Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R1451

    Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1451 van de Commissie van 13 juli 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 wat betreft de melding van ziekten en de informatie die de lidstaten moeten indienen voor de goedkeuring en rapportage van verplichte en optionele uitroeiingsprogramma’s en in aanvragen voor de ziektevrije status (Voor de EER relevante tekst)

    C/2023/4630

    PB L 179 van 14.7.2023, p. 48–56 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/1451/oj

    14.7.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 179/48


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1451 VAN DE COMMISSIE

    van 13 juli 2023

    tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 wat betreft de melding van ziekten en de informatie die de lidstaten moeten indienen voor de goedkeuring en rapportage van verplichte en optionele uitroeiingsprogramma’s en in aanvragen voor de ziektevrije status

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name de artikelen 23, 35, en 40,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EU) 2016/429 zijn regels vastgesteld voor dierziekten die kunnen worden overgedragen op dieren of mensen, met inbegrip van bepalingen inzake de melding en rapportage van ziekten, bewakingsprogramma’s van de Unie, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status.

    (2)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (2) vormt een aanvulling op Verordening (EU) 2016/429 en bevat regels betreffende bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen en nieuwe dierziekten.

    (3)

    Om de uniforme toepassing in de Unie van de in Verordening (EU) 2016/429 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 vastgestelde bepalingen inzake de melding en rapportage van ziekten, bewakingsprogramma’s van de Unie, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status te waarborgen, zijn uitvoeringsbepalingen betreffende de informatie, de modellen en de procedurevoorschriften voor de bewakingsprogramma’s, de uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 van de Commissie (3).

    (4)

    Uit de ervaring die is opgedaan met de indiening van informatie over de resultaten van de goedgekeurde uitroeiingsprogramma’s en aanvragen voor de ziektevrije status in de periode sinds de datum van toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002, en met name in het licht van gegevens die reeds beschikbaar zijn in het geautomatiseerde informatiesysteem voor dierziekten (ADIS) als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) 2016/429, blijkt dat bepaalde elementen van de momenteel op grond van die uitvoeringsverordening vereiste informatie niet essentieel zijn voor de Commissie om de aanvragen voor de ziektevrije status te beoordelen. Om de administratieve lasten voor de lidstaten te verminderen, zouden deze elementen niet vereist moeten zijn. Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (5)

    De te verstrekken informatie over de resultaten van de uitvoering van uitroeiingsprogramma’s is beschikbaar in ADIS. Met het oog op coherentie moeten de ontwerpuitroeiingsprogramma’s die ter goedkeuring aan de Commissie worden voorgelegd, ook elektronisch via ADIS worden ingediend.

    (6)

    Voorts is uit de ervaring met de toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 gebleken dat sommige bepalingen van de bijlagen V, VI en VII bij die uitvoeringsverordening moeten worden verduidelijkt om ervoor te zorgen dat duidelijk is dat het territoriale toepassingsgebied van een goedgekeurd uitroeiingsprogramma voor waterdieren en de goedkeuring van de ziektevrije status voor die dieren van toepassing kunnen zijn op het niveau van de lidstaat, de zone of het compartiment. De bijlagen V, VI en VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (7)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 voorziet in verschillende afwijkingen die relevant zijn voor de indiening van een uitroeiingsprogramma voor een ziekte van categorie B of C bij waterdieren overeenkomstig sectie 4 van bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002. Momenteel wordt slechts één dergelijke afwijking in die bijlage vermeld. Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 moet daarom worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat alle relevante afwijkingen worden vermeld in punt 4 van bijlage VII bij die uitvoeringsverordening.

    (8)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 wordt als volgt gewijzigd:

    1.

    Artikel 7 wordt vervangen door:

    “Artikel 7

    Rapportage in de Unie over de jaarlijkse resultaten van de uitvoering van goedgekeurde bewakingsprogramma’s

    1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 april van elk jaar bij de Commissie verslagen in over de resultaten van de uitvoering van hun lopende goedgekeurde bewakingsprogramma’s.

    2.   De in lid 1 bedoelde verslagen bevatten voor elk jaar, met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar, de informatie als bedoeld in:

    a)

    bijlage V, deel 1, voor uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij landdieren op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van de inrichtingen,

    b)

    bijlage V, deel 2, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met het rabiësvirus (RABV),

    c)

    bijlage V, deel 3, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) (infectie met BTV),

    d)

    bijlage V, deel 4, voor uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren.

    3.   De in lid 1 bedoelde verslagen worden via ADIS elektronisch ingediend.”;

    2.

    In artikel 8 wordt lid 2 geschrapt;

    3.

    Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in punt 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

    “De lidstaten dienen de volgende documenten ter goedkeuring in bij de Commissie:”;

    b)

    het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

    “3.   De in lid 1 bedoelde uitroeiingsprogramma’s worden via ADIS elektronisch ingediend.”

    ;

    4.

    In artikel 11, lid 1, wordt de inleidende zin vervangen door:

    “De lidstaten vermelden, wanneer zij bij de Commissie een aanvraag indienen tot erkenning van de ziektevrije status overeenkomstig deel II, hoofdstuk 4, afdelingen 1 en 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689, in hun aanvraag, met uitzondering van de informatie die eerder in de in artikel 7 van deze verordening bedoelde verslagen is verstrekt, de relevante informatie die is gespecificeerd in:”;

    5.

    De bijlagen V, VI en VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 13 juli 2023.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

    (2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).

    (3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 van de Commissie van 7 december 2020 tot vaststelling van de regels voor de toepassing van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de melding en de rapportage in de Unie van in de lijst opgenomen ziekten, de modellen en procedures voor de indiening en rapportage van bewakingsprogramma’s en uitroeiingsprogramma’s van de Unie en voor aanvragen voor erkenning van de ziektevrije status, en het geautomatiseerd informatiesysteem (PB L 412 van 8.12.2020, blz. 1).


    BIJLAGE

    De bijlagen V, VI en VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 worden als volgt gewijzigd:

    (1)

    In bijlage V:

    (a)

    in deel 1 wordt punt 6 vervangen door:

    “6.

    Informatie over de overeenkomstig punt 5 op het grondgebied gevestigde betrokken inrichtingen en dieren, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

    a)

    aantal inrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (*1) bedoelde afwijking van toepassing is, op 31 december;

    b)

    aantal dieren van de betrokken dierpopulatie dat in de in punt a) bedoelde inrichtingen werd gehouden, op 31 december;

    c)

    aantal van de in punt a) bedoelde inrichtingen met de ziektevrije status, met inbegrip van inrichtingen met een opgeschorte ziektevrije status, met of zonder vaccinatie, in voorkomend geval, op 31 december;

    d)

    aantal dieren dat in de in punt c) bedoelde inrichtingen wordt gehouden;

    e)

    aantal inrichtingen waarvoor tijdens de rapportageperiode de aanwezigheid van infectie is bevestigd.

    (*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).”;"

    b)

    in deel 4 wordt punt 6 vervangen door:

    “6.

    Informatie over de betrokken aquacultuurinrichtingen en -dieren die zich op het in punt 5 bedoelde grondgebied bevinden, per lidstaat, zone of compartiment:

    (a)

    aantal erkende aquacultuurinrichtingen en aantal geregistreerde aquacultuurinrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, die in het uitroeiingsprogramma zijn opgenomen, op 31 december;

    (b)

    aantal aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen of bemonsteringspunten, die niet besmet zijn, op 31 december;

    (c)

    aantal besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen of bemonsteringspunten, op 31 december;

    (d)

    aantal nieuwe besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal nieuwe besmette bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen en bemonsteringspunten, op 31 december.”.

    2.

    Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de titel wordt vervangen door:

    Informatie die overeenkomstig artikel 11 moet worden opgenomen in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status van lidstaten of zones met betrekking tot ziekten bij landdieren en waterdieren en in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status van compartimenten met betrekking tot ziekten bij waterdieren”;

    b)

    Punt 6 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de punten 1 tot en met 7 worden vervangen door:

    “1.

    In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden runderen per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

    a)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

    b)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen wordt gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    c)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden met de status vrij van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis zonder vaccinatie, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort;

    d)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen wordt gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    e)

    aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden die gedurende de laatste drie jaar elk jaar met een serologische test op infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis zijn getest;

    f)

    aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

    g)

    aantal abortusgevallen bij gehouden runderen die in de afgelopen drie jaar mogelijk zijn veroorzaakt door infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis;

    h)

    datum van het laatste bevestigde geval van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden runderen;

    i)

    datum van laatste vaccinatie tegen infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden runderen;

    2.

    In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden schapen en geiten per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

    a)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar schapen of geiten worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

    b)

    aantal schapen en geiten dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    c)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar schapen of geiten worden gehouden met de status vrij van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis zonder vaccinatie, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort;

    d)

    aantal schapen en geiten dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    e)

    aantal inrichtingen waar schapen of geiten worden gehouden die in de laatste drie jaar elk jaar op infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis zijn getest;

    f)

    aantal inrichtingen met een vermoeden na de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

    g)

    aantal onderzochte abortusgevallen bij schapen of geiten dat elk jaar in de afgelopen drie jaar mogelijk is veroorzaakt door infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis;

    h)

    datum van het laatste bevestigde geval van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden schapen of geiten;

    i)

    datum van laatste vaccinatie tegen infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden schapen of geiten;

    3.

    In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met MTBC, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

    a)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

    b)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    c)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden met de status vrij van infectie met MTBC, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort;

    d)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    e)

    aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden die de afgelopen drie jaar elk jaar op MTBC zijn getest;

    f)

    aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

    g)

    aantal geslachte runderen met vermoedelijke laesies van infectie met MTBC die elk jaar in de afgelopen drie jaar zijn onderzocht;

    h)

    aantal inrichtingen waarvoor tijdens de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met MTBC is bevestigd;

    4.

    In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor MTBC, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

    a)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

    b)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    c)

    aantal inrichtingen waar gedurende de laatste drie jaar op 31 december van elk jaar runderen worden gehouden met de status vrij van EBL, met inbegrip van inrichtingen met een geschorste ziektevrije status;

    d)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    e)

    aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden die de afgelopen drie jaar elk jaar op EBL zijn getest;

    f)

    aantal inrichtingen met een vermoeden na de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

    g)

    aantal monsters van geslachte runderen ouder dan 24 maanden met tumoren die kunnen zijn veroorzaakt door EBL die een laboratoriumonderzoek hebben ondergaan om de aanwezigheid van EBL te bevestigen of uit te sluiten, elk jaar in de laatste drie jaar;

    h)

    aantal inrichtingen waarvoor tijdens de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met EBL is bevestigd;

    5.

    In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor IBR/IPV, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

    a)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

    b)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    c)

    aantal inrichtingen met gedurende de laatste drie jaar op 31 december van elk jaar de status vrij van IBR/IPV, met inbegrip van inrichtingen met een geschorste ziektevrije status;

    d)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    e)

    aantal inrichtingen dat de afgelopen drie jaar elk jaar op IBR/IPV is getest;

    f)

    aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

    g)

    aantal inrichtingen waarvoor tijdens de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met IBR/IPV is bevestigd;

    h)

    datum van het verbod op vaccinatie tegen IBR/IPV bij gehouden runderen;

    6.

    In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met ADV, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

    a)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar varkens worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

    b)

    aantal varkens dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    c)

    aantal inrichtingen met op 31 december van elk jaar de status vrij van ADV, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort, gedurende de laatste drie jaar;

    d)

    aantal varkens dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    e)

    aantal inrichtingen waar in de laatste drie jaar elk jaar bewaking is uitgevoerd om klinische, virologische of serologische aanwijzingen voor infectie met ADV te ontdekken;

    f)

    aantal varkens dat de laatste drie jaar in de in punt e) bedoelde inrichtingen is getest;

    g)

    aantal inrichtingen waarvoor tijdens de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met ADV is bevestigd;

    h)

    datum van het verbod op vaccinatie tegen ADV bij gehouden varkens;

    7.

    In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor BVD, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

    a)

    aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

    b)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    c)

    aantal inrichtingen met gedurende de laatste drie jaar op 31 december van elk jaar de status vrij van BVD, met inbegrip van inrichtingen met een geschorste ziektevrije status;

    d)

    aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

    e)

    aantal inrichtingen dat de afgelopen drie jaar elk jaar op BVD is getest;

    f)

    aantal inrichtingen met een vermoeden na de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

    g)

    aantal inrichtingen waarvoor gedurende de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met BVD is bevestigd;

    h)

    datum van het verbod op vaccinatie tegen BVD bij gehouden runderen;”

    ii)

    punt 10 wordt vervangen door:

    “10.

    verstrek in het geval van uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren de volgende informatie voor elk jaar van het programma, per lidstaat, zone of compartiment, naargelang het territoriale toepassingsgebied:

    (a)

    aantal erkende aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal geregistreerde aquacultuurinrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden en aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, die in het uitroeiingsprogramma zijn opgenomen, alsook kaarten met de locatie van de inrichtingen en bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties;

    (b)

    aantal aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen en bemonsteringspunten, die niet besmet zijn;

    (c)

    aantal diergezondheidsinspecties per erkende en, in voorkomend geval, geregistreerde aquacultuurinrichting;

    (d)

    aantal bemonsteringen per erkende en, in voorkomend geval, geregistreerde aquacultuurinrichting en bemonsteringspunt bij in het wild levende populaties, alsmede nadere gegevens over de soorten, de resultaten van de bemonstering (positief/negatief) en de watertemperatuur bij de bemonstering;

    (e)

    aantal besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigd(e) geval(len), van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen;

    (f)

    aantal nieuwe besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal nieuwe besmette bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen.”;

    3.

    Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in afdeling 1 wordt punt 9 vervangen door:

    “9.

    De tussentijdse doelstellingen van het uitroeiingsprogramma met betrekking tot de ziektespecifieke criteria voor het verkrijgen van de ziektevrije status, waaronder ten minste:

    (a)

    de verwachte jaarlijkse daling van het aantal besmette inrichtingen;

    (b)

    de verwachte jaarlijkse toename van het aantal ziektevrije inrichtingen.”;

    b)

    in deel 4 worden de punten 5 en 6 vervangen door:

    “5.

    Een beschrijving van de epidemiologische situatie in de lidstaat, de zone of het compartiment, voor zover relevant voor het territoriale toepassingsgebied van het programma, met inbegrip van:

    (a)

    aantal erkende aquacultuurinrichtingen en aantal geregistreerde aquacultuurinrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden, per type productie en per gezondheidsstatus;

    (b)

    in de in punt a) bedoelde aquacultuurinrichtingen gehouden in de lijst opgenomen soorten per gezondheidsstatus;

    (c)

    kaarten met de volgende gegevens:

    (i)

    de geografische locatie van de in punt a) bedoelde aquacultuurinrichtingen en de betrokken stroomgebieden, alsmede

    (ii)

    de geografische verspreiding van gevallen van infectie met de betreffende ziekte van categorie B of C voor een periode die minstens de afgelopen vijf jaar beslaat;

    (d)

    in voorkomend geval, informatie over de epidemiologische situatie van in het wild levende waterdieren.

    6.

    Een beschrijving van de ziektebestrijdingsstrategie van het uitroeiingsprogramma overeenkomstig artikel 46 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689, met minstens:

    (a)

    de overeenkomstig bijlage VI bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 te gebruiken bemonsteringsschema’s en diagnosemethoden voor:

    (i)

    gezondheidsinspecties en bemonstering in aquacultuurinrichtingen;

    (ii)

    in voorkomend geval, doelgerichte bewaking van in het wild levende populaties;

    (b)

    de bij een bevestigd geval toe te passen ziektebestrijdingsmaatregelen;

    (c)

    de uit te voeren biobeveiligings- en risicobeperkingsmaatregelen;

    (d)

    in voorkomend geval, vaccinatieschema’s;

    (e)

    de uit te voeren maatregelen met betrekking tot in het wild levende waterdieren en het aantal en de geografische locatie van de bemonsteringspunten;

    (f)

    in voorkomend geval, de overeenkomstig artikel 47, lid 4, artikel 51, lid 2, of artikel 53 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 toe te passen afwijkingen;

    (g)

    in voorkomend geval, gecoördineerde maatregelen met andere lidstaten of derde landen.”.


    (*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).”;”


    Top