Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0614

    Zaak T-614/21: Beroep ingesteld op 24 september 2021 — KPMG Advisory / Commissie

    PB C 481 van 29.11.2021, p. 35–36 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.11.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 481/35


    Beroep ingesteld op 24 september 2021 — KPMG Advisory / Commissie

    (Zaak T-614/21)

    (2021/C 481/49)

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Verzoekende partij: KPMG Advisory SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: G. Roberti, I. Perego en R. Fragale, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    i) volledige of gedeeltelijke nietigverklaring, uit hoofde van artikel 263, lid 4, VWEU, van de decision of 13th July 2021 on the exclusion of KPMG Advisory S.p.A. from participating in award procedures governed by Regulation (EU, Euratom) 2018/1046 of the European Parliament and of the Council or from being selected for implementing Union funds [Ref. Ares(2021)4544873], waarvan is kennisgegeven op 14 juli 2021(bestreden besluit);

    ii) subsidiair, nietigverklaring of verlaging, uit hoofde van artikel 261 VWEU en artikel 143, lid 9, van het Financieel Reglement van 2018, van de sanctie van uitsluiting en/of nietigverklaring van de sanctie van publicatie die bij het bestreden besluit zijn opgelegd;

    iii) in voorkomend geval, verklaring van onrechtmatigheid, uit hoofde van artikel 277 VWEU, van artikel 73, lid 3, van verordening nr. 2018/1046 (1) en/of van artikel 146, lid 6, van verordening 2018/1046;

    iv) in elk geval, verwijzing van de Commissie in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel: schending van wezenlijke vormvoorschriften en van het beginsel van collegialiteit.

    In dit verband wordt betoogd dat het besluit gebrekkig is wegens schending van wezenlijke vormvoorschriften en het collegialiteitsbeginsel, aangezien het niet door de Commissie is vastgesteld maar door de directeur-generaal, hetgeen in strijd is met de regels inzake delegatie zoals opgenomen in de artikelen 1 en 14 van het reglement van orde van de Commissie.

    Voorts wordt gesteld dat artikel 73, lid 3, van verordening 2018/1046 onrechtmatig is.

    2.

    Tweede middel: schending van de rechten van de verdediging en van het fundamentele recht op behoorlijk bestuur.

    Betoogd wordt dat het bestreden besluit gebrekkig is omdat verzoekster niet in de gelegenheid is gesteld om volledig gebruik te maken van haar recht op hoor en wederhoor, met name voor de ordonnateur die verantwoordelijk is voor de vaststelling van het besluit.

    Ook is er sprake van niet-nakoming van de verplichting van een onpartijdig en zorgvuldig onderzoek, zoals neergelegd in artikel 41 van het Handvest.

    Voorts werpt verzoekster een exceptie van onrechtmatigheid van verordening 2018/1046 op.

    3.

    Derde middel: schending van artikel 106, lid 1, van het Financieel Reglement van 2015 (2) en van artikel 136, lid 2, van verordening 2018/1046; beoordelingsfout en gebrek aan motivering.

    In dit verband wordt betoogd dat het besluit gebrekkig is omdat de ordonnateur in het besluit, in het licht van alle relevante elementen, het eventuele bestaan van een ernstige beroepsfout had moeten onderzoeken, beoordelen en motiveren.

    4.

    Vierde middel, schending van artikel 136, leden 6 en 7, van verordening 2018/1046; beoordelingsfout en gebrek aan motivering.

    Dienaangaande wordt betoogd dat het besluit gebrekkig is, aangezien de ordonnateur, wegens het ontbreken van onderzoek en een beoordelingsfout, zich op het standpunt heeft gesteld dat de corrigerende maatregelen die verzoekster uit hoofde van artikel 136, leden 6 en 7, van verordening 2018/1046 had getroffen, niet adequaat waren.

    5.

    Vijfde middel: verjaring van de bevoegdheid tot uitsluiting van een ondernemer op grond van artikel 136 van verordening 2018/1046 en schending van het evenredigheidsbeginsel.

    Betoogd wordt dat de bevoegdheid van de ordonnateur om verzoekster uit te sluiten en de bekendmaking daarvan te gelasten verjaard is.

    De uitsluiting en de bekendmaking daarvan zijn in strijd met het evenredigheidsbeginsel.


    (1)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB 2018, L 193, blz. 1).

    (2)  Verordening (EU, Euratom) 2015/1929 van het Europees Parlement en de Raad van 28 oktober 2015 tot wijziging van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB 2015, L 286, blz. 1).


    Top