Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992L0083

Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken

PB L 316 van 31/10/1992, p. 21–27 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2022

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1992/83/oj

31992L0083

Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken

Publicatieblad Nr. L 316 van 31/10/1992 blz. 0021 - 0027
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0100
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0100


RICHTLIJN 92/83/EEG VAN DE RAAD van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 99,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in Richtlijn 92/12/EEG (4) bepalingen betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten zijn neergelegd;

Overwegende dat in Richtlijn 92/84/EEG (5) minimumtarieven zijn vastgesteld die in de Lid-Staten moeten worden toegepast voor de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken;

Overwegende dat het voor de goede werking van de interne markt van belang is dat voor alle betrokken produkten gemeenschappelijke definities worden vastgesteld;

Overwegende dat het nuttig is deze definities te baseren op die van de gecombineerde nomenclatuur die van kracht is op de datum waarop deze richtlijn wordt vastgesteld;

Overwegende dat met betrekking tot bier andere methoden kunnen worden toegestaan voor de berekening van de accijns op het eindprodukt;

Overwegende dat het met betrekking tot bier mogelijk is de Lid-Staten binnen bepaalde grenzen toe te staan accijns te heffen over densiteitsklassen van meer dan één graad Plato, mits het bier niet wordt belast volgens een lager tarief dan het communautaire minimumtarief;

Overwegende dat er voor bier dat in kleine zelfstandige brouwerijen wordt geproduceerd en voor ethylalcohol die in kleine distilleerderijen wordt geproduceerd, gemeenschappelijke oplossingen moeten komen die het de Lid-Staten mogelijk maken verlaagde accijnstarieven toe te passen op deze produkten;

Overwegende dat het mogelijk is verschillen toe te staan in het gehalte waarbij de Lid-Staten de accijns op bier beginnen te heffen, voor zover dit geen onaanvaardbare problemen veroorzaakt in de interne markt;

Overwegende dat het ten aanzien van bier, wijn en andere gegiste dranken wenselijk is de Lid-Staten toe te staan produkten die thuis voor niet-commerciële doeleinden zijn vervaardigd, van accijns vrij te stellen;

Overwegende dat de Lid-Staten in beginsel één enkel tarief per hectoliter eindprodukt dienen toe te passen op alle niet-mousserende wijn en andere niet-mousserende gegiste dranken en één enkel accijnstarief per hectoliter eindprodukt op alle mousserende wijn en andere mousserende gegiste dranken;

Overwegende dat het wenselijk is de Lid-Staten toe te staan verlaagde accijnstarieven toe te passen op alle soorten wijn en andere gegiste dranken met een effectief alcoholgehalte van niet meer dan 8,5 % vol;

Overwegende dat het de Lid-Staten die op 1 januari 1992 op bepaalde wijnen een hoger accijnstarief toepasten, dient te worden toegestaan dit te handhaven;

Overwegende dat de Lid-Staten in beginsel één enkel accijnstarief per hectoliter eindprodukt dienen toe te passen op alle tussenprodukten;

Overwegende dat het dienstig is de Lid-Staten toe te staan een verlaagd accijnstarief op tussenprodukten toe te passen voor produkten met een alcoholgehalte van niet meer dan 15 % vol, en voor "van nature zoete wijnen";

Overwegende dat de Lid-Staten voor alle ethylalcohol zoals omschreven in deze richtlijn in beginsel hetzelfde accijnstarief per hectoliter absolute alcohol dienen toe te passen;

Overwegende dat het dienstig is de Lid-Staten toe te staan verlaagde tarieven of ontheffingen toe te passen voor bepaalde produkten met een regionaal of traditioneel karakter;

Overwegende dat wanneer het de Lid-Staten is toegestaan verlaagde tarieven toe te passen, deze tarieven geen verstoring van de mededinging op de interne markt mogen teweegbrengen;

Overwegende dat het de Lid-Staten dient te worden toegestaan de accijns op alcoholhoudende dranken die ongeschikt zijn geworden voor consumptie, terug te geven;

Overwegende dat het noodzakelijk is op communautair niveau de vrijstellingen vast te stellen die van toepassing zijn op goederen die tussen de Lid-Staten worden vervoerd;

Overwegende evenwel dat het mogelijk is de Lid-Staten toe te staan vrijstellingen te verlenen die verband houden met het eindgebruik op hun nationale grondgebied;

Overwegende dat moet worden voorzien in een stelsel van kennisgeving van de denatureringsvoorschriften voor volledig gedenatureerde alcohol in elke Lid-Staat en van aanvaarding van die voorschriften door de andere Lid-Staten;

Overwegende dat de Lid-Staten over de middelen dienen te beschikken om eventuele fraude, ontduiking of misbruik die zich op het gebied van de vrijstellingen kunnen voordoen, te bestrijden;

Overwegende dat het de Lid-Staten moet worden toegestaan de in deze richtlijn bepaalde vrijstellingen te effectueren via teruggaaf van de accijns;

Overwegende dat het de Lid-Staten die op "andere mousserende gegiste dranken" hogere accijnstarieven heffen dan op tussenprodukten, dient te worden toegestaan dit hogere tarief toe te passen op tussenprodukten die dezelfde kenmerken hebben als "andere mousserende gegiste dranken",

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: AFDELING I BIER Toepassingsgebied

Artikel 1

1. De Lid-Staten heffen accijns op bier overeenkomstig deze richtlijn.

2. De Lid-Staten stellen hun tarieven vast overeenkomstig Richtlijn 92/84/EEG.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt onder "bier" verstaan elk produkt van GN-code 2203 alsmede elk produkt van GN-code 2206 dat een mengsel van bier en niet-alcoholhoudende dranken bevat, in beide gevallen met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol. Vaststelling van de accijns

Artikel 3

1. De accijns die door de Lid-Staten op bier wordt geheven, wordt bepaald op grond van:

- het aantal hectoliters/graden Plato, ofwel

- het aantal hectoliters/effectief alcoholvolumegehalte

van het eindprodukt.

2. Bij de vaststelling van de hoogte van de accijns op bier overeenkomstig Richtlijn 92/84/EEG mogen de Lid-Staten fracties van graad Plato of van graad effectief alcoholvolume buiten beschouwing laten.

Voorts mogen de Lid-Staten die de accijns op grond van het aantal hectoliters/graden Plato heffen, bier indelen in categorieën die zich ieder ten hoogste over vier hectoliters/graden Plato uitstrekken, en op alle bier dat in een bepaalde categorie valt, hetzelfde accijnstarief per hectoliter toepassen. Deze tarieven dienen altijd gelijk te zijn aan of hoger dan het minimumtarief dat in artikel 6 van Richtlijn 92/84/EEG is vastgesteld (hierna "minimumtarief" te noemen).

Artikel 4

1. De Lid-Staten mogen op door kleine zelfstandige brouwerijen gebrouwen bier verlaagde tarieven toepassen, die volgens de jaarproduktie van de betrokken brouwerijen gedifferentieerd kunnen zijn, binnen de volgende grenzen:

- de verlaagde tarieven gelden niet voor ondernemingen die meer dan 200 000 hectoliter bier per jaar produceren;

- de verlaagde tarieven die onder het minimumtarief kunnen liggen, mogen niet meer dan 50 % lager zijn dan het normale nationale accijnstarief.

2. Voor de toepassing van verlaagde tarieven wordt onder "kleine zelfstandige brouwerij" verstaan: een brouwerij die juridisch en economisch onafhankelijk is van andere brouwerijen, die gebruik maakt van installaties die fysiek losstaan van die van andere brouwerijen en die niet onder licentie werkt. Een samenwerkingsverband van twee of meer kleine brouwerijen met een gezamenlijke jaarproduktie van niet meer dan 200 000 hectoliter mag evenwel als één enkele kleine zelfstandige brouwerij worden aangemerkt.

3. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de verlaagde tarieven die zij in voorkomend geval invoeren, gelijkelijk van toepassing zijn op bier van kleine zelfstandige brouwerijen in andere Lid-Staten dat op hun grondgebied wordt geleverd. Zij dienen er met name zorg voor te dragen dat op geen enkele levering uit een andere Lid-Staat een hogere accijns wordt geheven dan op het exacte nationale equivalent daarvan.

Artikel 5

1. De Lid-Staten mogen verlaagde tarieven toepassen op bier met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 2,8 % vol. Deze verlaagde tarieven mogen onder het minimumtarief liggen.

2. De Lid-Staten mogen de toepassing van dit artikel beperken tot produkten van GN-code 2206 die een mengsel van bier en niet-alcoholhoudende dranken bevatten.

Artikel 6

Onverminderd de voorwaarden die zij vaststellen met het oog op de eenvoudige toepassing van de vrijstelling, mogen de Lid-Staten vrijstelling van accijns verlenen voor bier dat door een particulier is geproduceerd en dat door de producent, de leden van zijn gezin of zijn gasten wordt geconsumeerd, mits hier geen verkoop mee gemoeid is. AFDELING II WIJN Toepassingsgebied

Artikel 7

1. De Lid-Staten heffen accijns op wijn overeenkomstig deze richtlijn.

2. De Lid-Staten stellen hun tarieven vast overeenkomstig Richtlijn 92/84/EEG.

Artikel 8

In deze richtlijn:

1. wordt onder "niet-mousserende wijn" verstaan alle produkten van de GN-codes 2204 en 2205, met uitzondering van mousserende wijn als omschreven in lid 2:

- met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 doch niet meer dan 15 % vol, voor zover de alcohol in het eindprodukt volledig door gisting is verkregen;

- met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 15 doch niet meer dan 18 % vol, voor zover zij zonder enige verrijking zijn geproduceerd en de alcohol in het eindprodukt volledig door gisting is verkregen;

2. wordt onder "mousserende wijn" verstaan: alle produkten van de GN-codes 2204 10, 2204 21 10, 2204 29 10 en 2205:

- die verpakt zijn in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, of die een overdruk hebben die teweeggebracht is door koolzuurgas in oplossing, van 3 bar of meer;

- die een effectief alcoholvolumegehalte hebben van meer dan 1,2 doch niet meer dan 15 % vol, voor zover de alcohol in het eindprodukt volledig door gisting is verkregen. Vaststelling van de accijns

Artikel 9

1. De accijns die door de Lid-Staten op wijn wordt geheven, wordt bepaald op grond van het aantal hectoliters eindprodukt.

2. Onverminderd de leden 3 en 4 passen de Lid-Staten hetzelfde accijnstarief toe op alle produkten die aan de accijns op niet-mousserende wijn zijn onderworpen. Evenzo passen zij hetzelfde accijnstarief toe op alle produkten die aan de accijns op mousserende wijn zijn onderworpen. Zij mogen op niet-mousserende en op mousserende wijn hetzelfde accijnstarief toepassen.

3. De Lid-Staten mogen op alle soorten niet-mousserende en mousserende wijn met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 8,5 % vol verlaagde accijnstarieven toepassen.

4. Lid-Staten die op 1 januari 1992 een hoger accijnstarief toepasten op niet-mousserende wijnen als gedefinieerd in artikel 8, lid 1, tweede streepje, mogen dit tarief blijven toepassen. Dit hogere tarief mag niet meer bedragen dan het normale nationale tarief voor tussenprodukten.

Artikel 10

Onverminderd de voorwaarden die zij vaststellen voor de eenvoudige toepassing van dit artikel, mogen de Lid-Staten vrijstelling van accijns verlenen voor wijn die door een particulier is geproduceerd en die door de producent, de leden van zijn gezin of zijn gasten wordt geconsumeerd, mits hier geen verkoop mee gemoeid is. AFDELING III ANDERE GEGISTE DRANKEN DAN WIJN EN BIER Toepassingsgebied

Artikel 11

1. De Lid-Staten heffen accijns op andere gegiste dranken dan bier en wijn ( "andere gegiste dranken") overeenkomstig deze richtlijn.

2. De Lid-Staten stellen hun tarieven vast overeenkomstig Richtlijn 92/84/EEG.

Artikel 12

In deze richtlijn, en onverminderd artikel 17:

1. wordt onder "andere niet-mousserende gegiste dranken" verstaan: alle niet in artikel 8 genoemde produkten van de GN-codes 2204 en 2205 alsmede produkten van GN-code 2206, met uitzondering van andere mousserende gegiste dranken als omschreven in punt 2 van dit artikel en alle produkten die onder artikel 2 vallen:

- met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 doch niet meer dan 10 % vol;

- met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 10 doch niet meer dan 15 % vol, voor zover de alcohol in het produkt volledig door gisting is verkregen;

2. worden onder "andere mousserende gegiste dranken" verstaan alle produkten van GN-code 2206 00 91 alsmede niet in artikel 8 genoemde produkten van de GN-codes 2204 10, 2204 21 10, 2204 29 10 en 2205:

- die aangeboden worden in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, of die een overdruk hebben die teweeggebracht is door koolzuurgas in oplossing, van 3 bar of meer;

- die een effectief alcoholvolumegehalte hebben van meer dan 1,2 doch niet meer dan 13 % vol;

- die een effectief alcoholvolumegehalte hebben van meer dan 13 doch niet meer dan 15 % vol, voor zover de alcohol in het produkt volledig door gisting is verkregen. Vaststelling van de accijns

Artikel 13

1. De accijns die door de Lid-Staten op andere gegiste dranken wordt geheven, wordt bepaald op grond van het aantal hectoliters eindprodukt.

2. Onverminderd lid 3 passen de Lid-Staten hetzelfde accijnstarief toe op alle produkten die aan de accijns op andere niet-mousserende gegiste dranken dan wijn en bier onderworpen zijn. Evenzo passen zij hetzelfde accijnstarief toe op alle produkten die aan de accijns op andere mousserende gegiste dranken zijn onderworpen. Zij mogen op andere niet-mousserende en mousserende gegiste dranken hetzelfde accijnstarief toepassen.

3. De Lid-Staten mogen op alle soorten andere niet-mousserende en mousserende gegiste dranken met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 8,5 % vol verlaagde accijnstarieven toepassen.

Artikel 14

Onverminderd de voorwaarden die zij vaststellen voor de eenvoudige toepassing van dit artikel, mogen de Lid-Staten vrijstelling van accijns verlenen voor andere niet-mousserende en mousserende gegiste dranken die door een particulier zijn geproduceerd en die door de producent, de leden van zijn gezin of zijn gasten worden geconsumeerd, mits hier geen verkoop mee gemoeid is.

Artikel 15

Voor de toepassing van de Richtlijnen 92/84/EEG en 92/12/EEG worden de bepalingen inzake "wijn" geacht gelijkelijk te gelden voor andere gegiste dranken als omschreven in deze afdeling. AFDELING IV TUSSENPRODUKTEN Toepassingsgebied

Artikel 16

1. De Lid-Staten heffen accijns op tussenprodukten overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn.

2. De Lid-Staten stellen hun tarieven vast overeenkomstig Richtlijn 92/84/EEG. Deze tarieven mogen niet lager zijn dan de tarieven die de Lid-Staten toepassen op de produkten van artikel 8, punt 1, en artikel 12, punt 1, van deze richtlijn.

Artikel 17

1. In deze richtlijn wordt onder "tussenprodukten" verstaan: alle produkten van de GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 doch niet meer dan 22 % vol die niet onder de artikelen 2, 8 en 12 vallen.

2. Onverminderd artikel 12 mogen de Lid-Staten de volgende produkten als tussenprodukten behandelen: elke niet-mousserende gegiste drank die onder de werkingssfeer van artikel 12, punt 1, valt en een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 5,5 % vol heeft, dat niet volledig door gisting is verkregen, alsmede elke mousserende gegiste drank die onder de werkingssfeer van artikel 12, punt 2, valt en een effectief alcholvolumegehalte van meer dan 8,5 % vol heeft, dat niet volledig door gisting is verkregen. Vaststelling van de accijns

Artikel 18

1. De accijns die door de Lid-Staten op tussenprodukten wordt geheven, wordt bepaald op grond van het aantal hectoliters eindprodukt.

2. Onverminderd de leden 3, 4 en 5, passen de Lid-Staten hetzelfde accijnstarief toe op alle produkten die aan de accijns op tussenprodukten zijn onderworpen.

3. De Lid-Staten mogen één enkel verlaagd tarief toepassen op tussenprodukten met een effectief alcoholvolumegehalte van ten hoogste 15 % vol mits:

- dit verlaagde tarief niet meer dan 40 % lager is dan het normale nationale accijnstarief;

- dit verlaagde tarief niet lager is dan het normale nationale tarief dat wordt toegepast op de produkten van artikel 8, punt 1, en artikel 12, punt 1, van deze richtlijn.

4. De Lid-Staten mogen één enkel verlaagd tarief toepassen op de in artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EEG) nr. 4252/88 omschreven tussenprodukten.

Het verlaagde tarief

- mag onder het minimumtarief liggen, doch mag niet meer dan 50 % lager zijn dan het normale nationale accijnstarief, of

- mag niet lager zijn dan het minimumtarief dat wordt toegepast op tussenprodukten.

5. Voor tussenprodukten die verpakt zijn in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, of een overdruk hebben die teweeggebracht is door koolzuurgas in oplossing, van 3 bar of meer, mogen de Lid-Staten hetzelfde tarief toepassen als het tarief voor de produkten die onder artikel 12, punt 2, vallen, op voorwaarde dat dit tarief hoger is dan het nationale tarief voor tussenprodukten. AFDELING V ETHYLALCOHOL Toepassingsgebied

Artikel 19

1. De Lid-Staten heffen accijns op ethylalcohol overeenkomstig deze richtlijn.

2. De Lid-Staten stellen hun tarieven vast overeenkomstig Richtlijn 92/84/EEG.

Artikel 20

In deze richtlijn wordt onder "ethylalcohol" verstaan:

- alle produkten van de GN-codes 2207 en 2208 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol, ook wanneer deze produkten bestanddeel zijn van een produkt uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur;

- produkten van de GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 22 % vol;

- drinkbare gedistilleerde dranken die produkten al dan niet in oplossing bevatten. Vaststelling van de accijns

Artikel 21

De accijns op ethylalcohol wordt vastgesteld per hectoliter absolute alcohol bij 20 °C, en wordt berekend op grond van het aantal hectoliter absolute alcohol. Onverminderd artikel 22 passen de Lid-Staten hetzelfde accijnstarief toe op alle produkten die aan de accijns op ethylalcohol zijn onderworpen.

Artikel 22

1. De Lid-Staten mogen op ethylalcohol die is geproduceerd door kleine distilleerderijen, verlaagde accijnstarieven toepassen, binnen de volgende grenzen:

- het verlaagde tarief, dat onder het minimumtarief mag liggen, geldt niet voor ondernemingen die meer dan 10 hectoliter absolute alcohol per jaar produceren. Lid-Staten die op 1 januari 1992 een verlaagd tarief toepasten op ondernemingen die tussen 10 en 20 hectoliter absolute alcohol per jaar produceren, mogen dit evenwel blijven doen;

- het verlaagde tarief, mag niet meer dan 50 % lager zijn dan het normale nationale accijnstarief.

2. Voor de toepassing van verlaagde tarieven wordt onder "kleine distilleerderij" verstaan: een distilleerderij die juridisch en economisch onafhankelijk is van andere distilleerderijen en die niet onder licentie werkt.

3. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat het verlaagde tarief dat zij in voorkomend geval invoeren, gelijkelijk van toepassing is op ethylalcohol van kleine zelfstandige producenten in andere Lid-Staten die op hun grondgebied wordt geleverd.

4. De Lid-Staten mogen bepalingen vaststellen waarbij alcohol van kleine producenten voor het vrije verkeer wordt vrijgegeven zodra deze is verkregen (mits de producenten zelf geen intracommunautaire transacties verrichten), zonder aan de regelingen inzake belastingentrepots te worden onderworpen, en op forfaitaire basis definitief wordt belast.

5. De Lid-Staten mogen verlaagde accijnstarieven toepassen op produkten van GN-code 2208 met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 10 % vol.

Artikel 23

De volgende Lid-Staten mogen op onderstaande produkten verlaagde tarieven toepassen die lager mogen zijn dan het minimumtarief, doch niet meer dan 50 % onder het normale nationale tarief voor ethylalcohol mogen liggen:

1. de Franse Republiek, voor rum als omschreven in artikel 1, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1576/89 en geproduceerd van suikerriet dat is geoogst op de plaats van vervaardiging, als bedoeld in artikel 1, lid 3, onder l), van die verordening, met een gehalte aan andere vluchtige stoffen dan ethyl- en methylalcohol van ten minste 225 gram per hectoliter absolute alcohol en met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 40 % vol;

2. de Helleense Republiek, voor alcoholhoudende anijsdranken als omschreven in Verordening (EEG) nr. 1576/89 die kleurloos zijn en een suikergehalte hebben van ten hoogste 50 gram per liter en waarin ten minste 20 % van het alcoholgehalte van het eindprodukt bestaat uit alcohol gearomatiseerd door distillatie in traditionele discontinue koperen vaten met een capaciteit van ten hoogste 1 000 liter. AFDELING VI DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 24

1. De Lid-Staten behoeven niet te verlangen dat de produkten die onder deze richtlijn vallen, in belastingentrepots worden vervaardigd uit alcoholhoudende produkten die onder schorsing van de desbetreffende accijnzen worden gehouden, voor zover de accijns op de bestanddelen al van tevoren is betaald en de totale accijns op de samenstellende alcoholhoudende produkten niet minder bedraagt dan de accijns op het mengprodukt.

2. Het Koninkrijk Spanje behoeft de bereiding in de gebieden Moriles-Montilla, Tarragona, Priorato en Terra Alta, van wijn waaraan alcohol is toegevoegd zonder dat het alcoholgehalte met meer dan 1 % vol toeneemt, niet als de vervaardiging van een tussenprodukt aan te merken.

Artikel 25

De Lid-Staten mogen teruggaaf van accijns verlenen voor alcoholhoudende dranken die uit de markt zijn genomen omdat zij wegens hun staat of ouderdom ongeschikt zijn voor menselijke consumptie.

Artikel 26

De verwijzingen in deze richtlijn naar de codes van de gecombineerde nomenclatuur hebben betrekking op de versie van de gecombineerde nomenclatuur die van kracht is op de dag waarop deze richtlijn wordt vastgesteld. AFDELING VII VRIJSTELLINGEN

Artikel 27

1. De Lid-Staten verlenen voor de onder deze richtlijn vallende produkten vrijstelling van de geharmoniseerde accijns op de voorwaarden die zij vaststellen voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik:

a) wanneer zij zijn gedistribueerd in de vorm van alcohol die volledig gedenatureerd is overeenkomstig de voorschriften van een Lid-Staat, waarbij deze voorschriften naar behoren zijn gemeld en aanvaard overeenkomstig de leden 3 en 4. Voorwaarde voor deze vrijstelling is dat de bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG worden toegepast op het handelsverkeer van volledig gedenatureerde alcohol;

b) wanneer zij zowel gedenatureerd zijn overeenkomstig de voorschriften van een Lid-Staat als worden aangewend voor de vervaardiging van niet voor menselijke consumptie bestemde produkten;

c) wanneer zij gebruikt worden voor de vervaardiging van azijn van GN-code 2209;

d) wanneer zij gebruikt worden voor de vervaardiging van geneesmiddelen als omschreven in Richtlijn 65/65/EEG;

e) wanneer zij gebruikt worden voor de produktie van aroma's voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol;

f) wanneer zij rechtstreeks of als bestanddeel van een halffabrikaat worden aangewend voor de produktie van levensmiddelen, gevuld of anderszins, waarvan het alcoholgehalte niet meer bedraagt dan 8,5 liter absolute alcohol per 100 kilogram produkt voor chocola, en 5 liter absolute alcohol per 100 kilogram produkt voor andere produkten.

2. De onder deze richtlijn vallende produkten kunnen door de Lid-Staten van de geharmoniseerde accijns worden vrijgesteld op de voorwaarden die zij bepalen voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik:

a) wanneer zij als monster worden gebruikt voor analyses, noodzakelijke produktietests of wetenschappelijke doeleinden;

b) wanneer zij worden gebruikt ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek;

c) wanneer zij in ziekenhuizen en apotheken worden gebruikt voor medische doeleinden;

d) wanneer zij worden gebruikt bij produktieprocessen, mits het eindprodukt geen alcohol bevat.

e) wanneer zij worden gebruikt bij de vervaardiging van een bestanddeel waarvoor volgens deze richtlijn geen accijnzen verschuldigd zijn.

3. Vóór 1 januari 1993 en drie maanden vóór elke latere voorgenomen wijziging van de nationale wetgeving deelt elke Lid-Staat aan de Commissie, samen met alle dienstige informatie, de denatureringsmiddelen mede die hij voornemens is te gebruiken met het oog op de toepassing van lid 1, onder a). De Commissie deelt deze gegevens binnen een maand na ontvangst mede aan de andere Lid-Staten.

4. Indien binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving aan de andere Lid-Staten noch de Commissie noch een Lid-Staat om behandeling van de aangelegenheid in de Raad heeft verzocht, wordt de Raad geacht het aangemelde denatureringsprocédé te hebben toegelaten. Indien binnen de termijn bezwaar wordt aangetekend, wordt er een besluit genomen overeenkomstig de procedure van artikel 24 van Richtlijn 92/12/EEG.

5. Indien een Lid-Staat van oordeel is dat een produkt waarvoor ingevolge lid 1, onder a) of b), vrijstelling is verleend, leidt tot fraude, ontduiking of misbruik, mag hij weigeren vrijstelling te verlenen of de reeds verleende vrijstelling intrekken. De Lid-Staat stelt de Commissie hiervan onverwijld in kennis. De Commissie deelt deze kennisgeving binnen één maand na ontvangst aan de overige Lid-Staten mede. Een definitief besluit wordt vervolgens genomens volgens de procedure van artikel 24 van Richtlijn 92/12/EEG. De Lid-Staten behoeven een dergelijk besluit niet met terugwerkende kracht toe te passen.

6. Het staat de Lid-Staten vrij bovengenoemde vrijstellingen te effectueren via teruggaaf van de betaalde accijns.

Artikel 28

Het Verenigd Koninkrijk mag de vrijstellingen die het op 1 januari 1992 toepaste, blijven toepassen op de volgende produkten:

- gecontreerde moutdrank waarvan de most vóór de gisting een specifieke dichtheid van ten minste 1 200 van de oorspronkelijke dichtheid (47 ° Plato) had;

- aromatische bitters met een effectief alcoholvolumegehalte tussen 44,2 % vol en 49,2 % vol, met 1,5 tot 6 gewichtsprocenten gentiaan, kruiden en andere aromatische bestanddelen en 4 tot 10 gewichtsprocenten suiker, afgeleverd in verpakkingen met ten hoogte 0,2 liter produkt. AFDELING VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1992 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 30

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Luxemburg, 19 oktober 1992. Voor de Raad

De Voorzitter

J. COPE

(1) PB nr. C 322 van 21. 12. 1990, blz. 11. (2) PB nr. C 67 van 16. 3. 1992, blz. 165. (3) PB nr. C 96 van 18. 3. 1991, blz. 25. (4) PB nr. L 76 van 23. 3. 1992, blz. 1. (5) Zie bladzijde 29 van dit Publikatieblad.

Top