Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CA0052

    Zaak C-52/09: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 17 februari 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Stockholms tingsrätt — Zweden) — Konkurrensverket/TeliaSonera AB (Prejudiciële verwijzing — Artikel 102 VWEU — Misbruik van machtspositie — Door telecommunicatieonderneming toegepaste prijzen — ADSL-diensten op intermediair niveau — Breedbandtoegangsdiensten voor eindgebruikers — Uitholling van marges van concurrenten of prijssqueeze)

    PB C 103 van 2.4.2011, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.4.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 103/3


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 17 februari 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Stockholms tingsrätt — Zweden) — Konkurrensverket/TeliaSonera AB

    (Zaak C-52/09) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Artikel 102 VWEU - Misbruik van machtspositie - Door telecommunicatieonderneming toegepaste prijzen - ADSL-diensten op intermediair niveau - Breedbandtoegangsdiensten voor eindgebruikers - Uitholling van marges van concurrenten of prijssqueeze)

    2011/C 103/03

    Procestaal: Zweeds

    Verwijzende rechter

    Stockholms tingsrätt

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Konkurrensverket

    Verwerende partij: TeliaSonera AB

    In tegenwoordigheid van: Tele2 Sverige AB

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Stockholms tingsrätt — Uitlegging van artikel 82 EG — Uitholling van marges — Voor ADSL-toegang toegepaste prijzen door een telecommunicatieonderneming die voorheen een traditionele monopoliehouder was — Verschil tussen de prijzen die de onderneming in het segment groothandel voor ADSL-toegang aanrekent aan intermediaire ondernemingen en de door de onderneming voor consumenten toegepaste tarieven voor ADSL-toegang, dat onvoldoende groot is om de extra kosten te dekken die de onderneming zelf draagt voor de verrichting van deze retaildiensten

    Dictum

    Van misbruik in de zin van artikel 102 VWEU kan sprake zijn, wanneer een verticaal geïntegreerde onderneming met een machtspositie op de groothandelsmarkt voor intermediaire ADSL-diensten, zonder enige objectieve rechtvaardiging een tariefpraktijk toepast waarbij het verschil tussen de op deze markt gehanteerde prijzen en de prijzen op de retailmarkt voor breedbandtoegangsdiensten voor eindgebruikers onvoldoende groot is om de specifieke kosten te dekken die deze onderneming dient te dragen om toegang te krijgen tot deze laatste markt.

    Bij de beoordeling of een dergelijke praktijk misbruik oplevert, moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het concrete geval. In het bijzonder:

    moet in beginsel in eerste instantie rekening worden gehouden met de prijzen en de kosten van de betrokken onderneming op de markt voor retaildiensten. Slechts wanneer het, gelet op de omstandigheden, onmogelijk is zich op die prijzen en kosten te baseren, moeten de prijzen en kosten van de concurrenten op deze markt worden onderzocht, en

    moet worden aangetoond dat deze praktijk, gelet op met name de onmisbaarheid van het groothandelsproduct, een althans potentieel mededingingsbelemmerend effect heeft op de retailmarkt, zonder dat daarvoor enige economische rechtvaardiging bestaat.

    Bij een dergelijke beoordeling zijn de volgende factoren in beginsel irrelevant:

    de omstandigheid dat de betrokken onderneming geen wettelijke verplichting heeft om op de groothandelsmarkt waarop zij een machtspositie inneemt intermediaire ADSL-diensten aan te bieden;

    de sterkte van de machtspositie van deze onderneming op die markt;

    de omstandigheid dat deze onderneming daarnaast niet ook nog een machtspositie inneemt op de retailmarkt voor breedbandtoegangsdiensten voor eindgebruikers;

    de omstandigheid of de tariefpraktijk wordt toegepast op nieuwe dan wel op bestaande klanten van de betrokken onderneming;

    de onmogelijkheid voor de onderneming met een machtspositie om haar eventuele verliezen als gevolg van een dergelijke tariefpraktijk weer goed te maken, en

    de ontwikkelingsgraad van de betrokken markten en de aanwezigheid daarop van een nieuwe technologie die zeer zware investeringen vereist.


    (1)  PB C 90 van 18.4.2009.


    Top