Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CN0358

    Zaak C-358/18 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 juni 2018 door de Republiek Polen tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 15 maart 2018 in zaak T-507/15, Polen/Commissie

    PB C 276 van 6.8.2018, p. 25–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    201807200352013422018/C 276/343582018CJC27620180806NL01NLINFO_JUDICIAL20180601252731

    Zaak C-358/18 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 juni 2018 door de Republiek Polen tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 15 maart 2018 in zaak T-507/15, Polen/Commissie

    Top

    C2762018NL2510120180601NL0034251273

    Hogere voorziening ingesteld op 1 juni 2018 door de Republiek Polen tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 15 maart 2018 in zaak T-507/15, Polen/Commissie

    (Zaak C-358/18 P)

    2018/C 276/34Procestaal: Pools

    Partijen

    Rekwirante: Republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna, gemachtigde)

    Andere partij in de procedure: Europese Commissie

    Conclusies

    vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 15 maart 2018 in zaak T-507/15, Polen/Commissie, voor zover bij dit arrest de hiernavolgende middelen van het beroep tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1119 van de Commissie van 22 juni 2015 [kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 4076] houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) ( 1 ) zijn afgewezen:

    a)

    tweede onderdeel van het eerste middel betreffende de doelmatigheid van de controles ter plaatse vóór toekenning van de voorlopige erkenning van producentengroeperingen, en

    b)

    tweede onderdeel van het tweede middel betreffende de beoordeling van het risico van schade voor het fonds en de hoogte van de forfaitaire correctie met betrekking tot de uitgaven in het kader van de maatregel „Groenten en fruit — Voorlopig erkende producentengroeperingen”;

    nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1119 van de Commissie van 22 juni 2015 [kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 4076] houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), voor zover daarbij een bedrag van 55375053,74 EUR, uitgegeven door een door de Republiek Polen erkend betaalorgaan, aan financiering van de Europese Unie wordt onttrokken;

    verwijzing van de Europese Commissie in de kosten van beide instanties.

    Middelen en voornaamste argumenten

    In het bestreden arrest heeft het Gerecht het beroep van de Republiek Polen verworpen waarbij zij had verzocht tot nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie houdende onttrekking aan EU-financiering van een bedrag van 142446,05 EUR en 55375053,74 EUR, uitgegeven door een door de Republiek Polen erkend betaalorgaan in het kader van de maatregelen „Groenten en fruit — Operationele programma’s” en „Groenten en fruit — Voorlopig erkende producentengroeperingen”.

    De Commissie heeft de Republiek Polen op drie punten tekortkomingen bij de uitgave van deze middelen verweten. Ten eerste hadden die tekortkomingen betrekking op de controles ter plaatse of de producentenorganisaties aan de criteria voor de erkenning voldeden (hoeveelheid controles); ten tweede op de controles ter plaatse vóór de toekenning van de voorlopige erkenning voor producentengroeperingen of erkenning voor producentenorganisaties; ten derde op de steun betaald aan producentenorganisaties uit hoofde van de kosten van zaaigoed in het kader van operationele programma’s.

    De tweede van de hierboven genoemde punten berustte erop dat de Poolse autoriteiten vóór de voorlopige erkenning als producentengroepering of erkenning als producentenorganisatie niet hebben gecontroleerd of zij de vereiste minimumwaarde van verkochte productie hebben gehaald, een fundamenteel criterium voor de erkenning. Volgens de Commissie waren de controles ter plaatse door de Poolse autoriteiten op dit punt ondoelmatig. Deze controles speelden volgens de Commissie een sleutelrol en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen waren de grond voor een forfaitaire correctie van 10 % van de uitgaven voor zowel de maatregel „Groenten en fruit — Operationele programma’s” als „Groenten en fruit — Voorlopig erkende producentengroeperingen”.

    De Republiek Polen voert de volgende middelen aan tegen het bestreden arrest.

    1.

    Kennelijk onjuiste opvatting van de feiten:

    de vaststellingen van onregelmatigheden bij de controles van producentenorganisaties vóór hun erkenning zijn betrokken op de controles van producentengroeperingen vóór de voorlopige erkenning;

    de vaststelling dat de controles van producentengroeperingen vóór de voorlopige erkenning ondoelmatig waren, is in strijd met het standpunt van de Commissie van 1 maart 2001, waarin de doelmatigheid van die controles werd bevestigd.

    In verband met dit middel voert de Republiek Polen ten eerste aan dat het Gerecht op ontoelaatbare wijze de vaststellingen over onregelmatigheden bij de controles van producentenorganisaties vóór hun erkenning, te weten Vegapol en Zrzeszenie Plantatorów Owoców i Warzyw w Łowiczu, heeft betrokken op de beoordeling van de doelmatigheid van de controles van de producentengroeperingen vóór hun voorlopige erkenning. Bovendien wijst de Republiek Polen erop dat het Gerecht kennelijk de feiten onjuist heeft opgevat bij de beoordeling van de door de Republiek Polen aangevoerde strijdigheid van de brief van de Commissie van 1 maart 2011, waarbij de doelmatigheid van de controles door de Poolse autoriteiten vóór de voorlopige erkenning van de producentengroeperingen is bevestigd, met de brief van 24 februari 2014, waarin de Commissie de Republiek Polen tekortkomingen op dit punt verwijt. Bovenstaande onjuiste opvattingen hebben het Gerecht gebracht tot volkomen onjuiste slotsommen over de ondoelmatigheid van de controles van de producentengroeperingen voordat hun de voorlopige erkenning is toegekend.

    2.

    Schending van het recht op een doeltreffende rechterlijke toetsing op het gebied van de hoogte van de door de Commissie opgelegde forfaitaire correctie.

    In verband met dit middel voert de Republiek Polen aan dat het Gerecht geen rechterlijke toetsing heeft doorgevoerd op het gebied van de regelmatigheid van de vaststelling door de Commissie van de hoogte van de forfaitaire correctie voor de maatregel „Groenten en fruit — Voorlopig erkende producentengroeperingen”. De Republiek Polen voert inzonderheid aan dat het Gerecht uitsluitend heeft getoetst of de litigieuze controles sleutelcontroles waren in de zin van de richtsnoeren van 23 december 1997 betreffende de geraamde financiële gevolgen ten tijde van de voorbereiding van het besluit over de goedkeuring van de rekeningen van de afdeling Garantie van het EOGFL (VI/5330/97-PL). Het Gerecht heeft verzuimd alle overige elementen te onderzoeken die de Commissie in aanmerking moet nemen bij de inschatting van het risico van schade voor de begroting van de Unie en de bepaling van de hoogte van de correctie.

    3.

    Ontoereikende motivering van het arrest, voor zover het Gerecht heeft geoordeeld dat de Commissie:

    aannemelijk heeft gemaakt dat zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij de controles van de producentengroeperingen vóór hun voorlopige erkenning, en

    de hoogte van de forfaitaire correctie regelmatig was.

    In verband met dit middel voert de Republiek Polen aan dat het arrest ontoereikend is gemotiveerd, ten eerste, voor zover het Gerecht heeft geoordeeld dat de controles van de producentengroeperingen vóór hun voorlopige erkenning ondoelmatig waren, en ten tweede, voor zover het Gerecht heeft geoordeeld dat de hoogte van de financiële correctie, namelijk 10 % voor de maatregel „Groenten en fruit — Voorlopig erkende producentengroeperingen”, regelmatig was.


    ( 1 ) PB L 182, blz. 39.

    Top