EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0016

Zaak C-16/15: Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 14 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Contencioso-Administrativo n° 4 de Madrid — Spanje) — María Elena Pérez López/Servicio Madrileño de Salud (Comunidad de Madrid) (Prejudiciële verwijzing — Sociale politiek — Richtlijn 1999/70/EG — Raamovereenkomst EVV, Unice en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Clausules 3 tot en met 5 — Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de openbare gezondheidszorg — Maatregelen ter voorkoming van misbruik van opeenvolgende arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd — Sancties — Omzetting van de arbeidsverhouding — Recht op een vergoeding)

PB C 419 van 14.11.2016, p. 12–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 419/12


Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 14 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Contencioso-Administrativo no 4 de Madrid — Spanje) — María Elena Pérez López/Servicio Madrileño de Salud (Comunidad de Madrid)

(Zaak C-16/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Richtlijn 1999/70/EG - Raamovereenkomst EVV, Unice en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Clausules 3 tot en met 5 - Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de openbare gezondheidszorg - Maatregelen ter voorkoming van misbruik van opeenvolgende arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd - Sancties - Omzetting van de arbeidsverhouding - Recht op een vergoeding))

(2016/C 419/14)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de lo Contencioso-Administrativo no 4 de Madrid

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: María Elena Pérez López

Verwerende partij: Servicio Madrileño de Salud (Comunidad de Madrid)

Dictum

1)

Clausule 5, lid 1, onder a), van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat deze clausule zich ertegen verzet dat een nationale regeling als in het hoofdgeding door de overheidsinstanties van de betrokken lidstaat aldus wordt toegepast dat:

de verlenging van opeenvolgende aanstellingen voor bepaalde tijd in de openbare gezondheidszorg wordt geacht om „objectieve redenen” in de zin van de clausule gerechtvaardigd te zijn op de grond dat die aanstellingen zijn gebaseerd op wettelijke bepalingen op grond waarvan verlenging mogelijk is om bepaalde werkzaamheden van tijdelijke, conjuncturele of buitengewone aard te verrichten, terwijl het in werkelijkheid gaat om permanente en blijvende behoeften;

er op de bevoegde overheidsinstantie geen verplichting rust om structurele arbeidsplaatsen te creëren en daarmee een einde te maken aan de aanstelling van statutair personeel op oproepbasis, en de bevoegde overheidsinstantie gecreëerde structurele arbeidsplaatsen kan invullen door statutair personeel ad interim aan te stellen, zodat de precaire situatie van de werknemers blijft bestaan, ofschoon de betrokken staat in de zorg een structureel tekort aan arbeidsplaatsen voor personeel in vaste dienst kent.

2)

Clausule 5 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70, moet aldus worden uitgelegd dat deze clausule zich in beginsel niet verzet tegen een nationale wettelijke regeling die voorschrijft dat het dienstverband eindigt op de bij de aanstelling voor bepaalde tijd aangegeven datum en dat de eindafrekening plaatsvindt, onverminderd een eventuele nieuwe aanstelling, mits die wettelijke regeling niet afdoet aan het doel of het nuttig effect van de raamovereenkomst, hetgeen ter beoordeling van de verwijzende rechter staat.

3)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om de vierde vraag van de Juzgado de lo Contencioso-Administrativo no 4 de Madrid (bestuursrechtbank nr. 4 te Madrid, Spanje) te beantwoorden.


(1)  PB C 96 van 23.3.2015.


Top