EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002L0074

Richtlijn 2002/74/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 80/987/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (Voor de EER relevante tekst)

PB L 270 van 8.10.2002, p. 10–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 22/10/2008

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2002/74/oj

32002L0074

Richtlijn 2002/74/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 80/987/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 270 van 08/10/2002 blz. 0010 - 0013


Richtlijn 2002/74/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 23 september 2002

tot wijziging van Richtlijn 80/987/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 137, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In punt 7 van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werknemers, dat op 9 december 1989 is goedgekeurd, wordt gesteld dat de verwezenlijking van de interne markt moet leiden tot een verbetering van de levensstandaard en arbeidsvoorwaarden voor de werknemers in de Europese Gemeenschap en dat daar waar nodig deze verbetering moet leiden tot een verdere ontwikkeling van bepaalde aspecten van de arbeidsreglementering, zoals de procedures inzake collectief ontslag of die in verband met faillissementen.

(2) Richtlijn 80/987/EEG(4) heeft tot doel werknemers bij insolventie van hun werkgever een minimum aan bescherming te bieden. Daartoe moeten de lidstaten een fonds oprichten dat de honorering van de onvervulde loonaanspraken van de betrokken werknemers waarborgt.

(3) Wegens de evolutie van het insolventierecht in de lidstaten en de ontwikkeling van de interne markt moeten sommige bepalingen van die richtlijn worden aangepast.

(4) Voor een grotere rechtszekerheid en transparantie moeten onder andere de werkingssfeer en bepaalde definities van Richtlijn 80/987/EEG worden verduidelijkt. Meer bepaald moeten in de richtlijn de mogelijkheden tot uitsluiting die aan de lidstaten worden geboden, worden verduidelijkt, en moet derhalve de bijlage bij de richtlijn worden geschrapt.

(5) Met het oog op een billijke bescherming van de betrokken werknemers is het passend de definitie van staat van insolventie aan de nieuwe wetgevingstendensen terzake in de lidstaten aan te passen en dit begrip uit te breiden tot andere insolventieprocedures dan liquidatie. Teneinde de betalingsverplichting van het waarborgfonds vast te stellen, zouden de lidstaten de mogelijkheid moeten hebben in dit verband te bepalen dat een toestand van insolventie die aanleiding geeft tot verscheidene insolventieprocedures, behandeld zal worden alsof het om één enkele insolventieprocedure ging.

(6) Er moet voor worden gezorgd dat de werknemers zoals bedoeld in Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid(5), Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd(6) en Richtlijn 91/383/EEG van de Raad van 25 juni 1991 ter aanvulling van de maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van de werknemers met arbeidsbetrekkingen voor bepaalde tijd of uitzendarbeidbetrekkingen(7), niet van de werkingssfeer van deze richtlijn worden uitgesloten.

(7) Om de rechtszekerheid van de werknemers bij insolventie van ondernemingen met activiteiten in verscheidene lidstaten te waarborgen en de rechten van de werknemers te versterken in de zin van de rechtspraak van het Hof van Justitie moet een bepaling worden ingevoerd waarin uitdrukkelijk wordt vastgesteld welk fonds in deze gevallen bevoegd is ter zake van de honorering van de loonaanspraken, en die als doel van de samenwerking tussen de bevoegde overheidsdiensten van de lidstaten bepaalt dat de onvervulde aanspraken van de werknemers zo spoedig mogelijk gehonoreerd moeten worden. Bovendien moet voor de nodige samenwerking tussen de bevoegde overheidsdiensten van de lidstaten worden gezorgd, opdat de desbetreffende bepalingen juist worden toegepast.

(8) De lidstaten kunnen ten aanzien van de verplichtingen van de waarborgfondsen beperkingen vaststellen die verenigbaar zijn met de sociale doelstelling van de richtlijn en waarin de onderscheidene niveaus van de betalingsaanspraken kunnen worden verdisconteerd.

(9) Om met name in grensoverschrijdende gevallen gemakkelijker te kunnen vaststellen welke soorten insolventieprocedures toepassing vinden, moet ervoor worden gezorgd dat de lidstaten de insolventieprocedures waarbij het waarborgfonds wordt ingeschakeld, aan de Commissie en de andere lidstaten meedelen.

(10) Bijgevolg dient Richtlijn 80/987/EEG dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(11) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk aanpassing van enkele bepalingen van Richtlijn 80/987/EEG teneinde rekening te houden met ontwikkelingen van de activiteiten van de ondernemingen in de Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te bereiken.

(12) De Commissie dient aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor te leggen over de tenuitvoerlegging en toepassing van deze richtlijn, waarbij met name wordt ingegaan op de nieuwe arbeidsvormen die in de lidstaten ontstaan,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 80/987/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. de titel wordt vervangen door: "Richtlijn 80/987/EEG van de Raad van 20 oktober 1980 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever";

2. afdeling I wordt vervangen door: "AFDELING I

Werkingssfeer en definities

Artikel 1

1. Deze richtlijn is van toepassing op uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voortvloeiende aanspraken van werknemers tegenover werkgevers die in staat van insolventie in de zin van artikel 2, lid 1, verkeren.

2. De lidstaten kunnen bij wijze van uitzondering de aanspraken van bepaalde categorieën werknemers van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluiten op grond van het bestaan van andere waarborgen, indien vaststaat dat deze de belanghebbenden een zelfde mate van bescherming bieden als deze richtlijn.

3. Indien een dergelijke bepaling al van toepassing is in hun nationale wetgeving, kunnen de lidstaten de volgende categorieën van de werkingssfeer van deze richtlijn blijven uitsluiten:

a) huispersoneel in dienst van een natuurlijk persoon;

b) deelvissers.

Artikel 2

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een werkgever geacht in staat van insolventie te verkeren wanneer is verzocht om opening van een in de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat neergelegde, op de insolventie van de werkgever berustende collectieve procedure die ertoe leidt dat deze het beheer en de beschikking over zijn vermogen geheel of ten dele verliest en dat een curator of een persoon met een vergelijkbare functie wordt aangewezen, en wanneer de uit hoofde van de genoemde wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen bevoegde autoriteit:

a) hetzij heeft besloten tot opening van de procedure;

b) hetzij heeft geconstateerd dat de onderneming of de vestiging van de werkgever definitief is gesloten, en dat het beschikbare vermogen ontoereikend is om opening van de procedure te rechtvaardigen.

2. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het nationale recht met betrekking tot de definitie van de termen 'werknemer', 'werkgever', 'bezoldiging', 'verkregen recht' of 'recht in wording'.

De lidstaten mogen echter de volgende categorieën niet van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluiten:

a) deeltijdwerkers in de zin van Richtlijn 97/81/EG;

b) werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de zin van Richtlijn 1999/70/EG;

c) werknemers met een uitzendarbeidbetrekking in de zin van artikel 1, punt 2, van Richtlijn 91/383/EEG.

3. De lidstaten kunnen het verkrijgen van het recht van werknemers op het voordeel van deze richtlijn niet laten afhangen van een minimale duur van de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding.

4. Deze richtlijn belet de lidstaten niet de bescherming van werknemers uit te breiden tot andere insolventiegevallen, zoals feitelijke blijvende stopzetting van betalingen, die zijn vastgesteld door middel van andere in de nationale wetgeving neergelegde procedures, die verschillen van de in lid 1 genoemde.

Dergelijke procedures brengen evenwel geen waarborgverplichting voor de instellingen van de overige lidstaten met zich mee in de gevallen als bedoeld in afdeling III bis.";

3. de artikelen 3 en 4 worden vervangen door: "Artikel 3

De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat waarborgfondsen onder voorbehoud van artikel 4 de onvervulde aanspraken van de werknemers honoreren die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen, met inbegrip van de vergoeding wegens beëindiging van de arbeidsverhouding, indien de nationale wetgeving hierin voorziet.

De aanspraken die het waarborgfonds honoreert, betreffen de onbetaalde lonen over een periode vóór en/of, in voorkomend geval, na een door de lidstaten vastgestelde datum.

Artikel 4

1. De lidstaten hebben de bevoegdheid om de in artikel 3 bedoelde betalingsverplichting van de waarborgfondsen te beperken.

2. Indien de lidstaten van de in lid 1 bedoelde bevoegdheid gebruikmaken, stellen zij de periode vast waarover het waarborgfonds de onvervulde aanspraken honoreert. Deze periode mag echter niet korter zijn dan een periode die betrekking heeft op de bezoldiging over de laatste drie maanden van de arbeidsbetrekking vóór en/of na de in artikel 3 bedoelde datum. De lidstaten kunnen bepalen dat deze minimumperiode van drie maanden binnen een referentieperiode van ten minste zes maanden dient te vallen.

De lidstaten met een referentieperiode van ten minste achttien maanden kunnen de periode waarvoor het waarborgfonds de onvervulde aanspraken honoreert, tot acht weken beperken. In dit geval wordt de minimumperiode berekend op basis van de voor de werknemer meest gunstige perioden.

3. De lidstaten kunnen bovendien plafonds vaststellen voor de betalingen door het waarborgfonds. Deze plafonds mogen evenwel niet lager zijn dan een minimum dat sociaal verenigbaar is met het sociale doel van deze richtlijn.

Indien de lidstaten van deze bevoegdheid gebruikmaken, delen zij aan de Commissie mee welke methoden zij hanteren om het plafond vast te stellen.";

4. de volgende afdeling wordt ingevoegd: "AFDELING III bis

Bepalingen inzake grensoverschrijdende gevallen

Artikel 8 bis

1. Wanneer een onderneming met activiteiten op het grondgebied van ten minste twee lidstaten in staat van insolventie verkeert in de zin van artikel 2, lid 1, is het waarborgfonds dat bevoegd is om de onvervulde aanspraken van de werknemers te honoreren, het fonds van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemers gewoonlijk hun arbeid verrichten of verrichtten.

2. De omvang van de rechten van de werknemers wordt bepaald door het recht waaronder het bevoegde waarborgfonds valt.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in de in lid 1 van dit artikel bedoelde gevallen de beslissingen in het kader van een insolventieprocedure in de zin van artikel 2, lid 1, waarvan de opening is gevraagd in een andere lidstaat, in aanmerking worden genomen om de staat van insolventie van de werkgever in de zin van deze richtlijn vast te stellen.

Artikel 8 ter

1. Ter fine van de uitvoering van artikel 8 bis zorgen de lidstaten voor uitwisseling van terzake dienende informatie tussen de bevoegde overheidsdiensten en/of de in artikel 3 bedoelde waarborgfondsen, waardoor met name de onvervulde loonaanspraken ter kennis van het bevoegde waarborgfonds kunnen worden gebracht.

2. De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten de relevante informatie van hun bevoegde overheidsdiensten en/of waarborgfondsen mee. De Commissie stelt deze informatie ter beschikking van het publiek.";

5. aan artikel 9 wordt de volgende alinea toegevoegd: "De toepassing van deze richtlijn vormt onder geen beding een reden ter rechtvaardiging van een achteruitgang ten opzichte van de in de lidstaten heersende toestand met betrekking tot het algemene beschermingsniveau van werknemers op het door deze richtlijn bestreken terrein.";

6. aan artikel 10 wordt het volgende punt toegevoegd: "c) om de in artikel 3 bedoelde verplichting tot honorering van aanspraken of de in artikel 7 bedoelde verplichting tot garantie te weigeren of te beperken, indien een werknemer in eigen persoon of samen met nauwe verwanten eigenaar was van een essentieel deel van de onderneming of de vestiging van de werkgever en aanzienlijke invloed had op de activiteiten ervan.";

7. het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 10 bis

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de soorten nationale insolventieprocedures die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, alsook van alle daarop betrekking hebbende wijzigingen. De Commissie maakt deze kennisgevingen bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.";

8. de bijlage wordt geschrapt.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 8 oktober 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen de in de eerste alinea bedoelde bepalingen toe op iedere staat van insolventie van een werkgever die na de datum van inwerkingtreding van die bepalingen intreedt.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Uiterlijk op 8 oktober 2010 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de uitvoering en toepassing van deze richtlijn in de lidstaten.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 september 2002.

Voor de Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitster

M. Fischer Boel

(1) PB C 154 E van 29.5.2001, blz. 109.

(2) PB C 221 van 7.8.2001, blz. 110.

(3) Advies van het Europees Parlement van 29 november 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 februari 2002 (PB C 119 E van 22.5.2002) en besluit van het Europees Parlement van 14 mei 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 27 juni 2002.

(4) PB L 283 van 28.10.1980, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

(5) PB L 14 van 20.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/23/EG (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 10).

(6) PB L 175 van 10.7.1999, blz. 43.

(7) PB L 206 van 29.7.1991, blz. 19.

Top