Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017IE1072

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de sleutelrol van handel en investeringen bij het nastreven en verwezenlijken van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (initiatiefadvies)

    PB C 129 van 11.4.2018, p. 27–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.4.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 129/27


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de sleutelrol van handel en investeringen bij het nastreven en verwezenlijken van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling

    (initiatiefadvies)

    (2018/C 129/05)

    Rapporteur:

    Jonathan PEEL (UK-I)

    Corapporteur:

    Christophe QUAREZ (FR-II)

    Besluit van de voltallige vergadering

    26.1.2017

    Rechtsgrondslag

    Artikel 29, lid 2, van het reglement van orde

     

    Initiatiefadvies

    Bevoegde afdeling

    REX

    Goedkeuring door de afdeling

    7.11.2017

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    7.12.2017

    Zitting nr.

    530

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    163/0/1

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het nastreven en verwezenlijken van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals, SDG’s) wordt beschouwd als mondiale topprioriteit. Om de streefdatum van 2030 te halen is het essentieel om vanaf nu het momentum vast te houden.

    1.1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) denkt dat de SDG’s en de overeenkomst van Parijs (CoP21) (1) de mondiale handelsagenda fundamenteel zullen veranderen, vooral wat de handel in industrie- en landbouwproducten betreft. De realisatie van deze ingrijpende afspraken moet de rode draad vormen in alle toekomstige handelsbesprekingen van de EU.

    1.2.

    De EU is bij uitstek geschikt om de uitvoering van de SDG’s vooruit te helpen. Ze beschikt over de geloofwaardigheid om een brug te kunnen slaan tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Ze dient meer prioriteit te geven aan de uitwerking van het beleid waarvan de Europese Commissie de contouren heeft geschetst in haar mededeling „Volgende stappen” (2), en zich meer te richten op de volledige integratie van de SDG’s in het Europese beleidskader en de huidige prioriteiten van de Commissie, indien nodig in samenwerking met de lidstaten.

    1.2.1.

    Het EESC wijst erop dat de EU daartoe op grond van het Verdrag van Lissabon verplicht is (3). Bij de verwezenlijking en bevordering van de SDG’s en het promoten van de Europese waarden overal ter wereld zouden sterke synergie-effecten moeten ontstaan.

    1.3.

    In de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (Millennium Development Goals, MDG’s) werd handel slechts eenmaal specifiek genoemd (4), maar in de SDG’s gebeurt dat negen maal. Het EESC dringt er bij de EU op aan om niet alleen directe maatregelen te nemen om de SDG’s te realiseren, maar ook om een „SDG-vriendelijk” handels- en investeringsbeleid te voeren. Er zijn veel manieren waarop handel en investeringen een positieve (soms indirecte) bijdrage aan het bereiken van de SDG’s kunnen leveren.

    1.4.

    Een specifieke doelstelling in het kader van SDG 17 (het wereldwijde partnerschap voor duurzame ontwikkeling nieuw leven inblazen) is een universele, op regels gebaseerde, open, niet-discriminerende en eerlijke multilaterale handelsregeling in het kader van de WTO. De EU benadrukt al sinds lange tijd het belang van multilateralisme en de sleutelrol van de WTO en moet zich actief daarvoor blijven inzetten.

    1.5.

    Aangezien de SDG’s niet juridisch bindend zijn en geen mechanisme voor de beslechting van geschillen kennen, moet de EU via haar eigen beleid en acties werken aan de realisering ervan.

    1.5.1.

    Het EESC is ingenomen met het voornemen van de EU om jaarlijks updates te geven, maar blijft bezorgd dat zij vaak liever lijkt te willen laten zien hoe bestaand beleid samenvalt met de SDG’s en die overlapt dan dat ze maximale synergie wil creëren door haar beleid te focussen en aan te passen. Een doelgerichtere aanpak van de EU om de SDG’s te bereiken zou meer opleveren.

    1.5.2.

    Het EESC meent dat de EU zich op een aantal belangrijke beleidsterreinen moet inspannen voor volledige synergie met de SDG’s, bijvoorbeeld ten aanzien van de vernieuwing van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou tussen de EU en de ACS-landen en de Europese interactie met deze regio’s in het algemeen. Daarbij zou specifiek plaats moeten worden ingeruimd voor doelgerichte capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de implementatie van de handelsfacilitatieovereenkomst en de bredere gezamenlijke „hulp voor handel”-strategie van de EU en de lidstaten. Die strategie vormt een essentiële bijdrage aan en een fundamenteel onderdeel van het WTO-initiatief Hulp voor Handel, dat is opgezet ter versterking van de capaciteit van ontwikkelingslanden om de mogelijkheden van handelsovereenkomsten te benutten. Belangrijk zal zijn dat de bijdrage aan de zesde mondiale evaluatie van de WTO gericht wordt op de SDG’s.

    1.5.3.

    Ook zou specifiekere steun moeten worden verleend voor de inzet van handel als instrument om regionale integratie én de SDG’s te bevorderen, met name in de regio’s waarmee nog geen economische partnerschapsovereenkomsten zijn gesloten, hoewel die overeenkomsten hun eerdere verwachtingen nog niet volledig waarmaken.

    1.5.4.

    Voorts zou de EU moeten streven naar meer synergie tussen enerzijds de 27 voor het SAP plus-programma relevante verdragen betreffende fundamentele rechten, en anderzijds de SDG’s, voor zover haar bevoegdheden dat toelaten.

    1.6.

    Het EESC dringt er bovendien bij de EU op aan om in haar bilaterale betrekkingen waar mogelijk het bereiken van de SDG’s te bevorderen. Een goed voorbeeld in dit verband zijn de besprekingen met China over zijn „Eén gordel, één route”-initiatief, waarvan de implementatie zou moeten bijdragen aan de realisering van de VN-agenda voor 2030 en de SDG’s, zoals tijdens het laatste rondetafeloverleg tussen de EU en China werd onderstreept (5).

    1.7.

    Het EESC benadrukt dat verantwoord ondernemingsgedrag van groot belang is voor de realisering van de SDG’s. Voor het bedrijfsleven zal in dit verband een cruciale en omvangrijke rol zijn weggelegd: de VN-commissie voor handel en ontwikkeling (Unctad) schat (6) dat 2,5biljoen USD per jaar extra nodig is om de SDG’s te bereiken en van het bedrijfsleven wordt verwacht dat het een derde daarvan bijdraagt. Veel ondernemingen hebben al duurzame-ontwikkelingsstrategieën, maar alle bedrijven moeten worden aangespoord om de verantwoordelijkheid te nemen voor hun maatschappelijke impact door zorgvuldig onderzoek te doen naar risico’s die met hun optreden gepaard kunnen gaan. Het EESC wijst erop dat het mobiliseren van middelen ook wordt vergemakkelijkt door internationaal belastingbeleid ter ondersteuning van investeringen voor de uitvoering van de SDG’s (7).

    1.8.

    SDG 17 vermeldt specifiek dat een succesvolle duurzame-ontwikkelingsagenda partnerschappen vereist tussen overheden, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Het EESC pleit er daarom voor dat alle toekomstige EU-onderhandelingsmandaten voor hoofdstukken handel en duurzame ontwikkeling in handels- en partnerschapsovereenkomsten een specifieke clausule bevatten die beide partijen van elk mechanisme voor monitoring door het maatschappelijk middenveld ertoe verplicht samen te werken om de SDG’s te bevorderen en de impact daarvan te meten.

    1.8.1.

    Aan die hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling (vooral omdat deze betrekking hebben op de SDG’s, de overeenkomst van Parijs en de naleving van de IAO-verdragen) moet evenveel gewicht worden gegeven als aan die over commerciële, technische en tarifaire aangelegenheden.

    1.9.

    Tot slot herinnert het EESC de EU aan zijn eerdere aanbeveling (8) om een volledige effectbeoordeling op te stellen over de te verwachten gevolgen van de uitvoering van de SDG’s en de overeenkomst van Parijs voor het EU-handelsbeleid, waaronder de landbouw. Goed beleid begint met gedegen onderzoek.

    2.   Achtergrond: de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s)

    2.1.

    De uitvoering van de alomvattende „Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling” van de Verenigde Naties en met name de kern daarvan, de SDG’s, zal tot de streefdatum ervan wereldwijd een topprioriteit blijven. De 17 SDG’s worden geschraagd door nog eens 169 specifieke doelstellingen.

    2.1.1.

    De SDG’s zijn mondiale, universeel toepasbare en onderling samenhangende doelstellingen — alle landen zijn dan ook mede verantwoordelijk voor de verwezenlijking ervan. Ze leiden er al toe dat wereldwijd een nieuwe vorm van bredere samenwerking met meer participatie en overleg ontstaat: meer dan 90 landen hebben andere landen, waaronder de EU, verzocht om hulp bij de realisatie van de SDG’s.

    2.2.

    De SDG’s hebben met de inmiddels in werking getreden overeenkomst van Parijs aanzienlijk aan belang gewonnen. Ondertussen is echter grote onzekerheid ontstaan door het door de Amerikaanse regering uitgesproken voornemen om zich uit de overeenkomst terug te trekken, en door de mogelijke gevolgen die dit in de praktijk zou kunnen hebben. Dit biedt de EU wel de mogelijkheid om mondiaal het voortouw te nemen en ervoor te zorgen dat de SDG’s en de overeenkomst van Parijs topprioriteiten blijven, voortbouwend op het grote belang dat China en andere groei-economieën eraan hechten. Tot nu toe hebben veel snel opkomende economieën nog geen andere substantiële inspanningen geleverd om landen die verder achteroplopen, te helpen.

    2.3.

    In de Commissiemededeling „Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst, Europese duurzaamheidsmaatregelen” (november 2016) valt te lezen dat de SDG’s volledig moeten worden geïntegreerd in het Europese beleidskader en de huidige prioriteiten van de Commissie, conform de in het Verdrag van Lissabon vastgelegde verplichtingen (9). Het EESC heeft dit initiatief, dat momenteel wordt geïmplementeerd, verwelkomd in zijn advies over landbouw in handelsbesprekingen (10), waarin het de EU ook heeft aanbevolen een volledige effectbeoordeling op te stellen over de te verwachten gevolgen van de SDG’s voor het EU-handelsbeleid.

    2.3.1.

    In deze mededeling wordt gesteld dat bij de uitvoering van de mondiale strategie van de EU de SDG’s steeds voor ogen dienen te worden gehouden, en dat de EU een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij de vormgeving van de desbetreffende agenda. De verwezenlijking en bevordering van de SDG’s en het promoten van de Europese waarden overal ter wereld zouden hand in hand moeten gaan, ook al zijn de SDG’s niet rechtstreeks gericht op het bevorderen van goed bestuur en de rechtsstaat.

    2.4.

    De SDG’s en de overeenkomst van Parijs zullen de mondiale handelsagenda fundamenteel veranderen, vooral wat de handel in industrie- en landbouwproducten betreft. De realisatie van deze afspraken moet nu de rode draad vormen in alle toekomstige EU-handelsbesprekingen.

    2.4.1.

    De EU beschikt over de geloofwaardigheid om een brug te kunnen slaan tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Het EESC heeft er eerder op gewezen (11) dat de EU bij uitstek geschikt is om voornoemde agenda te realiseren:

    de EU legt gewicht in de schaal als een van de grootste mondiale importeurs en exporteurs;

    haar positie op landbouwgebied wordt niet langer gezien als overwegend defensief;

    ze legt een niet aflatende belangstelling voor handel en ontwikkeling aan de dag, en

    bovendien heeft ze op de WTO-ministerconferentie in Nairobi in 2015 duidelijk laten zien dat zij originele en evenwichtige inzichten kan aanreiken.

    3.   SDG’s: een belangrijke rol voor handel en investeringen

    3.1.

    Op 1 mei twitterde de UN Foundation (12): „Goed onderwijs, goede gezondheidszorg en goed bestuur voor iedereen verkleint de kans op conflicten. @UN beschikt daarvoor over 17 #GlobalGoals (mondiale doelstellingen). http://bit.ly/UN2030”. Goed onderwijs, goede gezondheidszorg en goed bestuur zijn onmisbaar bij de verwezenlijking van de SDG’s, terwijl oorlog en corruptie daarvoor de grootste bedreigingen vormen.

    3.2.

    Niettemin is er bij het bereiken van de SDG’s ook voor handel en investeringen een heel belangrijke rol weggelegd. In de MDG’s werd handel slechts eenmaal genoemd, maar in de SDG’s gebeurt dat negen maal. De WTO-website vestigt specifiek de aandacht op de doelstellingen 2 (beëindigen van honger, bereiken van voedselveiligheid en verbeterde voeding, en bevorderen van duurzame landbouw), 3 (zorgen voor gezondheid en welzijn voor iedereen, op elke leeftijd), 8 (bevorderen van inclusieve en duurzame economische groei, werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen), 10 (verminderen van ongelijkheid binnen en tussen landen), 14 (beschermen en duurzaam gebruikmaken van de oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen) en 17 (het wereldwijde partnerschap voor duurzame ontwikkeling nieuw leven inblazen). Daaraan zouden de doelstellingen 7 (zorgen voor toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen) en 9 (bouwen van veerkrachtige infrastructuur, bevorderen van duurzame industrialisatie en stimuleren van innovatie) moeten worden toegevoegd. Al deze doelstellingen moeten ook volledig worden afgestemd op andere relevante maatregelen, met name op het gebied van ontwikkeling.

    3.2.1.

    Tevens zal de handel in landbouwproducten een belangrijke rol spelen bij de realisering van de meeste SDG’s, waaronder de doelstellingen 12 (zorgen voor duurzame consumptie- en productiepatronen), 15 (bevorderen van duurzaam bosbeheer, bestrijden van woestijnvorming, tegengaan en ongedaan maken van bodemaantasting en een halt toeroepen aan het biodiversiteitsverlies), 1 (armoede in al haar vormen overal uitbannen), 13 (dringende maatregelen nemen ter bestrijding van klimaatverandering en de effecten ervan) en 5 (verwezenlijken van gendergelijkheid en empowerment voor vrouwen en meisjes).

    3.2.2.

    In tegenstelling tot de MDG’s worden in de SDG’s specifiek uitvoeringsmiddelen genoemd in de vorm van 169 specifieke doelstellingen. Zo’n groot aantal doelstellingen maakt het lastiger om prioriteiten vast te stellen en steun te verzamelen. Desondanks moet er in de eerste plaats voor worden gezorgd dat ze inclusief blijven en dat geen enkele maatschappelijke groep buiten de boot valt.

    3.3.

    Het EESC is bezorgd dat er nog onvoldoende beleidsmaatregelen zijn uitgewerkt en dat de voornaamste te vullen lacunes nog niet volledig in kaart zijn gebracht.

    3.3.1.

    Essentieel is om in detail na te gaan welke tak van handel kan bijdragen aan het bereiken van de SDG’s. Er moeten niet alleen directe maatregelen worden genomen, maar er moet ook een „SDG-vriendelijk” handels- en investeringsbeleid worden gevoerd, bijvoorbeeld door schone technologie te gebruiken. Handel en investeringen kunnen op veel manieren een positieve (al dan niet indirecte) bijdrage leveren aan de realisering van de SDG’s, ook al kunnen ze niet altijd de grootste stuwende kracht daarachter vormen en kunnen ze evenmin een systematische aanpak verschaffen.

    3.4.

    Handel zou per definitie duurzaam moeten zijn, maar in de praktijk is dit absoluut niet altijd het geval, met name wanneer gekeken wordt naar de huidige duurzaamheidscriteria zoals de koolstofvoetafdruk. In het verleden was het in Europa zo dat levensmiddelen en goederen die een regio niet zelf kon produceren, door middel van handel werden aangeschaft (13). Twee andere belangrijke factoren waren de onmisbare, gedurende lange tijd ontwikkelde productievaardigheden en gemakkelijke vervoersverbindingen. Toegang tot water was essentieel omdat vervoer over land veel duurder en minder betrouwbaar was.

    3.4.1.

    Deze factoren zijn ook nu nog belangrijk. Beleid voor importvervanging loopt regelmatig op een mislukking uit. Internationaal vertrouwen in de handel is fundamenteel om onnodige invoerbelemmeringen te vermijden of tot een minimum te beperken. In dit verband is een mondiaal handelssysteem essentieel, dat moet worden geschraagd door een internationaal stelsel voor regelgeving en de beslechting van geschillen. De WTO blijft ter zake een cruciale rol spelen, al kan die door de Amerikaanse regering wel eens worden aangevochten.

    3.4.2.

    Een specifieke doelstelling in het kader van SDG 17 is dan ook het bevorderen van een universele, op regels gebaseerde, open, niet-discriminerende en eerlijke multilaterale handelsregeling in het kader van de WTO. De WTO is daarom een belangrijke rol toebedeeld. De EU dient dit alles te blijven aanmoedigen en ondersteunen.

    3.4.3.

    In de verklaring van de ministerconferentie van de WTO in Nairobi is erop gewezen dat internationale handel kan bijdragen aan de verwezenlijking van duurzame, solide en evenwichtige groei voor iedereen (14), en dat zulke groei veel moeilijker wordt bereikt zonder een adequaat multilateraal handelsmechanisme. Ook werd het belang onderstreept van het WTO-initiatief Hulp voor Handel, dat een sleutelrol zou moeten spelen bij de verwezenlijking van veel SDG’s.

    3.4.4.

    De in Nairobi gemaakte WTO-afspraak om de exportsubsidies voor landbouwproducten af te schaffen, sluit aan op een van de belangrijkste doelstellingen voor SDG 2 (beëindigen van honger). De huidige WTO-onderhandelingen over visserij zijn relevant voor SDG 14 (oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen), meer specifiek de doelstelling om in 2020 de subsidies te verbieden die overcapaciteit en overbevissing in de hand werken. Het EESC hoopt dat hierover tijdens de volgende WTO-ministerconferentie in Buenos Aires overeenstemming wordt bereikt.

    3.4.5.

    Sinds 1947 wordt ernaar gestreefd om belemmeringen uit de weg te ruimen, eerst met de GATT, nu met de WTO. Afgezien van voedingsmiddelen, landbouwproducten, textiel, kleding, schoenen en aardewerk ligt de nadruk inmiddels niet meer op de afschaffing van tarifaire, maar op de aanpak van non-tarifaire belemmeringen. Het EESC wees al eerder (15) op het volgende: „Handel helpt om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen, kan de beschikbaarheid van voedsel verbeteren, wat de voedselzekerheid en voeding aanzienlijk ten goede komt, kan een efficiënt gebruik van hulpbronnen bevorderen, het investeringsniveau verhogen, de marktkansen vergroten en de economische groei versnellen, en zorgt zo voor meer banen, inkomsten en welvaart.”

    3.5.

    De mondiale stijging van de inkomens gaat gepaard met een groeiende vraag naar een ongekende keuze en diversiteit van levensmiddelen en consumptiegoederen, waaronder katoenproducten, graan en rundvlees. Voor de productie daarvan zijn grote hoeveelheden water nodig en water is op veel plaatsen schaars. Een duurzaam gebruik van water en bodem (en het voorkomen van luchtvervuiling) is essentieel voor de realisering van tal van SDG’s. Rationalisering van de productie zal daarom steeds belangrijker worden: Oezbekistan bijvoorbeeld (nog geen lid van de WTO) is sterk afhankelijk van de productie van katoen, maar is een dor land terwijl voor de teelt van katoenplanten veel water en ook heel wat pesticiden nodig zijn.

    3.6.

    De handelsfacilitatieovereenkomst, die begin 2017 in werking is getreden, zou de internationale handel er eveneens flink duurzamer op moeten maken door vertragingen en onnodige blokkades aan grenzen te beperken. Voor de EU is in dit verband een sleutelrol weggelegd op het vlak van capaciteitsopbouw.

    3.7.

    De impact van handel en investeringen op de klimaatverandering is aanzienlijk. De onderhandelingen over de plurilaterale overeenkomst inzake milieugoederen beloven eveneens een belangrijke stap te zijn in de integratie van klimaatverandering in het multilaterale handelsbeleid; wel zijn nog meer multilaterale maatregelen nodig om de samenhang te bevorderen.

    3.8.

    Ook investeringen spelen een fundamentele rol bij het bereiken van de SDG’s, met name in Afrika, doordat ze bijdragen aan de beschikbaarheid van voldoende infrastructuur (SDG 9) en voldoende secundaire verwerkingsinstallaties en zorgen voor meer capaciteit om producten naar vervoershubs en op de markt te brengen.

    3.8.1.

    Het EESC heeft in zijn advies over autonome investeringsovereenkomsten (16) opgemerkt: „Een belangrijk onderwerp voor de partijen bij een investeringsovereenkomst is vergemakkelijking van investeringen door voor de noodzakelijke duurzame infrastructuur te zorgen. Overheden moeten daarbij een bedrijf rechtszekerheid op infrastructuurgebied bieden […] en zij moeten middels doelmatige en systematische basiswerkzaamheden zorgen voor efficiënte netwerken voor energie, water en vervoer. Netwerken en leidingen voor water en energie behoeven een complexe opzet en het kan tien jaar of meer duren voordat zij volledig operationeel zijn.”.

    4.   Rol van de EU en haar bevoegdheden

    4.1.

    Zoals gezegd, valt in de Commissiemededeling „Volgende stappen” te lezen dat de SDG’s volledig moeten worden geïntegreerd in het Europese beleidskader en de huidige prioriteiten van de Commissie.

    4.1.1.

    In 2006 schreef de Commissie in haar mededeling „Europa als wereldspeler — Wereldwijd concurreren” dat het essentieel is ook de burgers van de voordelen van de liberalisering van de handel te laten profiteren. „Net zoals wij in de EU sociale rechtvaardigheid en cohesie nastreven, moeten wij onze waarden, met inbegrip van sociale en milieunormen en culturele verscheidenheid, ook in de rest van de wereld bevorderen (17).”

    4.1.2.

    Het Verdrag van Lissabon (18) vereist dat over alle activiteiten van de EU op het gebied van handel, ontwikkeling en breder extern optreden informatie wordt uitgewisseld. Het EESC heeft er al zijn teleurstelling over uitgesproken (19) dat de SDG’s amper worden genoemd in de Commissiemededeling „Handel voor iedereen” (20), die verscheen kort na de goedkeuring van de SDG’s door de VN. De EU moet er bij de uitvoering van haar strategie voor handel voor iedereen in het bijzonder op letten dat haar toekomstige handels- en partnerschapsovereenkomsten aan de basisnormen van de IAO en aan de CoP21-verbintenissen voldoen en de consumentenbescherming waarborgen.

    4.1.3.

    Uit het recente arrest van het Hof van Justitie (21) over de vrijhandelsovereenkomst van de EU met Singapore blijkt echter dat de EU weliswaar volledig bevoegd is op handelsgebied, maar dat haar bevoegdheden op het gebied van investeringen beperkt zijn.

    4.2.

    De SDG’s zelf zijn niet juridisch bindend en kennen geen mechanisme voor de beslechting van geschillen. Of ze een succes worden, hangt af van nationaal beleid en nationale programma’s voor duurzame ontwikkeling. De VN benadrukt dat partnerschappen vereist zijn tussen overheden, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Op haar website (22) worden zelfs maatregelen genoemd die individuen kunnen nemen.

    4.3.

    De EU moet naar haar eigen beleid en activiteiten blijven kijken om vast te stellen hoe ze het best aan de realisering van de SDG’s kan bijdragen, niet in de laatste plaats via handel. Het EESC is bezorgd dat de EU vaak liever lijkt te willen laten zien hoe haar huidige beleid samenvalt met de SDG’s en die overlapt dan dat ze bestaand beleid wil aanpassen om maximale synergie te creëren. Verder is het EESC er nog niet van overtuigd dat de Commissie een volledig DG-overstijgende aanpak heeft ontwikkeld voor kernvraagstukken. Een doelgerichtere benadering om de SDG’s te bereiken, onder meer in het handelsbeleid, zou veel meer opleveren.

    4.3.1.

    In dit verband moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de komende vernieuwing van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou tussen de EU en de ACS-landen en de Europese interactie met deze regio’s in het algemeen. Dit alles moet niet alleen het uitgangspunt vormen voor doelgerichte capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de handelsfacilitatieovereenkomst, maar ook voor de lopende herzieningen van de gezamenlijke „hulp voor handel”-strategie (23) van de EU en de lidstaten, een fundamenteel onderdeel van het WTO-initiatief Hulp voor Handel. Dat initiatief is opgezet ter versterking van de capaciteit van ontwikkelingslanden om de mogelijkheden van handelsovereenkomsten te benutten, maar zal ook cruciaal zijn voor de verwezenlijking van veel SDG’s.

    4.3.2.

    Ook zou doelgerichtere steun moeten worden verleend voor de inzet van handel als instrument om regionale integratie én de SDG’s te bevorderen, met name in de regio’s waarmee nog geen economische partnerschapsovereenkomsten zijn gesloten, hoewel het EESC betreurt dat die overeenkomsten hun eerdere verwachtingen nog niet volledig hebben waargemaakt.

    4.3.3.

    De EU zou verder, voor zover haar bevoegdheden dat toelaten, moeten streven naar meer synergie tussen de SDG’s en de 27 bindende milieu- en IAO-verdragen die van belang zijn voor haar SAP plus-programma (alsmede de vereisten voor het EBA-programma voor de minst ontwikkelde landen).

    4.3.4.

    In de slotverklaring van de 14e bijeenkomst van sociaal-economische belangengroepen uit de ACS-landen en de EU in juli 2015 in Yaoundé (24) wordt benadrukt dat alle beschikbare financiële middelen moeten worden ingezet om de SDG’s te verwezenlijken, binnen een kader van gezond en transparant begrotingsbeleid, ook voor de particuliere sector.

    4.4.

    Het EESC vindt bovendien dat de EU in haar bilaterale betrekkingen waar mogelijk het bereiken van de SDG’s moet bevorderen. Een goed voorbeeld in dit verband zijn de besprekingen met China over zijn „Eén gordel, één route”-initiatief, waarvan de implementatie zou moeten bijdragen aan de realisering van de SDG’s en de uitvoering van de klimaatovereenkomst van Parijs, zoals tijdens het laatste rondetafeloverleg tussen de EU en China werd onderstreept (25). Dit is in lijn met recente soortgelijke opmerkingen van de secretaris-generaal van de VN.

    4.4.1.

    Het EESC herhaalt echter zijn vaste overtuiging dat het belangrijk is dat China en andere landen de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) naleven.

    4.5.

    Tevens meent het EESC dat de EU de Europa 2020-strategie moet afstemmen op de daarmee samenvallende doelstellingen van de SDG’s, teneinde de voorwaarden te scheppen voor slimme, duurzame en inclusieve groei.

    4.6.

    Het EESC schreef in zijn advies over duurzame ontwikkeling: inventarisatie van het interne en het externe beleid van de EU (26): „De VN-agenda 2030 moet worden omgezet in een proactief, hervormend en positief verhaal over Europa, en dit proces moet worden aangestuurd door een sterke politieke wil en grote vastberadenheid om een duurzame Europese Unie tot stand te brengen door onze economie om te vormen tot een veerkrachtige, concurrerende, hulpbronnenefficiënte en inclusieve economie. Dit toekomstgericht verhaal zal ook helpen om het ongekende vertrouwensverlies van de Europese burgers in het Europese project tegen te gaan en met name de steun van jonge mensen voor dit project te krijgen. De EU moet de VN-agenda 2030 zo gebruiken om de burgers van de Unie een nieuwe visie voor Europa te bieden: het sociaal contract van de 21e eeuw.”

    5.   Rol van het bedrijfsleven

    5.1.

    De Unctad schat (27) dat om de 17 SDG’s (en de bijbehorende 169 specifieke doelstellingen) te realiseren 2,5biljoen USD per jaar extra moet worden gevonden. Van het bedrijfsleven wordt verwacht dat het ten minste een derde daarvan bijdraagt. In SDG 17 wordt de rol van het bedrijfsleven, en van het maatschappelijk middenveld, benadrukt.

    5.2.

    Het grootste deel van dit bedrag zal voortvloeien uit meer handel en investeringen, onder andere om te voldoen aan de noodzaak om steden te bouwen en voor de benodigde infrastructuur, scholen, ziekenhuizen en wegen te zorgen. Dit is al impliciet opgenomen in het „Eén gordel, één route”-initiatief van China.

    5.3.

    Zoals opgemerkt, zal de aanleg van infrastructuur in Afrika bijzonder belangrijk zijn. De interne handel binnen Afrika is laag en vertegenwoordigt tussen de 10 en 15 % van alle Afrikaanse handel. Het EESC schreef eerder al: „Afrikaanse landen moeten de kans krijgen de handel in landbouwproducten uit te breiden, rekening houdend met de verwezenlijking van de SDG’s die betrekking hebben op infrastructuur, regionale integratie en verdieping van de interne markten, onder meer via meer secundaire verwerking; dit is onontbeerlijk om Afrika in staat te stellen een positieve bijdrage te leveren aan de handel in landbouwproducten en om de voedselzekerheid te verbeteren (28).”

    5.4.

    Verder heeft het EESC gewezen op het volgende: „[…] de regelgeving [moet] voor de lange termijn worden gepland. Ook ondernemingen moeten op lange termijn plannen om hun investeringen te doen slagen. Niemand is gebaat bij mislukkingen aan welke kant ook. Daadkrachtige overheden en spelers uit de particuliere sector moeten nieuwe synergieën ontwikkelen en nieuwe vormen van betrokkenheid leren. Hier is een essentiële rol voor het maatschappelijk middenveld weggelegd en zulks met name voor de sociale partners (29).”

    5.5.

    Adequaat beheer van mondiale waarde- en voorzieningsketens zal essentieel zijn, hetgeen het EESC heeft onderstreept in zijn advies over fatsoenlijk werk in de mondiale voorzieningsketens (30). Mondiale waardeketens omvatten alle activiteiten van het ontwerp van een product tot de levering ervan aan de eindverbruiker. Een mondiale voorzieningsketen is het gedeelte van een mondiale waardeketen dat betrekking heeft op inkoop, maar niet op ontwerp of distributie.

    5.5.1.

    Het EESC heeft opgemerkt dat het doel is „te zorgen voor geleidelijk, consistent en duurzaam beleid voor verantwoord beheer van de ketens” en „bevordering van praktische en geschikte, risicogebaseerde benaderingen die rekening houden met de specifieke aard van de mondiale waardeketen en de mondiale voorzieningsketen (lineair of modulair, eenvoudig of complex, met een korte of lange organisatiestructuur)”.

    5.5.2.

    Voor het bedrijfsleven zal een omvangrijke rol zijn weggelegd. Ondernemingen kunnen de stuwende kracht zijn achter sociale, economische en culturele vernieuwing, niet in de laatste plaats door de bevordering en ontwikkeling van belangrijke vaardigheden en het creëren van meer diversificatie. Veel bedrijven hebben al duurzame-ontwikkelingsstrategieën. Niettemin zal verantwoord ondernemingsgedrag van belang zijn voor de realisering van de SDG’s, niet in de laatste plaats door alle bedrijven aan te sporen om de verantwoordelijkheid te nemen voor hun maatschappelijke impact. Dat moet gebeuren via zorgvuldig onderzoek naar risico’s, met name in mondiale waarde- en voorzieningsketens, waarbij het zaak is om negatieve effecten en risico’s in aanmerking te nemen en voordelen actief te promoten, en ervoor te zorgen dat geen enkele maatschappelijke groep buiten de boot valt. Dit zou op zijn beurt het bestaansrecht van een onderneming flink moeten vergroten en moeten leiden tot maximale innovatie en duurzame economische groei.

    5.6.

    Meer synergie tussen de SDG’s en het bedrijfsleven kan onder andere worden gecreëerd door:

    bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) en ISO-norm 26000 en ontwikkeling van internationale kaderovereenkomsten tussen grote multinationals en de internationale vakbondsorganisaties (in alle sectoren, met name de industrie);

    ontwikkeling van niet-financiële (sociale en milieu-) ratings van ondernemingen en stimulering van maatschappelijk verantwoord investeren;

    opname van sociale en milieuverantwoordelijkheid in de waardeketen tussen contractant en subcontractant.

    5.6.1.

    Het EESC is van mening dat in alle toekomstige handels- en partnerschapsovereenkomsten van de EU moet worden getracht om mvo-beginselen en normen te promoten, en aandacht moet worden geschonken aan de bevordering van nationale wetgeving op dit gebied, met name voor niet-financiële verslaglegging. Deze overeenkomsten zouden moeten vereisen dat elke ondertekenende partij zich hard maakt voor de naleving door ondernemingen van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen (31) en het Global Compact-initiatief van de VN, dat het recht op collectieve onderhandelingen wordt gewaarborgd en er een permanente sociale dialoog wordt gevoerd.

    5.6.2.

    Het EESC heeft in zijn informatief rapport over de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen (32) gewezen op de betekenis van de VN-richtsnoeren inzake bedrijfsleven en mensenrechten uit 2011 (33) als belangrijke stap op het vlak van de verantwoordelijkheid van ondernemingen omdat daardoor binnen de maatschappelijke pijler de nadruk op mensenrechten wordt gelegd. De VN geeft hieraan nu verder invulling in de vorm van een bindend verdrag voor grensoverschrijdende ondernemingen en andere bedrijven inzake mensenrechten.

    5.6.3.

    Andere relevante EESC-adviezen in dit verband zijn onder meer die over de rol van het bedrijfsleven bij ontwikkeling (34) en het instellen van een EFDO-garantie en het EFDO-garantiefonds (35).

    5.7.

    Voor de realisering van SDG 17 zou onder meer moeten worden ingezet op zowel openbare aanbestedingen als samenwerking tussen overheden en het bedrijfsleven. De EU zou nauw moeten samenwerken met de Unctad en de Unece, die de rol van publiek-private partnerschappen (PPP’s) bevordert. Het EESC is in het algemeen voorstander van PPP’s, maar stipte eerder een aantal problemen daaromtrent aan. Het wees erop dat PPP’s „kunnen uitgroeien tot een belangrijk instrument om ontwikkelingsstrategieën ten uitvoer te leggen, op voorwaarde dat ze op de juiste wijze worden benut en er met alle betrokken partijen wordt gecommuniceerd” (36).

    5.8.

    Het EESC heeft al de enorme mogelijkheden van e-handel voor kleine en middelgrote ondernemingen en andere meer gespecialiseerde ondernemingen onderstreept, omdat die handel hun en lokale bedrijven toegang verschaft tot markten die tot nu toe ontoegankelijk waren. Aangezien kleine en middelgrote ondernemingen stuwende krachten achter innovatie zijn, onmisbaar zijn voor behoud en ontwikkeling van duurzaamheid en goed zijn voor 70 à 80 % van de werkgelegenheid, dringt het EESC er bij de Commissie op aan om specifieke aandacht te schenken aan de ondersteuning van deze ondernemingen bij het bereiken van de SDG’s.

    6.   Rol van het maatschappelijk middenveld

    6.1.

    SDG 17 verwijst specifiek naar de rol van het maatschappelijk middenveld en vermeldt dat een succesvolle duurzame-ontwikkelingsagenda partnerschappen vereist tussen overheden, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Zulke algemene partnerschappen zouden nodig zijn op mondiaal, regionaal, nationaal en lokaal niveau. Vervolgens wordt in SDG 17 gesproken over evaluatie- en monitoringkaders. Aldus wordt in de SDG’s voor het eerst in de geschiedenis van de VN gespecificeerd dat regeringen verantwoording moeten afleggen aan de bevolking. Het maatschappelijk middenveld dient rechtstreeks bij de uitvoering van de SDG’s te worden betrokken, niet in de laatste plaats omdat dat de rechtsstaat ten goede komt en corruptie tegengaat. Als het bang is om een bijdrage te leveren, geldt het omgekeerde. In een open samenleving is de stem van het maatschappelijk middenveld een sterke kracht achter binnenlandse veranderingen, openheid en pluralisme.

    6.1.1.

    Sinds de EU in 2011 een vrijhandelsovereenkomst sloot met Korea, heeft zij ernaar gestreefd om in al haar handels- en economische partnerschapsovereenkomsten hoofdstukken handel en duurzame ontwikkeling op te nemen met mechanismen voor monitoring door het maatschappelijk middenveld (37). Die hoofdstukken worden nu opnieuw bekeken. Ze moeten worden aangescherpt en waar mogelijk aangepast om de realisering van de SDG’s te ondersteunen. Toekomstige EU-onderhandelingsmandaten zouden in de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling een specifieke referentie naar de SDG’s moeten bevatten.

    6.2.

    Deze mechanismen beschikken over een groot potentieel om de waarden van de EU, met inbegrip van sociale en milieunormen, te promoten. Ze kunnen concrete resultaten opleveren en vormen een belangrijk kanaal voor samenwerking met en inspraak van het maatschappelijk middenveld uit partnerlanden.

    6.2.1.

    Voornoemde mechanismen voor monitoring door het maatschappelijk middenveld zouden moeten kunnen worden benut om het bereiken van de SDG’s te bevorderen en actie te ondernemen tegen negatieve ontwikkelingen. Het EESC is van mening dat de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling op dezelfde wijze afdwingbaar moeten zijn als andere handelsclausules. In dit verband roept het de Commissie op om in het kader van alle toekomstige overeenkomsten te onderhandelen over maatregelen waarmee de implementatie van deze hoofdstukken volledig kan worden gemonitord en indien nodig actie kan worden ondernomen.

    6.3.

    Het EESC is tevens ingenomen met de nadruk die op het belang van „de sociale economie voor banencreatie en duurzame ontwikkeling” wordt gelegd in de in mei 2015 goedgekeurde conclusies van de Raad over „Een nieuw wereldwijd partnerschap voor de uitbanning van armoede en voor duurzame ontwikkeling na 2015” (38). Ook organisaties uit de sociale economie kunnen een belangrijke rol spelen bij het bereiken van de SDG’s. In zijn recente advies over de sociale economie (39) wees het EESC erop dat die economie prominent aanwezig is in het dagelijks leven en in productieactiviteiten in uitgestrekte regio’s in Afrika, Amerika en Azië en zo een essentiële, mondiale bijdrage levert aan de verbetering van levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden.

    Brussel, 7 december 2017.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Georges DASSIS


    (1)  De conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC COP21) in Parijs.

    (2)  COM(2016) 739 final

    (3)  Artikel 21, lid 3, van het VWEU.

    (4)  MDG 8 Een wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling opzetten.

    (5)  Peking, 29-30 juni 2017 (punt 25).

    (6)  Persbericht van Unctad, Genève, 2014 — sindsdien regelmatig herhaald.

    (7)  REX/487 — Initiatiefadvies van het EESC over EU-ontwikkelingspartnerschappen en de uitdaging van internationale belastingverdragen, rapporteur Alfred Gajdosik, corapporteur Thomas Wagnsonner (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (8)  EESC-advies „Handel voor iedereen — Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid”, rapporteur Jonathan Peel (PB C 264 van 20.7.2016, blz. 123).

    (9)  Artikel 21, lid 3, van het VWEU.

    (10)  Initiatiefadvies van het EESC over de rol van de landbouw in de multilaterale, bilaterale en regionale handelsbesprekingen in het licht van de WTO-ministerconferentie van Nairobi, rapporteur Jonathan Peel (PB C 173 van 31.5.2017, blz. 20).

    (11)  Idem.

    (12)  @UNFoundation.

    (13)  Noord-Europa bood wol, bont, hout en graan aan in ruil voor katoen, olijfolie, kurk, wijn, voedingsmiddelen en fruit uit Zuid-Europa.

    (14)  https://www.wto.org/english/thewto_e/minist_e/mc10_e/mindecision_e.htm

    (15)  Idem voetnoot 9.

    (16)  EESC-advies over de rol van duurzame ontwikkeling en het maatschappelijk middenveld bij autonome investeringsovereenkomsten van de EU met derde landen, rapporteur Jonathan Peel (PB C 268 van 14.8.2015, blz. 19).

    (17)  COM(2006) 567 final, 4 oktober 2006, paragraaf 3.1. onder iii).

    (18)  Artikel 3, lid 5.

    (19)  EESC-advies „Handel voor iedereen — Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid”, rapporteur Jonathan Peel (PB C 264 van 20.7.2016, blz. 123).

    (20)  COM(2015) 497 final

    (21)  Hof van Justitie van de Europese Unie, Perscommuniqué nr. 52/17.

    (22)  http://www.un.org/sustainabledevelopment/takeaction

    (23)  Erkend moet worden dat de EU in 2014 een recordbijdrage van 12 miljard EUR heeft geleverd.

    (24)  Zoals voorgeschreven door de overeenkomst van Cotonou.

    (25)  Zie voetnoot 5.

    (26)  PB C 487 van 28.12.2016, blz. 41.

    (27)  Persbericht van Unctad, Genève, 2014 — sindsdien regelmatig herhaald.

    (28)  Zie het EESC-advies over de rol van de landbouw in de multilaterale, bilaterale en regionale handelsbesprekingen in het licht van de WTO-ministerconferentie van Nairobi, ibidem voetnoot 9, PB C 173 van 31.5.2017, blz. 20.

    (29)  Zie voetnoot 15.

    (30)  PB C 303 van 19.8.2016, blz. 17.

    (31)  OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, 2011

    (32)  Informatief rapport van het EESC over de sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen, rapporteur Evelyne Pichenot.

    (33)  http://www.ohchr.org/Documents/Publications/GuidingPrinciplesBusinessHR_En.pdf

    (34)  EESC-advies over de visie van het maatschappelijk middenveld op de financiering van ontwikkeling, rapporteur Ivan Voleš (PB C 383 van 17.11.2015, blz. 49).

    (35)  EESC-advies over het instellen van een EFDO-garantie en het EFDO-garantiefonds, rapporteur Jan Simons (PB C 173 van 31.5.2017, blz. 62).

    (36)  PB C 67 van 6.3.2014, blz. 1.

    (37)  De enige uitzondering was de economische partnerschapsovereenkomst met de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC).

    (38)  http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9241-2015-INIT/nl/pdf

    (39)  Initiatiefadvies van het EESC over de externe dimensie van de sociale economie, rapporteur Miguel Ángel Cabra De Luna (PB C 345 van 13.10.2017, blz. 58).


    Top