EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0046

Zaak C-46/11: Beroep ingesteld op 1 februari 2011 — Europese Commissie/Republiek Polen

PB C 103 van 2.4.2011, p. 16–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/16


Beroep ingesteld op 1 februari 2011 — Europese Commissie/Republiek Polen

(Zaak C-46/11)

2011/C 103/29

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Petrova en K. Herrmann, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Polen de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 16, lid 1, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (1), door de in deze bepaling vastgestelde voorwaarden voor de vaststelling van afwijkingen onjuist te hebben omgezet in nationaal recht;

de Republiek Polen verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie voert aan dat de Republiek Polen de in artikel 16, lid 1, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad vermelde voorwaarden voor afwijkingen van de verboden in verband met de bescherming van soorten vogels en dieren onjuist heeft omgezet in het Poolse recht.

In de eerste plaats wordt in twee verordeningen van de minister van Milieu betreffende beschermde soorten in het wild levende planten en dieren, respectievelijk in § 7, lid 1, en § 8 een algemene afwijking toegelaten van de verboden die dienen ter bescherming van soorten (zoals bijvoorbeeld het verbod van opzettelijk doden, vangen, enz.), in het kader van activiteiten die verband houden met rationele landbouw, bosbouw of visserij. Artikel 16, lid 1, van richtlijn 92/43/EEG voorziet evenwel niet in de mogelijkheid van een dergelijke afwijking.

In de tweede plaats is in artikel 52, lid 2, punt 5, van de wet betreffende natuurbescherming de mogelijkheid om af te wijken van de verplichtingen betreffende de bescherming van diersoorten „ter voorkoming van ernstige schade, in het bijzonder in landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijven” ruimer wat de werkingssfeer ervan betreft dan de in artikel 16, lid 1, sub b, van richtlijn 92/43/EEG voorziene afwijking.

In de derde plaats is de in artikel 56, lid 4, punt 2, van de wet betreffende natuurbescherming voorziene mogelijkheid om af te wijken van de verboden betreffende de bescherming van soorten wanneer dit voortvloeit „uit de noodzaak om ernstige schade voor de economie, in het bijzonder voor landbouw, bosbouw of visserij te beperken”, ruimer dan de in artikel 16, lid 1, sub b, van de habitatrichtlijn voorziene afwijking.

In de vierde plaats is het volgens de verordening van 28 september 2004 betreffende beschermde, in het wild levende diersoorten toegelaten om visotters (Lutra Lutra) die zich bevinden op het gebied van visvijvers die zijn erkend als kweekgebieden, te doden, vangen, enz., hoewel het gaat om een streng te beschermen soort in de zin van bijlage IV bij richtlijn 92/43/EEG.


(1)  PB L 206, blz. 7.


Top