EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008IP0404

Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen Resolutie van het Europees Parlement van 4 september 2008 over de situatie van Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen

PB C 295E van 4.12.2009, p. 47–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

4.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 295/47


Donderdag, 4 september 2008
Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen

P6_TA(2008)0404

Resolutie van het Europees Parlement van 4 september 2008 over de situatie van Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen

2009/C 295 E/14

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over het Midden-Oosten,

gezien de verklaring van commissaris Benita Ferrero-Waldner in het Parlement op 9 juli 2008 over de situatie van Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen,

gezien de Associatieovereenkomst EU-Israël en de resultaten van de achtste vergadering van de Associatieraad EU-Israël op 16 juni 2008,

gezien het rapport van de ad-hocdelegatie van het Parlement naar Israël en de Palestijnse gebieden (30 mei-2 juni 2008) en de conclusies daarin,

gezien de Verdragen van Genève, in het bijzonder het vierde Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd van 12 augustus 1949, en met name de artikelen 1 tot en met 12, 27, 29 tot en met de artikelen 34, 47, 49, 51, 52, 53, 59, 61 tot en met 77 en 143,

gelet op het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de VN van 1966,

gezien het jaarverslag 2007 van het Internationaal Comité van het Rode Kruis, met name het onderdeel betreffende de bezette Palestijnse gebieden,

gezien de, in de jaren 2006, 2007 en 2008 met financiële steun van de Commissie en diverse lidstaten door het Openbaar Comité tegen marteling in Israël gepubliceerde verslagen,

gezien de desbetreffende VN-resoluties over het conflict in het Midden-Oosten,

gelet op artikel 108, lid 5, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de afgelopen jaren veel terroristische aanslagen met dodelijke afloop op de burgerbevolking van Israël zijn gepleegd, en overwegende dat de Israëlische autoriteiten een aantal maatregelen hebben genomen om deze terroristische acties te voorkomen, zoals de arrestatie van verdachte Palestijnse militanten, maar dat de bestrijding van terrorisme geen rechtvaardiging is voor schendingen van het humanitair recht,

B.

overwegende dat op dit moment meer dan 11 000 Palestijnen, waaronder honderden vrouwen en kinderen, in Israëlische gevangenissen en detentiecentra worden vastgehouden, en overwegende dat het merendeel van deze gedetineerden in de bezette Palestijnse gebieden zijn gearresteerd,

C.

overwegende dat het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat door Israël is ondertekend, een kind definieert als een menselijk wezen jonger dan 18 jaar; overwegende dat Palestijnse kinderen vanaf 16 jaar op grond van de Israëlische militaire regels voor de bezette Palestijnse gebieden echter als volwassenen worden beschouwd en vaak onder niet-geëigende omstandigheden worden vastgehouden,

D.

overwegende dat de Israëlische regering op 25 augustus 2008 198 Palestijnen heeft vrijgelaten als gebaar van goede wil en wederzijdse vertrouwensvorming, en dat beide partijen verder aan het onderhandelen zijn om tot een uitgebreider akkoord over de vrijlating van andere gevangenen te komen,

E.

overwegende dat de regeringen van Israël en Libanon onlangs positieve stappen hebben gedaan in de vorm van een ruil van gevangenen tegen de stoffelijke overschotten van Israëlische soldaten,

F.

overwegende dat ongeveer duizend gevangenen in Israël worden vastgehouden op grond van „administratieve detentie-orders”, met het recht om in beroep te gaan, maar zonder in staat van beschuldiging gesteld en berecht te worden en zonder dat zij zich kunnen verdedigen; overwegende dat dergelijke „administratieve detentie-orders” jarenlang kunnen worden verlengd en dat dit in sommige gevallen ook gebeurt,

G.

overwegende dat uit mensenrechtenverslagen blijkt dat Palestijnse gevangenen worden mishandeld en gefolterd,

H.

overwegende dat het voor de overgrote meerderheid van de Palestijnse gevangenen in gevangenissen op Israëlisch grondgebied vaak onmogelijk of buitengewoon moeilijk is gebruik te maken van het bezoekrecht van hun families, ondanks dringende verzoeken van het Internationale Comité van het Rode Kruis aan Israël,

I.

overwegende dat de gevangenenkwestie zwaarwegende politieke, maatschappelijke en humanitaire implicaties heeft en dat de arrestatie van 48 leden van de Palestijnse Wetgevende Raad en van gemeenteraadsleden ernstige gevolgen voor de politieke ontwikkelingen in de bezette Palestijnse gebieden heeft; overwegende dat het zogenaamde gevangenendocument, dat in mei 2006 door gevangen Palestijnse politieke leiders van verschillende groeperingen is aangenomen, als basis heeft gediend voor nationale verzoening en de weg heeft bereid voor de samenstelling van een regering van nationale eenheid,

J.

overwegende dat de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschappen en Israël krachtens artikel 2 van de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël stoelen op eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen, die een essentieel onderdeel van deze overeenkomst vormen; overwegende dat het actieplan EU-Israël de eerbiediging van de mensenrechten en van het internationaal humanitair recht benadrukt als een van de waarden die beide partijen gemeenschappelijk hebben,

1.

is ingenomen met het recente besluit van de Israëlische regering om een aantal Palestijnse gevangenen vrij te laten, omdat dit een positief gebaar is om het gezag van de Palestijnse Autoriteit te versterken en een klimaat van wederzijds vertrouwen te scheppen;

2.

dringt erop aan dat Hamas en Israël stappen ondernemen met het oog op de onmiddellijke vrijlating van de Israëlische korporaal Gilad Shalit;

3.

benadrukt dat de kwestie van de Palestijnse gevangenen een enorme impact heeft op zowel de Palestijnse samenleving als het Israëlisch-Palestijnse conflict en is van mening dat in dit verband de vrijlating van een significant aantal Palestijnse gevangenen, alsook de onmiddellijke vrijlating van de gevangengenomen leden van de Palestijnse Wetgevende Raad, onder wie Marwan Barghouti, een positieve stap kan zijn voor het herstel van een klimaat van wederzijds vertrouwen dat noodzakelijk is om met de vredesonderhandelingen voortgang van betekenis te boeken;

4.

steunt de legitieme veiligheidsoverwegingen van Israël; is van mening dat de rechtsstaat ten volle moet worden geëerbiedigd bij de behandeling van gevangenen, daar dit een wezenlijke stap is voor een democratisch land;

5.

verzoekt Israël te garanderen dat de minimumnormen inzake detentie worden nageleefd, alle gedetineerden te berechten, een eind te maken aan de toepassing van „administratieve detentie-orders” en adequate maatregelen te treffen voor minderjarigen en het bezoekrecht van gevangenen, in volledige overeenstemming met de internationale normen, waaronder het Verdrag inzake de rechten van het kind en het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

6.

spreekt zijn bezorgdheid uit over de situatie van vrouwelijke en kwetsbare Palestijnse gevangenen, die naar verluidt worden mishandeld en geen toegang krijgen tot gezondheidszorg;

7.

verzoekt de Palestijnse Autoriteit alles in het werk te stellen om te voorkomen dat met name voormalige gevangenen, en in het bijzonder kinderen, gewelddadige of terroristische daden plegen;

8.

is van mening dat de verbetering van de betrekkingen tussen de EU en Israël moet samenhangen met en moet worden gekoppeld aan de naleving door Israël van de verplichtingen krachtens het internationaal recht;

9.

is verheugd over het besluit dat is genomen op de achtste Associatieraad EU-Israël om ter vervanging van de bestaande werkgroep Mensenrechten een volwaardige subcommissie Mensenrechten in het leven te roepen; dringt aan op uitgebreide raadpleging en volledige participatie van mensenrechtenorganisaties en niet-gouvernementele organisaties in Israël en de bezette Palestijnse gebieden bij het toezicht op de voortgang die Israël boekt bij het naleven van zijn verplichtingen krachtens het internationaal recht;

10.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Israëlische regering, de Knesset, de voorzitter van de Palestijnse Autoriteit, de Palestijnse Wetgevende Raad, de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de gezant van het Kwartet voor het Midden-Oosten, de voorzitter van de Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering, de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN en het Internationale Comité van het Rode Kruis.


Top