, bezettingsgraad, omvang van de verkoop en marktaandeel) zijn op het niveau van de hele bedrijfstak van de Unie beoordeeld. De beoordeling is gebaseerd op de informatie van de klager, die is getoetst aan de gegevens van de medewerkende producenten in de Unie.

(97)

De micro-economische indicatoren (gemiddelde eenheidsprijzen, werkgelegenheid, lonen, productiviteit, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken) zijn geanalyseerd op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De beoordeling is gebaseerd op hun naar behoren gecontroleerde informatie.

4.2.   Macro-economische indicatoren

4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

Tabel 5

Totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie

 

2008

2009

2010

OT

Productievolume (ton)

95 500

95 000

93 000

91 000

Index (2008 = 100)

100

99

97

95

Productiecapaciteit (ton)

160 000

164 000

164 000

164 000

Index (2008 = 100)

100

103

103

103

Bezettingsgraad

59,7 %

57,9 %

56,7 %

55,5 %

Index (2008 = 100)

100

97

95

93

(98)

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de productie tijdens de beoordelingsperiode is gedaald, terwijl het verbruik tijdens dezelfde periode stabiel bleef. Hoewel de productiecapaciteit tijdens de beoordelingsperiode vrij stabiel bleef, volgde de bezettingsgraad dezelfde dalende tendens als de productie.

4.2.2.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

Tabel 6

Omvang van de verkoop en marktaandeel

 

2008

2009

2010

OT

Omvang van de verkoop op de EU-markt (ton)

91 000

91 500

87 700

82 456

Index (2008 = 100)

100

101

96

91

Marktaandeel

95,2 %

92,3 %

89,5 %

85,2 %

Index (2008 = 100)

100

97

94

90

(99)

De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie daalde met 9 % tijdens de beoordelingsperiode en zijn marktaandeel daalde gestaag van 95,2 % in 2008 tot 85,2 % tijdens het OT.

4.2.3.   Groei

(100)

De afname van de verkoopvolumes en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in de EU tijdens de beoordelingsperiode moet worden gezien in de context van een stabiel verbruik tijdens dezelfde periode, zoals beschreven in overweging 85.

4.3.   Gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie (micro-economische indicatoren)

4.3.1.   Gemiddelde eenheidsprijzen in de Unie en productiekosten

Tabel 7

Verkoopprijzen

 

2008

2009

2010

OT

Eenheidsprijs in de EU voor niet-verbonden afnemers

(EUR per ton)

4 479

3 950

4 237

4 378

Index (2008 = 100)

100

88

95

98

(101)

De gemiddelde verkoopprijzen (merk- en andere producten) vertonen tijdens de beoordelingsperiode een dalende tendens (-2 %). De verkoopprijzen werden echter niet als een betrouwbare schade-indicator beschouwd omdat deze sterk werden beïnvloed door de grondstoffenprijzen (hoofdzakelijk aluminium), die tijdens de beoordelingsperiode een vergelijkbare tendens vertoonden. Algemeen genomen werden de prijzen in 2010 en het OT gedrukt door de in overweging 94 hierboven beschreven prijsonderbieding.

4.3.2.   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

Tabel 8

Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

 

2008

2009

2010

OT

Aantal werknemers

301

314

287

284

Index (2008 = 100)

100

104

95

94

Productiviteit (eenheden per werknemer)

143

138

141

138

Index (2008 = 100)

100

96

98

96

Loon per werknemer

41 070

38 913

44 115

43 600

Index (2008 = 100)

100

95

107

106

(102)

Het aantal werknemers is tijdens de beoordelingsperiode met 6 % gedaald, maar het loon per werknemer is licht gestegen. Bovendien leidde de afname van het aantal werknemers niet tot een stijging van de productiviteit, aangezien de daling van het verkoopvolume, zoals beschreven in overweging 99, nog groter was. De productiviteit van de arbeidskrachten in de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt in productie per werknemer per jaar, is in de beoordelingsperiode inderdaad licht gedaald. De productiviteit bereikte haar laagste niveau in 2009 en begon zich in 2010 te herstellen, maar bereikte niet meer het oorspronkelijke niveau. In het OT is de productiviteit weer gedaald tot het laagste niveau, namelijk dat van 2009.

4.3.3.   Voorraden

Tabel 9

Voorraden

 

2008

2009

2010

OT

Eindvoorraden

2 873

2 994

3 092

3 534

Index (2008 = 100)

100

104

108

123

Eindvoorraden uitgedrukt in percentage van de productie

6,7 %

6,9 %

7,7 %

9,1 %

Index (2008 = 100)

100

104

115

136

(103)

Hoewel de tot de bedrijfstak van de Unie behorende en in de steekproef opgenomen ondernemingen kleine voorraden aanhielden en op bestelling produceerden, werd toch een voorraad van een aantal gangbare producten aangehouden. De voorraden groeiden aanzienlijk aan, zowel in absolute termen als uitgedrukt in percentage van de productie. Tijdens de beoordelingsperiode stegen de eindejaarsvoorraden van 6,7 % tot 9,1 %.

4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

Tabel 10

Winstgevendheid

 

2008

2009

2010

OT

Winstgevendheid EU-verkoop (% van nettoverkoop)

2,7 %

6,2 %

2,7 %

0,7 %

Index (2008 = 100)

100

231

101

27

(104)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product uit te drukken als percentage van de omzet. De aldus berekende winstgevendheid bereikte in 2009 haar hoogste niveau dankzij de daling van de aankoopkosten van de belangrijkste grondstof (namelijk aluminium). De winst is sinds 2009 gedaald en bereikte 0,7 % in het OT. Deze winstcijfers betreffen alle marktsegmenten, ook het relatief winstgevende segment van de merkproducten, dat in veel mindere mate te lijden had onder de concurrentie van de laaggeprijsde Chinese invoer. Het segment van de huismerkproducten alleen was in het OT inderdaad sterk verliesgevend.

(105)

De bedrijfstak van de Unie ondervond het vermogen om kapitaal aan te trekken niet als een groot probleem.

Tabel 11

Kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2008

2009

2010

OT

Kasstroom

12 716 283

17 369 815

12 030 581

7 771 917

Index (2008 = 100)

100

137

95

61

Investeringen (EUR)

4 604 286

2 167 756

2 770 090

1 716 570

Index (2008 = 100)

100

47

60

37

Rendement van investeringen

33,3 %

68,7 %

27,2 %

7,4 %

Index (2008 = 100)

100

206

82

22

(106)

De kasstroom, die het vermogen van een bedrijfstak om haar activiteiten zelf te financieren weergeeft, en het rendement van investeringen, volgden een negatieve trend die vergelijkbaar was met die van de opbrengst over de omzet.

(107)

In 2008 investeerde een EU-producent in extra opslagfaciliteiten. Tijdens de andere jaren van de beoordelingsperiode werden bij de in de steekproef opgenomen ondernemingen die deel uitmaken van de bedrijfstak van de Unie geen grote investeringen vastgesteld.

4.3.5.   Hoogte van de werkelijke dumpingmarge

(108)

De dumpingmarges zijn aangegeven in het onderdeel over dumping hierboven. Alle vastgestelde marges liggen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. Bovendien kan het effect van de werkelijke dumpingmarge op de EU-markt, gezien de omvang van de invoer met dumping uit de VRC en de prijzen van de ingevoerde producten, niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

5.   Conclusie inzake Schade

(109)

Uit het onderzoek is gebleken dat veel van de schade-indicatoren die met de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie verband houden tijdens de beoordelingsperiode zijn verslechterd of zich niet zoals het verbruik hebben ontwikkeld. Deze opmerking geldt vooral voor de periode van 2010 tot het eind van het OT.

(110)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg het invoervolume uit de VRC gestaag en aanzienlijk in de context van een stabiel verbruik. Tegelijkertijd daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie in totaal met 9 % en kromp zijn marktaandeel met ongeveer 10 procentpunten. De bedrijfstak van de Unie zag zijn voorraden aanzienlijk toenemen, wat erop wees dat hij niet in staat was het product te verkopen. De laaggeprijsde invoer met dumping nam tijdens de beoordelingsperiode gestaag toe en onderbood de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het OT aanzienlijk.

(111)

Bovendien gingen de schade-indicatoren die betrekking hebben op de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie, zoals de kasstroom en de winstgevendheid, in 2010 en in het OT sterk achteruit.

(112)

Rekening houdend met het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

F.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(113)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping van oorsprong uit de VRC zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie schade kon hebben geleden werden onderzocht om te voorkomen dat schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de Invoer met Dumping

(114)

Eind 2009 werden antidumpingrechten ingesteld op jumborollen aluminiumfolie van oorsprong uit de VRC. Sindsdien is de invoer van het betrokken product (het downstreamproduct) snel gestegen. Deze stijgingen vallen samen met een verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(115)

Uit het onderzoek is gebleken dat het verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode stabiel bleef, terwijl het volume van de invoer met dumping uit de VRC spectaculair toenam, namelijk met meer dan 200 %. Het marktaandeel van deze invoer steeg eveneens, namelijk van 4,5 % in 2008 tot 13,4 % in het OT (dit is een stijging met ongeveer 9 procentpunten). Tegelijkertijd daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 9 % en kromp ook zijn marktaandeel met ongeveer 9 procentpunten, namelijk van 95,2 % in 2008 tot 85,2 % in het OT.

(116)

Wat de prijsdruk betreft, moet erop worden gewezen dat de Chinese producenten-exporteurs de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het OT onderboden. Door de prijsdruk en de toenemende volumes konden de Chinese producenten-exporteurs contracten van grote klanten binnenhalen (detail- en groothandelaren). Voor de contracten die hij kon behouden, moest de bedrijfstak van de Unie afzien van de prijsverhogingen die hij nodig had om de stijgingen van de aluminiumprijzen te compenseren. In het OT bedroeg de prijsonderbieding ongeveer 10 % en in dat jaar heeft de bedrijfstak van de Unie de gemiddelde prijzen met 3 % verhoogd om de gestegen grondstoffenkosten te compenseren, terwijl de Chinese producenten-exporteurs hun prijzen op de EU-markt met ongeveer 3 % verlaagden (zie tabel 3). Dit heeft geleid tot een aanzienlijke verslechtering van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

(117)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de sterke stijging van de invoer met dumping uit de VRC tegen prijzen die deze van de bedrijfstak van de Unie onderboden een doorslaggevende rol hebben gespeeld in de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden en die vooral tot uiting komt in zijn slechte financiële situatie, in de daling van zijn verkoopvolume en zijn marktaandeel, en in de verslechtering van veel van de schade-indicatoren.

3.   Gevolgen van andere factoren

3.1.   Invoer uit derde landen

(118)

In onderstaande tabel wordt de omvang van de invoer uit andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. De klager heeft gegevens verstrekt inzake de trends van de hoeveelheden en de prijzen; hij heeft zich daarvoor gebaseerd op gegevens van Eurostat.

Tabel 12

Invoer uit derde landen

 

2008

2009

2010

OT

Invoer uit derde landen

330

764

461

1 306

Index (2008 = 100)

100

231

140

396

Marktaandeel

0,3 %

0,8 %

0,5 %

1,3 %

Index (2008 = 100)

100

223

136

391

(119)

De invoer uit derde landen (hoofdzakelijk India, Rusland, Taiwan en Turkije) is in de beoordelingsperiode met 300 % gestegen. Het totale EU-marktaandeel van deze invoer blijft echter marginaal. Hij kan dan ook niet hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT heeft geleden.

3.2.   Volume en prijzen van de uitvoer

(120)

In onderstaande tabel wordt de omvang van de uitvoer door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. De trends voor de hoeveelheden en de prijzen zijn gebaseerd op gecontroleerde cijfers van de in de steekproef opgenomen producenten.

Tabel 13

Uitvoer door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

 

2008

2009

2010

OT

EU-uitvoervolume

1 900

1 800

1 600

1 700

Index (2008 = 100)

100

95

84

89

Uitvoer uitgedrukt in percentage van de productie

2,0 %

1,9 %

1,7 %

1,9 %

Index (2008 = 100)

100

95

86

94

Uitvoerprijzen

3 792

3 460

3 447

3 565

Index (2008 = 100)

100

91

91

94

(121)

De uitvoervolumes van de in de steekproef opgenomen producenten waren tijdens de beoordelingsperiode niet significant: deze vertegenwoordigden nooit meer dan 2 % van de geproduceerde hoeveelheden. Zij volgden een trend die vergelijkbaar was met die van de verkoopvolumes op de Europese markt. Aangezien de bedrijfstak van de Unie slechts kleine hoeveelheden uitvoerde, kon de evolutie van die uitvoer niet tot de geleden aanmerkelijke schade hebben bijgedragen.

3.3.   Gevolgen van de economische crisis

(122)

De economische crisis veroorzaakte tijdens de beoordelingsperiode geen krimp van het verbruik in de Unie. Zoals kon worden verwacht voor huishoudproducten die niet tot de categorie van de luxeproducten behoren, had de financiële crisis geen gevolgen voor het verbruik van AHF, dat een zeer stabiel product blijft in de voedselverwerkende en de verpakkingsindustrie. De economische crisis heeft dus niet bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT heeft geleden.

3.4.   Concurrentie op de markt van de Unie

(123)

Er heerst sterke concurrentie op de markt van de Unie, rekening houdend met het feit dat de bedrijfstak van de Unie vrij verscheiden is (er zijn meer dan 30 producenten) en dat een van hun belangrijkste afnemers de machtige detailhandel is.

(124)

In de loop der jaren hebben de grote detailhandelaren in de Europese Unie hun eigen merken (huismerken) ontwikkeld. Daardoor daalde geleidelijk het verkoopvolume van de eigen merken van de producenten. Dat was nadelig voor de producenten die tot de bedrijfstak van de Unie behoren: zij zagen hun verkoop in het winstgevender merkproductensegment dalen en waren genoodzaakt harder met elkaar te gaan concurreren in het groeiende huismerkensegment.

(125)

Deze ontwikkelingen hebben zich in de loop der jaren echter geleidelijk voorgedaan en uit het onderzoek is gebleken dat het huismerkensegment tussen 2010 en het eind van het OT slechts van 83 % tot 84 % is gegroeid. Deze groei zal weliswaar een klein effect hebben gehad op de producenten in de EU, maar verklaart niet de sterke schadelijke trends die zij hebben ondervonden.

3.5.   Ontwikkeling van de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie

(126)

Belanghebbenden hebben betoogd dat schommelingen van de productiekosten, hoofdzakelijk van de aluminiumprijs, tot de schade hebben bijgedragen.

(127)

De productiekosten van AHF houden nauw verband met de ontwikkeling van de prijzen van aluminium, de belangrijkste grondstof voor dit product. De LME is wereldwijd de benchmark voor aluminiumprijzen.

Tabel 14

Ontwikkeling van de gemiddelde aluminiumprijzen op de LME

 

2008

2009

2010

OT

Gemiddelde contantprijs LME per ton in USD

2 750

1 750

2 150

2 460

Index (2008 = 100)

100

64

78

90

Bron: LME

(128)

De ontwikkelingen die uit de bovenstaande tabel blijken, werden veroorzaakt door de financiële crisis, die rond oktober 2008 is begonnen. De aluminiumprijzen daalden ingevolge de beperktere vraag en herstelden zich enigszins tegen het eind van het OT. De AHF-sector stelt zijn prijzen echter gewoonlijk vast op basis van een LME-benchmark, vermeerderd met een marge voor verwerkingskosten en winst. Dat betekent dat schommelingen van de LME-benchmark in normale omstandigheden niet veel gevolgen hebben voor de situatie van de AHF-sector doordat de prijzen van de eindproducten de LME-prijzen volgen. De bedrijfstak van de Unie heeft in feite steeds gefunctioneerd in een context van schommelende aluminiumprijzen.

(129)

Er werd eveneens aangevoerd dat de bedrijfstak van de Unie over inefficiënte apparatuur beschikte, en dat dit tot de schade heeft bijgedragen. Dit is echter niet uit het onderzoek naar voren gekomen. Daaruit bleek daarentegen dat de verwerkingskosten in de EU en in deVRC over het algemeen genomen ongeveer even hoog waren. Een dergelijke inefficiëntie zou voorts betekenen dat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie jarenlang laag zou zijn geweest. Een dergelijk argument verklaart evenmin het verlies aan marktaandeel, verkoopvolume en winstgevendheid tussen 2009 en het eind van het OT.

(130)

Gelet op het bovenstaande kunnen de schommelingen van de aluminiumprijzen en de vermeende inefficiëntie van de productie niet als een oorzaak van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade worden beschouwd.

3.6.   Overcapaciteit

(131)

Zoals hierboven vermeld, was de bezettingsgraad van de Europese producenten tijdens de beoordelingsperiode relatief laag. Aangezien de producenten in de Unie dezelfde machines ook kunnen gebruiken om andere producten (zoals vershoudfolie) te herwikkelen, wordt de bezettingsgraad echter niet als een belangrijke oorzaak beschouwd. De bezettingsgraad was trouwens ook reeds vrij laag in 2008 en 2009, toen de winstgevendheid en de situatie van de sector over het algemeen nog bevredigend waren.

(132)

Er wordt bijgevolg geconcludeerd dat de overcapaciteit geen substantiële oorzaak was van de door de EU-producenten geleden schade.

4.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(133)

Bovenstaande analyse laat zien dat de omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping van oorsprong uit de VRC in het bijzonder in 2010 en in het OT aanzienlijk zijn toegenomen. Er werd vastgesteld dat deze invoer de tijdens het OT door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie aangerekende prijzen onderbood.

(134)

Deze toename van de hoeveelheden en het marktaandeel van de laaggeprijsde invoer met dumping uit de VRC viel samen met de negatieve ontwikkelingen van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. Deze situatie verslechterde in het OT, toen de bedrijfstak van de Unie aan marktaandeel en winstgevendheid bleef verliezen, en andere financiële indicatoren zoals kasstroom en rendement van investeringen hun laagste niveaus bereikten.

(135)

Bij onderzoek van de andere bekende factoren, waaronder de economische crisis, bleek dat deze factoren geen zodanige negatieve gevolgen kunnen hebben gehad dat het geconstateerde oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade erdoor werd verbroken.

(136)

Op grond van bovenstaande analyse, waarbij een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke gevolgen van de uitvoer met dumping, luidt de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Unie door de uitvoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft geleden.

G.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Voorafgaande Opmerkingen

(137)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. Het belang van de Unie werd geanalyseerd aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, d.w.z. de bedrijfstak van de Unie, de importeurs/groothandelaren en de detailhandelaren van het betrokken product.

2.   Belang van de bedrijfstak van de unie

(138)

De bedrijfstak van de Unie heeft aanmerkelijke schade geleden als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC. Er zij aan herinnerd dat veel schade-indicatoren gedurende de beoordelingsperiode een negatieve trend lieten zien. Indien er geen maatregelen worden genomen, lijkt een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie onvermijdelijk. De situatie van de bedrijfstak van de Unie is snel verslechterd na de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van het upstreamproduct (aluminiumfolie op jumborollen) in 2009. Aangezien dezelfde structurele problemen in de Chinese aluminiumsector die reeds tijdens dat onderzoek zijn vastgesteld op de markt blijven voortbestaan, argumenteerde de bedrijfstak van de Unie dat ook hij tegen oneerlijke concurrentie moest worden beschermd.

(139)

De instelling van voorlopige antidumpingrechten zal naar verwachting leiden tot het herstel van effectieve handelsvoorwaarden op de markt van de Unie, zodat de bedrijfstak van de Unie in staat zal zijn de prijzen van het onderzochte product zodanig te bepalen dat die de kosten van de verschillende componenten en de marktvoorwaarden weerspiegelen. Door de instelling van voorlopige maatregelen kan de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ook ten minste een deel van haar tijdens de beoordelingsperiode verloren marktaandeel terugwinnen, wat ook een positief effect heeft op zijn winstgevendheid en algemene financiële situatie.

(140)

Indien geen maatregelen worden ingesteld, kan een verder verlies aan marktaandeel worden verwacht en zou de bedrijfstak van de Unie verliesgevend blijven, met name in het huismerkensegment. Dit zou op middellange tot lange termijn onhoudbaar zijn. Gezien de dalende winstgevendheid en de verslechterende andere financiële indicatoren zoals de kasstroom en het rendement van investeringen, kan worden verwacht dat de meeste producenten in de Unie niet meer concurrerend zouden kunnen blijven op de markt indien geen maatregelen werden ingesteld.

(141)

Voorts levert de bedrijfstak van de Unie aan zijn afnemers (hoofdzakelijk detailhandelaren en groothandelaren) ook andere producten voor de levensmiddelenindustrie en andere verpakkingsproducten, zoals vershoudfolie en papierproducten. Bepaalde van die producten worden op dezelfde herwikkelapparatuur geproduceerd als het betrokken product. Het betrokken product is een belangrijk segment van het productassortiment dat de verschillende ondernemingen die tot de bedrijfstak van de Unie behoren verkopen. Voor bepaalde ondernemingen vertegenwoordigt het zelfs meer dan 50 % van de omzet. Indien de situatie van het betrokken product verder verslechtert, brengt dat ook de productie in de Unie van de andere producten in gevaar.

(142)

Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Belang van importeurs/groothandelaren

(143)

Twee grote importeurs op de Europese markt, die hun producten uit de VRC betrekken, nemen een groot deel van de invoer van het betrokken product, dat in het OT op ongeveer 50 % wordt geschat, voor hun rekening.

(144)

Eén van die importeurs is verbonden met een in de steekproef opgenomen medewerkende producent-exporteur (CeDo Shanghai). De CeDo-groep betrekt zijn producten uit twee bronnen en verkoopt op de markt van de Unie zowel folie die in de VRC is geproduceerd als folie die in de Unie is geproduceerd. De groep heeft erop gewezen dat antidumpingmaatregelen deze strategie in gevaar zouden brengen en zijn winstgevendheid zouden verminderen. De voorgestelde maatregelen zijn echter niet tegen een specifieke onderneming gericht, maar hebben tot doel de eerlijke handel op de markt van de Unie te herstellen.

(145)

Tijdens het onderzoek kon niet worden vastgesteld of de andere grote importeur (Quickpack) met een van zijn Chinese leveranciers verbonden is. Dat komt doordat deze importeur verkoos niet aan het onderzoek mee te werken, hoewel hij daarom werd verzocht. Bijgevolg is niet duidelijk welke gevolgen eventuele rechten, van de voorgestelde hoogte, voor zijn activiteiten zullen hebben.

(146)

Van de resterende importeurs hebben er slechts twee aan dit onderzoek meegewerkt door de vragenlijst in te vullen. Uit hun antwoorden blijkt dat zij ongeveer 6 % van de totale invoer uit de VRC vertegenwoordigen. Deze ondernemingen argumenteerden dat zij zich mogelijk genoopt zullen zien om uit de foliemarkt te stappen indien een antidumpingrecht wordt ingesteld. Andere producten vertegenwoordigden echter meer dan 80 % van hun omzet aangezien deze twee ondernemingen ook veel andere producten voor de levensmiddelensector en andere huishoudproducten importeerden.

(147)

Een andere importeur/producent (Terinex Ltd) beantwoordde de vragenlijst niet, maar gaf zijn mening vanuit het oogpunt van de markt in het VK. Terinex Ltd legde uit dat de producten die hij uit de VRC betrok zijn eigen productie onderboden, maar hij beschouwde zijn invoer als kleine marktdeelnemer niet als schadelijk voor de bedrijfstak van de Unie. Indien echter rekening wordt gehouden met alle invoer uit de VRC (vanaf overweging 87), is de invoer uit de VRC, zoals uiteengezet vanaf overweging 114, duidelijk een belangrijke oorzaak van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Aangezien de omzet van het betrokken product relatief klein is in verhouding tot het geheel van de activiteiten van de ondernemingen, zal de instelling van maatregelen waarschijnlijk geen zware gevolgen hebben voor de totale winst van de ondernemingen.

(148)

Wat de sector van de (al dan niet verbonden) importeurs in het algemeen betreft, kan niet worden uitgesloten dat de instelling van maatregelen deze sector negatief beïnvloedt. Een recht zal de invoer namelijk waarschijnlijk minder interessant maken, en de bedrijfstak van de Unie zal waarschijnlijk een aantal opdrachten/contracten kunnen terugwinnen, wat in het nadeel van de importeurs speelt. Dit zou echter gebeuren in het kader van het herstel van eerlijke concurrentie, en het effect op de hele sector van de importeurs zou niet onevenredig zijn.

(149)

De voorlopige conclusie luidt bijgevolg dat de gevolgen voor de importeurs niet van die aard zouden zijn dat de maatregelen moeten worden geacht tegen het algemene belang van de Unie in te druisen.

4.   Belang van detailhandelaren

(150)

Zes detailhandelaren werkten aan het onderzoek mee. Deze detailhandelaren kunnen als representatief worden beschouwd gezien hun geografische spreiding in de Europese Unie en de verschillende omvang van hun omzet. Zij zijn allemaal gekant tegen de instelling van welke maatregel ook omdat deze extra kosten voor hun ondernemingen met zich zullen brengen en maatregelen hun keuze van leveranciers zouden beperken.

(151)

Uit de antwoorden van deze detailhandelaren blijkt echter heel duidelijk dat het onderzochte product slechts een klein deel van hun omzet uitmaakt (in ieder geval minder dan 1 %) en dat om het even welke antidumpingmaatregel weinig of geen gevolgen zou hebben voor hun omzet of winst.

5.   Belang van de consumenten

(152)

De Commissie heeft contact opgenomen met één consumentenvereniging, die niet aan het onderzoek wenste mee te werken. Geen andere consumentenvereniging heeft zichzelf kenbaar gemaakt.

(153)

Voor consumenten zullen de gevolgen van antidumpingrechten waarschijnlijk zeer marginaal zijn, aangezien AHF een zeer klein percentage van het wekelijkse budget van een consument vertegenwoordigt. Voorts wordt verwacht dat een stijging van de AHF-prijzen in de detailhandel ingevolge de instelling van rechten miniem of onbestaande zou zijn.

6.   Conclusie inzake het belang van de unie

(154)

Gezien het bovenstaande luidt de voorlopige conclusie dat er, gezien de beschikbare informatie over het belang van de Unie, geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van voorlopige maatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC pleiten.

H.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schade opheffend prijsniveau

(155)

Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door invoer met dumping.

(156)

Om de hoogte van deze maatregelen te bepalen, werd rekening gehouden met de vastgestelde dumping en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen, zonder de geconstateerde dumpingmarges te overschrijden.

(157)

Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie door een dergelijke bedrijfstak in de sector kan worden behaald.

(158)

In vorige onderzoeken met betrekking tot AHF (jumborollen) is de normale winstmarge op basis van wat hierboven is beschreven vastgesteld op 5 %. De klager argumenteerde dat 6 % voor de bedrijfstak in afwezigheid van schade veroorzakende dumping een redelijke winstmarge zou zijn. Hij slaagde er echter niet in dit argument naar behoren te staven. Aangezien er hieromtrent geen andere opmerkingen waren, wordt het bijgevolg passend geacht de winstmarge van 5 % te blijven gebruiken die in het vorige onderzoek was vastgesteld. Er wordt dus voorlopig aangenomen dat een winstmarge van 5 % op de omzet kan worden beschouwd als een passend niveau dat de bedrijfstak van de Unie zonder schade veroorzakende dumping had kunnen verwachten. Op basis hiervan werd voor het soortgelijke product een prijs berekend waarbij de bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt. De geen schade veroorzakende prijs werd verkregen door van de EU-verkoopprijs de in het OT werkelijk geboekte winst af te trekken en te vervangen door de hierboven vermelde winstmarge.

(159)

De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens berekend door vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs in de VRC, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, met de geen schade veroorzakende prijs van de producten die de bedrijfstak van de Unie gedurende het OT op de markt van de Unie heeft verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt als percentage van de gemiddelde totale cif-waarde bij invoer.

2.   Voorlopige maatregelen

(160)

In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening wordt geoordeeld dat op de invoer van oorsprong uit de VRC voorlopige antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge, of aan de schademarge indien deze lager is.

(161)

Op grond van het voorgaande zijn de antidumpingrechten vastgesteld door de schademarges en de dumpingmarges met elkaar te vergelijken. Daarom worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:

Voorgestelde voorlopige antidumpingrechten

Naam van de onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig recht

CeDo Shanghai Co. Ltd.

39,3 %

16,3 %

16,3 %

Ningbo Times Co. Ltd.

31,4 %

15,5 %

15,5 %

Ningbo Favoured Commodity Co. Ltd.

28,6 %

13,0 %

13,0 %

Andere medewerkende ondernemingen

35,2 %

15,5 %

15,5 %

Dumpingmarge voor het hele land

43,4 %

35,4 %

35,4 %

(162)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op "alle andere ondernemingen") gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit de VRC die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor "alle andere ondernemingen".

(163)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen (bv. na de naamswijziging van een entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) moeten onverwijld aan de Commissie (4) worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of deze oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

I.   SLOTBEPALING

(164)

Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de instelling van definitieve maatregelen kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op aluminiumfolie met een dikte van 0,007 mm of meer, maar minder dan 0,021 mm, niet op een drager, enkel gewalst, al dan niet gegaufreerd, op kleine rollen met een gewicht van maximum 10 kg, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7607 11 11 en ex 7607 19 10 (Taric-codes 7607111110 en 7607191010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De voorlopige antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

CeDo Shanghai Co. Ltd.

16,3 %

B299

Ningbo Times Co. Ltd.

15,5 %

B300

Ningbo Favoured Commodity Co. Ltd.

13,0 %

B301

Able Packaging Co.,Ltd

15,5 %

B302

Guangzhou Chuanlong Aluminium Foil Product Co.,Ltd

15,5 %

B303

Ningbo Ashburn Aluminium Foil Products Co.,Ltd

15,5 %

B304

Shanghai Blue Diamond Aluminium Foil Manufacturing Co.,Ltd

15,5 %

B305

Weifang Quanxin Aluminium Foil Co.,Ltd

15,5 %

B306

Zhengzhou Zhuoshi Tech Co. Ltd

15,5 %

B307

Zhuozhou Haoyuan Foil Industry Co.,Ltd

15,5 %

B308

Zibo Hengzhou Aluminium Plastic Packing Material Co.,Ltd

15,5 %

B309

Yuyao Caelurn Aluminium Foil Products Co.,Ltd

15,5 %

B310

Alle andere ondernemingen

35,4 %

B999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product moet een zekerheid worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

2.   Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 september 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 371 van 20.12.2011, blz. 4.

(3)  Geen prijs beschikbaar aangezien de GN-code 7607 11 11 voor aluminiumfolie in 2009 werd gecreëerd.

Bron: Eurostat.

(4)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.


Top