EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0645

Zaak T-645/21: Beroep ingesteld op 6 oktober 2021 — Bloom / Parlement en Raad

PB C 481 van 29.11.2021, p. 39–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

29.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 481/39


Beroep ingesteld op 6 oktober 2021 — Bloom / Parlement en Raad

(Zaak T-645/21)

(2021/C 481/54)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Bloom (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: C. Saynac en L. Chovet-Ballester, advocaten)

Verwerende partijen: Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Conclusies

krachtens de artikelen 256 en 263 VWEU verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van verordening (EU) 2017/1004 (PB 2021, L 247, blz. 1) gedeeltelijk nietig verklaren, met name de artikelen 17, 18 en 19 ervan;

het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

Eerste middel: niet-inachtneming van de doelstellingen van een hoog niveau van milieubescherming en van duurzame ontwikkeling. Verzoekster voert aan dat bij de artikelen 17, 18 en 19 van verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van verordening (EU) 2017/1004 (hierna: “EFMZVA-verordening”) opnieuw subsidies worden ingevoerd die schadelijk zijn voor het mariene milieu, wat in strijd is met de in de Europese wetgeving bekrachtigde doelstellingen van een hoog niveau van milieubescherming en van duurzame ontwikkeling.

Tweede middel: schending van de algemene Unierechtelijke beginselen van voorzorg en evenredigheid. Volgens verzoekster zijn de artikelen 17, 18 en 19 van de EFMZVA-verordening in strijd met het in artikel 191, lid 2, VWEU vastgelegde voorzorgsbeginsel. Voorts zijn de gevolgen van de bovengenoemde artikelen onverenigbaar met het op het gebied van visserij geldende evenredigheidsbeginsel.

Derde middel: schending van het Verdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982 inzake het recht van de zee, het Verdrag van 9 juli 2004 inzake de bescherming van het mariene milieu en de kustgebieden van de Middellandse Zee en het beginsel van uitvoering te goeder trouw van de verdragen. Verzoekster stelt dat de artikelen 17, 18 en 19 van de EFMZVA-verordening indruisen tegen de in voornoemde verdragen gestelde verplichtingen inzake bestrijding van overbevissing en instandhouding van de mariene rijkdommen. Het Parlement en de Raad hebben het beginsel van uitvoering te goeder trouw van de verdragen geschonden door de betwiste artikelen vast te stellen.


Top