Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CA0191

Zaak C-191/16: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 10 april 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Berlin — Duitsland) — Romano Pisciotti / Bundesrepublik Deutschland (Prejudiciële verwijzing — Burgerschap van de Unie — Artikelen 18 en 21 VWEU — Uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika van een onderdaan van een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer — Uitleveringsovereenkomst tussen de Europese Unie en die derde staat — Werkingssfeer van het Unierecht — Verbod van uitlevering dat alleen wordt toegepast wanneer het eigen onderdanen betreft — Beperking van het vrije verkeer — Rechtvaardiging op grond van de voorkoming van straffeloosheid — Evenredigheid — Op de hoogte brengen van de lidstaat van herkomst van de burger van de Unie)

PB C 200 van 11.6.2018, p. 2–2 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

201805250031897132018/C 200/021912016CJC20020180611NL01NLINFO_JUDICIAL201804102211

Zaak C-191/16: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 10 april 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Berlin — Duitsland) — Romano Pisciotti / Bundesrepublik Deutschland (Prejudiciële verwijzing — Burgerschap van de Unie — Artikelen 18 en 21 VWEU — Uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika van een onderdaan van een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer — Uitleveringsovereenkomst tussen de Europese Unie en die derde staat — Werkingssfeer van het Unierecht — Verbod van uitlevering dat alleen wordt toegepast wanneer het eigen onderdanen betreft — Beperking van het vrije verkeer — Rechtvaardiging op grond van de voorkoming van straffeloosheid — Evenredigheid — Op de hoogte brengen van de lidstaat van herkomst van de burger van de Unie)

Top

C2002018NL210120180410NL00022121

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 10 april 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Berlin — Duitsland) — Romano Pisciotti / Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-191/16) ( 1 )

„(Prejudiciële verwijzing — Burgerschap van de Unie — Artikelen 18 en 21 VWEU — Uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika van een onderdaan van een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer — Uitleveringsovereenkomst tussen de Europese Unie en die derde staat — Werkingssfeer van het Unierecht — Verbod van uitlevering dat alleen wordt toegepast wanneer het eigen onderdanen betreft — Beperking van het vrije verkeer — Rechtvaardiging op grond van de voorkoming van straffeloosheid — Evenredigheid — Op de hoogte brengen van de lidstaat van herkomst van de burger van de Unie)”

2018/C 200/02Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Berlin

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Romano Pisciotti

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland

Dictum

1)

Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat in een geval als in het hoofdgeding, waarin een burger van de Unie die het voorwerp is geweest van een verzoek tot uitlevering naar de Verenigde Staten van Amerika, in een andere lidstaat dan die waarvan hij onderdaan is, is aangehouden met het oog op de eventuele uitvoering van dat verzoek, de situatie van die burger binnen de werkingssfeer van dat recht valt, aangezien die burger heeft gebruikgemaakt van zijn recht om vrij in de Europese Unie te reizen en dit uitleveringsverzoek is ingediend in het kader van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika van 25 juni 2003.

2)

In een geval als in het hoofdgeding, waarin een burger van de Unie die het voorwerp is geweest van een verzoek tot uitlevering naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika van 25 juni 2003, in een andere lidstaat dan die waarvan hij onderdaan is, is aangehouden met het oog op de eventuele uitvoering van dat verzoek, moeten de artikelen 18 en 21 VWEU aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzetten dat de aangezochte lidstaat op basis van een grondwettelijke norm onderscheid maakt tussen zijn eigen onderdanen en de onderdanen van andere lidstaten en dat hij die uitlevering toestaat, terwijl hij de uitlevering van zijn eigen onderdanen niet toestaat, voor zover hij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan die burger onderdaan is, vooraf in de gelegenheid heeft gesteld om op grond van een Europees aanhoudingsbevel om de overlevering van die burger te verzoeken en deze laatste lidstaat geen maatregelen in die zin heeft genomen.


( 1 ) PB C 270 van 25.7.2016.

Top