Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R0217

    Verordening (EG) nr. 217/2006 van de Commissie van 8 februari 2006 tot vaststelling van voorschriften voor de uitvoering van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad wat betreft de machtiging van de lidstaten om tijdelijk toestemming te verlenen voor het in de handel brengen van zaad dat niet aan de eisen inzake minimumkiemkracht voldoet (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 38 van 9.2.2006, p. 17–18 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 330M van 28.11.2006, p. 156–157 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/217/oj

    9.2.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 38/17


    VERORDENING (EG) Nr. 217/2006 VAN DE COMMISSIE

    van 8 februari 2006

    tot vaststelling van voorschriften voor de uitvoering van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad wat betreft de machtiging van de lidstaten om tijdelijk toestemming te verlenen voor het in de handel brengen van zaad dat niet aan de eisen inzake minimumkiemkracht voldoet

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (1), en met name op artikel 17, lid 3,

    Gelet op Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (2), en met name op artikel 17, lid 3,

    Gelet op Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (3), en met name op artikel 24, lid 3,

    Gelet op Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (4), en met name op artikel 38, lid 3,

    Gelet op Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (5), en met name op artikel 21, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Overeenkomstig de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG kan zaad alleen in de handel worden gebracht als aan de eisen inzake minimumkiemkracht is voldaan of als de hoeveelheid beschikbaar zaad dat aan de eisen inzake minimumkiemkracht voldoet ontoereikend is en de Commissie voor een beperkte periode toestemming heeft verleend voor het in de handel brengen van voorgeschreven maximumhoeveelheden zaad dat niet voldoet aan de in die richtlijnen vastgestelde eisen inzake minimumkiemkracht.

    (2)

    De verlening van de toestemming geschiedt thans te traag.

    (3)

    Om de procedure voor de verlening van de toestemming te vereenvoudigen en te versnellen en om ervoor te zorgen dat de Commissie en de lidstaten beschikken over alle gegevens die nodig zijn voor de beoordeling en de behandeling van het verzoek, lijkt een raadplegingsprocedure tussen de Commissie en de lidstaat het passende instrument te zijn.

    (4)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Deze verordening stelt de voorschriften vast die gelden voor de verzoeken van de lidstaten om tijdelijk toestemming te mogen verlenen voor het in de handel brengen van zaad dat niet voldoet aan de eisen inzake minimumkiemkracht, als vastgesteld in:

    a)

    artikel 17, lid 1, van Richtlijn 66/401/EEG,

    b)

    artikel 17, lid 1, van Richtlijn 66/402/EEG,

    c)

    artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2002/54/EG,

    d)

    artikel 38, lid 1, van Richtlijn 2002/55/EG, en

    e)

    artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2002/57/EG.

    2.   Deze verordening is niet van toepassing op het in de handel brengen van „basiszaad”, als omschreven in de in lid 1 bedoelde richtlijnen.

    Artikel 2

    1.   Een lidstaat die voorzieningsmoeilijkheden ondervindt en tijdelijk toestemming wenst te verlenen voor het in de handel brengen van zaad dat niet voldoet aan de eisen inzake minimumkiemkracht (hierna „de verzoekende lidstaat” genoemd) dient bij de Commissie een verzoek in dat de in artikel 3 bedoelde gegevens bevat. Terzelfdertijd worden de andere lidstaten daarvan door de verzoekende lidstaat in kennis gesteld. Door iedere lidstaat worden contactpunten aangewezen.

    2.   Binnen 15 dagen na mededeling van het in lid 1 bedoelde verzoek kunnen de andere lidstaten de Commissie en de verzoekende lidstaat in kennis stellen van:

    a)

    hetzij een aanbieding van beschikbaar zaad om de tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden te overwinnen; hetzij

    b)

    bezwaren tegen het in de handel brengen van zaad dat niet voldoet aan de eisen van de in artikel 1, lid 1, bedoelde richtlijnen.

    3.   Zaad waarop het verzoek van de verzoekende lidstaat betrekking heeft, kan tot de in het verzoek aangegeven hoeveelheid in de gehele Gemeenschap in de handel worden gebracht zonder dat wordt voldaan aan de eisen van de in artikel 1, lid 1, bedoelde richtlijnen, als de verzoekende lidsta(a)t(en) en de Commissie niet binnen de in lid 2 bedoelde periode in kennis worden gesteld van aanbiedingen of bezwaren of wanneer aanbiedingen worden gedaan en de verzoekende lidstaat en de aanbiedende lidsta(a)t(en) het erover eens zijn dat de aanbiedingen ongeschikt zijn, tenzij de Commissie de verzoekende lidstaat binnen dezelfde periode heeft meegedeeld dat zij van mening is dat het verzoek niet gerechtvaardigd is.

    De Commissie deelt aan de door iedere lidstaat aangewezen contactpunten de voorwaarden mee waaronder toestemming voor het in de handel brengen van het zaad wordt verleend, inclusief de toegestane hoeveelheid, en maakt deze op haar website bekend.

    4.   Als niet aan de in lid 3 bedoelde voorwaarden kan worden voldaan of de Commissie van mening is dat het verzoek niet gerechtvaardigd is, stelt de Commissie de door iedere lidstaat aangewezen contactpunten daarvan in kennis.

    De kwestie wordt voorgelegd aan het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw en zo nodig wordt een besluit tot inwilliging of afwijzing van het verzoek onverwijld goedgekeurd overeenkomstig de procedure als bedoeld in de bepalingen van de in artikel 1, lid 1, bedoelde richtlijnen.

    Artikel 3

    De overeenkomstig artikel 2, lid 1, vereiste gegevens omvatten het volgende:

    a)

    soorten en rassen, met name de kenmerken ten aanzien van teelt en gebruik,

    b)

    de verwachte minimumkiemkracht,

    c)

    de benodigde hoeveelheden,

    d)

    documenten ter staving van het verzoek,

    e)

    de voorgestelde bestemming van het zaad, met vermelding van de gebieden van de verzoekende lidstaat die de zaadvoorzieningsmoeilijkheden ondervinden,

    f)

    de voor de toestemming gevraagde toepassingsperiode.

    Artikel 4

    Onverminderd de door de in artikel 1, lid 1, bedoelde richtlijnen voorgeschreven etiketteringseisen bevat het officiële etiket op het zaad een verklaring dat het zaad in kwestie van een categorie is die voldoet aan minder stringente eisen dan die welke bij die richtlijnen zijn vastgesteld, alsook bijzonderheden over de minimumkiemkracht van het zaad.

    Artikel 5

    1.   Onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden staan de lidstaten leveranciers toe zaad in de handel te brengen waarvoor toestemming is verleend overeenkomstig artikel 3. Zij kunnen de leveranciers verplichten om vooraf om toestemming te vragen. Deze toestemming kan worden geweigerd als:

    a)

    er voldoende redenen zijn om te betwijfelen of de leverancier in staat is om de hoeveelheid zaad in de handel te brengen, waarvoor hij om toestemming heeft gevraagd, of

    b)

    de totale hoeveelheid waarvoor de leverancier om toestemming vraagt overeenkomstig de desbetreffende afwijking de voor de Gemeenschap krachtens artikel 2 toegestane maximumhoeveelheid overschrijdt.

    2.   De verzoekende lidstaat coördineert de werkzaamheden van de andere lidstaten om ervoor te zorgen dat de totale toegestane hoeveelheid niet wordt overschreden.

    3.   De lidstaten verlenen elkaar administratieve bijstand bij de toepassing van deze verordening. Zij delen de Commissie en de andere lidstaten binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening de contactpunten mee, als bedoeld in artikel 2, lid 1.

    Artikel 6

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 8 februari 2006.

    Voor de Commissie

    Markos KYPRIANOU

    Lid van de Commissie


    (1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/117/EG (PB L 14 van 18.1.2005, blz. 18).

    (2)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/117/EG.

    (3)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/117/EG.

    (4)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/117/EG.

    (5)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/117/EG.


    Top