Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CA0092

    Zaak C-92/11: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 21 maart 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — RWE Vertrieb AG/Verbraucherzentrale Nordrhein-Westfalen eV (Richtlijn 2003/55/EG — Interne markt voor aardgas — Richtlijn 93/13/EEG — Artikel 1, lid 2, en artikelen 3 tot en met 5 — Overeenkomsten tussen verkopers en consumenten — Algemene voorwaarden — Oneerlijke bedingen — Eenzijdige wijziging, door verkoper, van prijs van dienst — Verwijzing naar dwingende regeling die is opgesteld voor andere categorie van consumenten — Toepasselijkheid van richtlijn 93/13/EEG — Verplichting tot duidelijke en begrijpelijke formulering en transparantieplicht)

    PB C 156 van 1.6.2013, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    1.6.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 156/3


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 21 maart 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — RWE Vertrieb AG/Verbraucherzentrale Nordrhein-Westfalen eV

    (Zaak C-92/11) (1)

    (Richtlijn 2003/55/EG - Interne markt voor aardgas - Richtlijn 93/13/EEG - Artikel 1, lid 2, en artikelen 3 tot en met 5 - Overeenkomsten tussen verkopers en consumenten - Algemene voorwaarden - Oneerlijke bedingen - Eenzijdige wijziging, door verkoper, van prijs van dienst - Verwijzing naar dwingende regeling die is opgesteld voor andere categorie van consumenten - Toepasselijkheid van richtlijn 93/13/EEG - Verplichting tot duidelijke en begrijpelijke formulering en transparantieplicht)

    2013/C 156/04

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Bundesgerichtshof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: RWE Vertrieb AG

    Verwerende partij: Verbraucherzentrale Nordrhein-Westfalen eV

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesgerichtshof — Uitlegging van artikel 1, lid 2, en, junctis de punten 1, sub j, en 2, sub b, tweede volzin, van de bijlage, van de artikelen 3 en 5 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29) — Uitlegging van artikel 3, lid 3, juncto bijlage A, sub b en c, van richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG (PB L 176, blz. 57) — Beding waarbij professionele leveranciers het recht wordt verleend de prijs van de dienst te wijzigen door te verwijzen naar een dwingende regeling die voor een andere categorie van consumenten bedoeld is — Toepasselijkheid van richtlijn 93/13/EG — Vereisten betreffende de verplichting tot duidelijke en begrijpelijk formulering en betreffende de transparantieverplichting

    Dictum

    1)

    Artikel 1, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat deze richtlijn van toepassing is op de bedingen van algemene voorwaarden die zijn opgenomen in tussen een verkoper en een consument gesloten overeenkomsten waarin een voor een andere categorie overeenkomsten geldende regel van nationaal recht is overgenomen, en die niet aan de betrokken nationale regeling zijn onderworpen.

    2)

    De artikelen 3 en 5 van richtlijn 93/13, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 3, van richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG, moeten aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling of een standaardbeding waarin een leverancier zich het recht voorbehoudt om de gasprijs te wijzigen, beantwoordt aan de in deze bepalingen gestelde eisen van goede trouw, evenwicht en transparantie, wezenlijk belang moet worden gehecht aan met name:

    de vraag of in de overeenkomst de reden voor en de wijze van aanpassing van deze prijs transparant worden toegelicht, zodat de consument aan de hand van duidelijke en begrijpelijke criteria eventuele wijzigingen van deze prijs kan voorzien. Wanneer vóór sluiting van de overeenkomst daarover geen informatie is verstrekt, kan dit in beginsel niet worden goedgemaakt enkel door het feit dat de consumenten in de loop van de uitvoering van de overeenkomst redelijke tijd vooraf zullen worden geïnformeerd over de prijsaanpassing en hun opzeggingsrecht mochten zij deze aanpassing niet wensen te aanvaarden, en

    de vraag of de consument in concreto daadwerkelijk zijn opzeggingsrecht kan uitoefenen.

    Het is de taak van de verwijzende rechter om bij deze beoordeling rekening te houden met alle omstandigheden van het concrete geval, daaronder begrepen alle bedingen van de algemene voorwaarden van de consumentenovereenkomsten waarvan het omstreden beding deel uitmaakt.


    (1)  PB C 211 van 16.7.2011.


    Top