Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R1112

    Verordening (EG) nr. 1112/2005 van de Raad van 24 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2062/94 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

    PB L 184 van 15.7.2005, p. 5–9 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 164M van 16.6.2006, p. 234–238 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/02/2019; stilzwijgende opheffing door 32019R0126

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/1112/oj

    15.7.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 184/5


    VERORDENING (EG) Nr. 1112/2005 VAN DE RAAD

    van 24 juni 2005

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2062/94 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

    Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats,

    Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (2) bevat bepalingen met betrekking tot de doelstellingen, de taken en de organisatie van het Agentschap, en met name van de Raad van bestuur. Deze bepalingen zijn gewijzigd na de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, aangezien nieuwe leden aan de Raad van bestuur moesten worden toegevoegd.

    (2)

    Gezondheid en veiligheid op het werk speelt een essentiële rol in de bevordering van de kwaliteit van het werk en is één van de belangrijkste socialebeleidsgebieden van de Europese Unie. De mededeling van de Commissie „Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006” van 11 maart 2002 vestigt de aandacht op de belangrijke rol die het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, hierna „het Agentschap”, moet spelen bij de bevorderings-, bewustmakings- en anticiperende acties om de daarin vastgestelde doelstellingen te halen.

    (3)

    De Resolutie van de Raad van 3 juni 2002 over de mededeling van de Commissie „Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006” (3) stelt dat het Agentschap bij de vergaring en verspreiding van informatie over goede praktijken, bij bewustmaking en bij anticipatie een leidende rol moet spelen. De Raad verzoekt de Commissie de samenwerking tussen de lidstaten en de sociale partners op Europees niveau met het oog op de komende uitbreiding via het Agentschap te stimuleren en verheugt zich erover dat de Commissie van plan is een voorstel in te dienen ter verbetering van de werking en de taken van het Agentschap op basis van het externe evaluatieverslag en het advies van het Raadgevend Comité over dat verslag.

    (4)

    In zijn resolutie van 23 oktober 2002 over de mededeling van de Commissie „Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006” steunt ook het Europees Parlement de leidende rol die aan het Agentschap wordt toegekend als de voornaamste partij bij niet-wetgevingsactiviteiten op het vlak van gezondheid en veiligheid op het niveau van de Gemeenschap en hoopt het dat de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden en het Agentschap zullen doorgaan met het verbeteren van hun samenwerking, overeenkomstig hun respectieve rollen op dit beleidsterrein.

    (5)

    In zijn advies van 17 juni 2002 over de mededeling van de Commissie „Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006” (4) vestigt het Europees Economisch en Sociaal Comité de aandacht op de rol van het Agentschap op het gebied van de risico-evaluatie, alsook op de noodzaak van geregelde contacten tussen het Agentschap en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden teneinde dubbel werk te voorkomen en gezamenlijke reflectie te stimuleren.

    (6)

    In de mededeling van de Commissie over de evaluatie van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, opgesteld overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 2062/94, op basis van een externe evaluatie van 2001 en van de bijdragen van de Raad van bestuur en van het Raadgevend Comité van de Commissie voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, wordt benadrukt dat Verordening (EG) nr. 2062/94 dient te worden gewijzigd om de efficiëntie en effectiviteit van het Agentschap en zijn managementstructuren te kunnen handhaven en verbeteren.

    (7)

    Het Europees Parlement heeft de Commissie verzocht om de samenstelling en werkwijze van de raden van bestuur van de agentschappen te herzien en passende voorstellen voor te leggen.

    (8)

    De raden van bestuur van het Agentschap, het Europees Centrum voor de beroepsopleiding en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden hebben de Commissie een gezamenlijk advies over het toekomstige bestuur en de toekomstige werkwijze van hun raden van bestuur voorgelegd.

    (9)

    Het tripartiete bestuur van het Agentschap, het Europees Centrum voor de beroepsopleiding en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, bestaande uit vertegenwoordigers van de regeringen, werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties, is van fundamenteel belang voor het succes van deze organisaties.

    (10)

    De deelname van de sociale partners aan het bestuur van deze drie communautaire organisaties is een specifiek kenmerk, dat vereist dat zij op basis van gemeenschappelijke regels functioneren.

    (11)

    De aanwezigheid van de drie door de regeringen, werkgevers en werknemers afgevaardigde groepen in de tripartiete Raad van Bestuur en de benoeming van een coördinator voor de groep werkgevers en de groep werknemers zijn van essentieel belang gebleken. Deze regeling dient dan ook formeel te worden vastgelegd en moet ook gaan gelden voor de groep regeringsvertegenwoordigers. Overeenkomstig de richtsnoeren voor de ontwikkeling van de toekomstige communautaire organen, de mededeling van de Commissie „Kader voor Europese regelgevende agentschappen” en in het bijzonder het feit dat de belanghebbenden in de raden van bestuur van die organen vertegenwoordigd moeten zijn, alsook overeenkomstig het beginsel waarover de staatshoofden en regeringsleiders overeenstemming hebben bereikt, met name om de sociale partners actiever te betrekken bij de ontwikkeling van de agenda voor het sociaal beleid, dienen alle leden van de Raad van bestuur (vertegenwoordigers van de regeringen, van de werkgevers, van de werknemers en van de Commissie) elk over één stem te beschikken.

    (12)

    Door handhaving van de tripartiete vertegenwoordiging uit iedere lidstaat wordt ervoor gezorgd dat alle belangrijke betrokkenen geïnvolveerd zijn en wordt rekening gehouden met de diversiteit aan belangen en benaderingen die karakteristiek zijn voor de vraagstukken op sociaal gebied.

    (13)

    Er moet worden ingespeeld op de praktische gevolgen die de aanstaande uitbreiding van de Unie voor het Agentschap zal hebben. De samenstelling en werkwijze van de Raad van bestuur van het Agentschap dient in het licht van de toetreding van de nieuwe lidstaten te worden aangepast.

    (14)

    Het dagelijks bestuur, waarin in het reglement van orde van de Raad van bestuur is voorzien, moet met het oog op de continuïteit van de werkwijze van het Agentschap en de efficiëntie in zijn besluitvorming worden versterkt. De samenstelling van het dagelijks bestuur moet de tripartiete structuur van de Raad van bestuur blijven weergeven.

    (15)

    In overeenstemming met artikel 3 van het Verdrag zal de Gemeenschap naar opheffing van ongelijkheden streven en de gelijkheid van mannen en vrouwen bij al haar werkzaamheden bevorderen. Het is dan ook zaak om ten aanzien van de samenstelling van de Raad van bestuur regelingen te treffen die een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen bewerkstelligen.

    (16)

    Verordening (EG) nr. 2062/94 dient dan ook dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

    (17)

    Voor de goedkeuring van deze verordening biedt het Verdrag geen andere rechtsgrond dan artikel 308,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 2062/94 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2 wordt vervangen door:

    „Artikel 2

    Doel

    Het Agentschap heeft als doel de communautaire instanties, de lidstaten, de sociale partners en de belanghebbende kringen alle dienstige technische, wetenschappelijke en economische informatie op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk te verstrekken, zulks om het arbeidsmilieu te verbeteren, teneinde de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen, zoals in het Verdrag en in de achtereenvolgende communautaire strategieën en actieprogramma’s inzake de veiligheid en de gezondheid op het werk is bepaald.”.

    2)

    Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de punten a) en b) worden vervangen door:

    „a)

    het verzamelen, analyseren en verspreiden van technische, wetenschappelijke en economische informatie in de lidstaten teneinde de communautaire instanties, de lidstaten en de belanghebbende kringen te informeren; het verzamelen van deze informatie heeft ten doel de risico’s en de goede praktijken, alsmede de bestaande nationale prioriteiten en programma’s in kaart te brengen en de nodige gegevens te verstrekken voor de communautaire prioriteiten en programma’s;

    b)

    het verzamelen en analyseren van technische, wetenschappelijke en economische informatie over onderzoek op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk en over andere onderzoeksactiviteiten waaraan aspecten vastzitten die verband houden met de veiligheid en de gezondheid op het werk, en het verspreiden van de resultaten van het onderzoek en de onderzoeksactiviteiten;”;

    ii)

    de punten h) en i) worden vervangen door:

    „h)

    het verstrekken van technische, wetenschappelijke en economische informatie over de methoden en instrumenten om preventieactiviteiten te verwezenlijken, het in kaart brengen van goede praktijken en het bevorderen van preventieve maatregelen, met bijzondere aandacht voor de specifieke problemen van het midden- en kleinbedrijf. Wat de goede praktijken betreft, dient het Agentschap zich met name toe te leggen op praktijken die praktische instrumenten vormen, die gebruikt kunnen worden bij de opstelling van de beoordeling van de risico’s voor de veiligheid en de gezondheid op het werk en bij het in kaart brengen van de maatregelen om deze risico’s aan te pakken;

    i)

    een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van communautaire strategieën en actieprogramma’s voor de bevordering van de veiligheid en de gezondheid op het werk, onverminderd de bevoegdheden van de Commissie;”;

    iii)

    het volgende punt j) wordt toegevoegd:

    „j)

    ervoor zorgen dat de verspreide informatie begrijpelijk is voor de eindgebruikers. Daartoe werkt het Agentschap nauw samen met de in artikel 4, lid 1, bedoelde nationale knooppunten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 2.”;

    b)

    lid 2 wordt vervangen door:

    „2.   Het Agentschap werkt zo nauw mogelijk samen met de bestaande instellingen, stichtingen, gespecialiseerde organisaties en programma’s op communautair niveau teneinde dubbel werk te voorkomen. Het Agentschap draagt in het bijzonder zorg voor een passende samenwerking met de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, zonder daarbij afbreuk te doen aan zijn eigen doelstellingen.”.

    3)

    Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.   Het Agentschap zet een netwerk op bestaande uit:

    de hoofdbestanddelen van de nationale informatienetwerken, met inbegrip van de nationale organisaties van de sociale partners, conform de nationale wetgeving en/of gebruiken;

    de nationale knooppunten;

    de eventuele toekomstige centra.”;

    b)

    in artikel 4, lid 2, worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

    „2.   De lidstaten delen het Agentschap regelmatig mee wat de voornaamste componenten van hun nationale informatienetwerken op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk zijn, alsmede welke instellingen volgens hen aan de werkzaamheden van het Agentschap zouden kunnen bijdragen, gelet op de noodzaak dat hun grondgebied zo volledig mogelijk wordt bestreken.

    De bevoegde nationale instanties of een door hen als nationaal knooppunt aangewezen nationale instelling dragen zorg voor de coördinatie en/of het doorsturen van de op nationaal niveau bijeengebrachte informatie naar het Agentschap, in het kader van een overeenkomst tussen ieder knooppunt en het Agentschap op basis van het aangenomen werkprogramma van het Agentschap.

    De nationale instanties houden overeenkomstig de nationale wetgeving en/of gebruiken rekening met het standpunt van de sociale partners op nationaal niveau.”.

    4)

    Het volgende artikel 7 bis wordt ingevoegd:

    „Artikel 7 bis

    Bestuurs- en beheersstructuren

    De bestuurs- en beheersstructuur van het Agentschap bestaat uit:

    a)

    een raad van bestuur;

    b)

    een dagelijks bestuur;

    c)

    een directeur.”.

    5)

    Artikel 8 wordt vervangen door:

    „Artikel 8

    Raad van bestuur

    1.   De Raad van bestuur bestaat uit:

    a)

    een lid per lidstaat dat de regering van die lidstaat vertegenwoordigt;

    b)

    een lid per lidstaat dat de werkgeversorganisaties van die lidstaat vertegenwoordigt;

    c)

    een lid per lidstaat dat de werknemersorganisaties van die lidstaat vertegenwoordigt;

    d)

    drie leden die de Commissie vertegenwoordigen.

    2.   De in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde leden worden door de Raad benoemd uit de gewone en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats.

    De in lid 1, onder a), bedoelde leden worden op voordracht van de lidstaten benoemd.

    De in lid 1, onder b) en c), bedoelde leden worden op voordracht van de woordvoerders van de respectieve groepen in het Comité benoemd.

    De voorstellen van de drie groepen in het Comité worden aan de Raad voorgelegd; deze voorstellen worden ook ter informatie aan de Commissie gezonden.

    Tegelijkertijd en onder dezelfde voorwaarden als voor het gewone lid benoemt de Raad een plaatsvervangend lid dat uitsluitend aan de vergaderingen van de Raad van bestuur deelneemt indien het gewone lid niet aanwezig is.

    De Commissie benoemt de gewone leden en de plaatsvervangende leden die haar vertegenwoordigen, waarbij zij zorgt voor een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen.

    Bij indiening van de lijsten van kandidaten trachten de lidstaten, de werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties een billijke vertegenwoordiging van de verschillende economische sectoren en een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de Raad van bestuur te bereiken. Deze lijsten moeten worden ingediend binnen drie maanden nadat het lidmaatschap van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats is verlengd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, leden 3 en 4, en artikel 4, lid 1, van besluit van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (5).

    De lijst van de leden van de Raad van bestuur wordt door de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie en door het Agentschap op zijn internetsite bekendgemaakt.

    3.   De ambtstermijn van de leden van de Raad van bestuur bedraagt drie jaar. Deze termijn kan worden verlengd.

    Bij wijze van uitzondering wordt de ambtstermijn van de leden van de Raad van bestuur die op de dag van inwerkingtreding van deze verordening in functie zijn, verlengd tot er een nieuwe raad van bestuur is benoemd overeenkomstig het bepaalde in lid 2.

    Na afloop van hun ambtstermijn of bij aftreden blijven de leden in functie totdat in verlenging van hun ambtstermijn of in hun vervanging is voorzien.

    4.   In de Raad van bestuur vormen de vertegenwoordigers van de regeringen, de werknemersorganisaties en de werkgeversorganisaties ieder een afzonderlijke groep. Iedere groep benoemt een coördinator, die aan de vergaderingen van de Raad van bestuur deelneemt. De coördinators van de werknemersgroep en van de werkgeversgroep vertegenwoordigen hun respectieve organisaties op Europees niveau. De coördinators die niet tot lid van de Raad van bestuur zijn benoemd in de zin van lid 1, wonen de vergaderingen bij zonder stemrecht.

    De Raad van bestuur kiest een voorzitter en drie vice-voorzitters, een uit elk van de hierboven bedoelde drie groepen en een uit de Commissievertegenwoordigers. Hun ambtstermijn bedraagt één jaar en kan worden verlengd.

    5.   De voorzitter roept de Raad van bestuur ten minste een keer per jaar bijeen. Op verzoek van ten minste een derde van de leden van de Raad van bestuur belegt de voorzitter extra vergaderingen.

    6.   Ieder lid van de Raad van bestuur heeft één stem en de besluiten worden met volstrekte meerderheid van stemmen van de leden genomen. Voor besluiten in het kader van het jaarlijks werkprogramma die budgettaire gevolgen hebben voor de nationale knooppunten, is evenwel ook de instemming van de meerderheid van de groep vertegenwoordigers van de regeringen vereist.

    De Raad van bestuur werkt een schriftelijke besluitvormingsprocedure uit waarop de eerste alinea mutatis mutandis van toepassing is.

    7.   De Raad van bestuur stelt na advies van de Commissie zijn reglement van orde vast, waarin de praktische regelingen voor zijn activiteiten worden neergelegd. Het reglement van orde wordt ter informatie aan het Europees Parlement en de Raad gezonden. De Raad kan het reglement van orde evenwel binnen drie maanden na de toezending ervan met gewone meerderheid van stemmen wijzigen.

    8.   De Raad van bestuur stelt een dagelijks bestuur in, dat uit elf leden bestaat. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en drie vice-voorzitters van de Raad van bestuur, een coördinator per groep zoals bedoeld in lid 4, eerste alinea, en nog een vertegenwoordiger van iedere groep en van de Commissie. Iedere groep mag ten hoogste drie plaatsvervangende leden aanwijzen om bij afwezigheid van de gewone leden de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij te wonen.

    9.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de directeur, zoals beschreven in artikel 11, ziet het dagelijks bestuur in opdracht van de Raad van bestuur toe op de uitvoering van de besluiten van de Raad van bestuur en neemt het in de tijd tussen twee vergaderingen van de Raad van bestuur alle voor het behoorlijk bestuur van het Agentschap noodzakelijke maatregelen. De Raad van bestuur kan de in de artikelen 10, 13, 14 en 15 bedoelde bevoegdheden niet aan het dagelijks bestuur delegeren.

    10.   Het jaarlijks aantal vergaderingen van het dagelijks bestuur wordt vastgesteld door de Raad van bestuur. Extra vergaderingen worden op verzoek van de leden van het dagelijks bestuur door de voorzitter van het dagelijks bestuur belegd.

    11.   De besluiten van het dagelijks bestuur worden bij consensus genomen. Indien geen consensus kan worden bereikt, legt het dagelijks bestuur de zaak voor een besluit aan de Raad van bestuur voor.

    12.   De Raad van bestuur wordt tijdig en volledig op de hoogte gesteld van de activiteiten en de besluiten van het dagelijks bestuur.

    6)

    Aan artikel 9 wordt de volgende nieuwe alinea toegevoegd:

    „De voorzitter van de Raad van bestuur en de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden kunnen de vergaderingen van de Raad van bestuur als waarnemer bijwonen.”.

    7)

    Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in artikel 10, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

    „1.   De Raad van bestuur bepaalt de strategische doelstellingen van het Agentschap. De Raad van bestuur stelt met name de begroting, het doorlopend vierjarenprogramma en het jaarprogramma vast op grond van een na overleg met de Commissie en het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats door de in artikel 11 bedoelde directeur opgesteld ontwerp.”;

    b)

    de vierde alinea van artikel 10, lid 1, wordt geschrapt.

    8)

    In artikel 11 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.   De directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap en is verantwoordelijk voor:

    a)

    een passende uitwerking en uitvoering van de door de Raad van bestuur en het dagelijks bestuur vastgestelde besluiten en programma’s;

    b)

    het beheer en de dagelijkse leiding van het Agentschap;

    c)

    de opstelling en publicatie van het in artikel 10, lid 2, genoemde verslag;

    d)

    de uitvoering van de vastgestelde taken;

    e)

    alle personeelszaken;

    f)

    de voorbereiding van de vergaderingen van de Raad van bestuur en van het dagelijks bestuur.”.

    9)

    In een aantal taalversies van de verordening worden de equivalenten van het Nederlandse begrip „raad van bestuur” overal vervangen door passender termen. Deze wijziging geldt niet voor de Nederlandse tekst.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Luxemburg, 24 juni 2005.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    L. LUX


    (1)  Advies uitgebracht op 28 april 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (2)  PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1654/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 38).

    (3)  PB C 161 van 5.7.2002, blz. 1.

    (4)  PB C 241 van 7.10.2002, blz. 100.

    (5)  PB C 218 van 13.9.2003, blz. 1.”.


    Top