Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0712

Zaak C-712/19: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 25 februari 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo — Spanje) — Novo Banco SA / Junta de Andalucía [Prejudiciële verwijzing – Vrijheid van vestiging – Vrij verkeer van kapitaal – Fiscale bepalingen – Belasting op de door kredietinstellingen aangehouden deposito’s van cliënten – Belastingaftrekken die uitsluitend worden toegekend aan kredietinstellingen met hoofdzetel of agentschappen op het grondgebied van de autonome regio Andalusië – Belastingaftrekken die uitsluitend worden toegekend voor investeringen in projecten in die autonome regio – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 401 – Verbod om andere nationale belastingen met het karakter van een omzetbelasting te heffen – Begrip “omzetbelasting” – Wezenlijke kenmerken van de btw – Geen]

PB C 138 van 19.4.2021, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 138/8


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 25 februari 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo — Spanje) — Novo Banco SA / Junta de Andalucía

(Zaak C-712/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Vrijheid van vestiging - Vrij verkeer van kapitaal - Fiscale bepalingen - Belasting op de door kredietinstellingen aangehouden deposito’s van cliënten - Belastingaftrekken die uitsluitend worden toegekend aan kredietinstellingen met hoofdzetel of agentschappen op het grondgebied van de autonome regio Andalusië - Belastingaftrekken die uitsluitend worden toegekend voor investeringen in projecten in die autonome regio - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 401 - Verbod om andere nationale belastingen met het karakter van een omzetbelasting te heffen - Begrip “omzetbelasting” - Wezenlijke kenmerken van de btw - Geen)

(2021/C 138/10)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Supremo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Novo Banco SA

Verwerende partij: Junta de Andalucía

Dictum

1)

De in artikel 49 VWEU neergelegde vrijheid van vestiging moet aldus worden uitgelegd dat zij, in het geval van aftrekken die in mindering worden gebracht van het brutobedrag van een belasting op deposito’s van cliënten van kredietinstellingen met hoofdzetel of agentschappen op het grondgebied van een regio van een lidstaat,

zich ertegen verzet dat er op het brutobedrag van die belasting een aftrek van 200 000 EUR in mindering wordt gebracht ten gunste van kredietinstellingen die hun hoofdzetel op het grondgebied van die regio hebben;

zich niet ertegen verzet dat er op het brutobedrag van die belasting aftrekken van 5 000 EUR in mindering worden gebracht per op het grondgebied van die regio gevestigd agentschap, waarbij dit bedrag wordt verhoogd tot 7 500 EUR voor elk agentschap dat is gelegen in een gemeente met minder dan 2 000 inwoners, tenzij deze aftrekken de facto leiden tot niet te rechtvaardigen discriminatie op grond van de plaats van de zetel van de betrokken kredietinstellingen, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan.

Artikel 63, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het, in geval van een belasting op deposito’s van cliënten van kredietinstellingen die hun hoofdzetel of agentschappen op het grondgebied van een regio van een lidstaat hebben, zich ertegen verzet dat het bedrag aan kredieten, leningen, en investeringen die zijn bestemd voor projecten in die regio wordt afgetrokken van het brutobedrag van die belasting, voor zover met deze aftrekken een zuiver economisch doel wordt nagestreefd.

2)

Artikel 401 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling tot invoering van een belasting die door kredietinstellingen verschuldigd is wegens het aanhouden van cliëntendeposito’s waarvan de grondslag overeenkomt met het rekenkundig gemiddelde van het driemaandelijkse saldo van die deposito’s en die de belastingplichtige niet aan derden mag doorrekenen.


(1)  PB C 423 van 16.12.2019.


Top