Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0141

2011/141/EU: Besluit van de Commissie van 1 maart 2011 tot wijziging van Beschikking 2007/76/EG ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming wat wederzijdse bijstand betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 1165) Voor de EER relevante tekst

PB L 59 van 4.3.2011, p. 63–65 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/141(1)/oj

4.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 59/63


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 1 maart 2011

tot wijziging van Beschikking 2007/76/EG ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming wat wederzijdse bijstand betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 1165)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/141/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming („verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming”) (1), en met name artikel 6, lid 4, artikel 7, lid 3, artikel 8, lid 7, artikel 9, lid 4, artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 6, artikel 13, lid 5, en artikel 15, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2006 heeft de Commissie Beschikking 2007/76/EG ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming wat wederzijdse bijstand betreft (2) vastgesteld.

(2)

Bij Beschikking 2008/282/EG van de Commissie (3) is Beschikking 2007/76/EG gewijzigd om de beginselen voor de kennisgeving van handhavingsmaatregelen, de informatie die na een waarschuwingskennisgeving in kennisgevingen moet worden verstrekt, alsmede de coördinatie van het markttoezicht en de handhavingsactiviteiten vast te stellen.

(3)

De voorschriften van Beschikking 2007/76/EG met betrekking tot de verwijdering van informatie uit de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 bedoelde databank en met betrekking tot de periodieke kennisgevingen moeten op basis van de opgedane ervaring met het netwerk voor samenwerking op handhavingsgebied worden herzien.

(4)

Het is tevens wenselijk de regels betreffende de verplichtingen van de als coördinator optredende bevoegde autoriteit, de deelname aan gecoördineerde handhavingsactiviteiten en de in het kader van dergelijke activiteiten minimaal te verstrekken informatie, te verduidelijken.

(5)

Beschikking 2007/76/EG (4) moet in overeenstemming worden gebracht met advies nr. 6/2007 van de bij artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens (5) en het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) (6).

(6)

Beschikking 2007/76/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 opgerichte comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2007/76/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 maart 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.

(2)  PB L 32 van 6.2.2007, blz. 192.

(3)  PB L 89 van 1.4.2008, blz. 26.

(4)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(5)  Advies nr. 6/2007 over de gegevensbeschermingsaspecten van het systeem voor samenwerking op het gebied van de consumentenbescherming (CPCS) 01910/2007/NL, WP 139, aangenomen op 21 september 2007.

(6)  Advies van de EDPS, ref. 2010-0692.


BIJLAGE

De bijlage bij Beschikking 2007/76/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 2.1.3 komt als volgt te luiden:

„2.1.3

Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, brengt de aangezochte instantie uiterlijk binnen veertien dagen nadat het verzoek via het verbindingsbureau is ontvangen een antwoord uit waarin alle beschikbare informatie en de genomen of geplande onderzoeks- en handhavingsmaatregelen (m.i.v. de termijnen) zijn opgenomen. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie op gezette tijden, maar ten minste om de drie maanden, van deze maatregelen op de hoogte totdat:

a)

relevante informatie naar de verzoekende instantie is gestuurd aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of er een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad dan wel of er een redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben, of

b)

de intracommunautaire inbreuk is beëindigd dan wel het verzoek ongegrond is gebleken.”.

2)

Aan punt 2.1.5 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

„Zodra een bevoegde autoriteit ontdekt dat een verzoek om wederzijdse bijstand overeenkomstig de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 2006/2004 onjuiste gegevens bevat die niet op een andere manier gecorrigeerd kunnen worden, verzoekt zij de Commissie om de informatie zo snel als technisch mogelijk, en in ieder geval binnen zeven dagen na het verzoek tot verwijdering, uit de databank te verwijderen.

Alle overige informatie met betrekking tot verzoeken om wederzijdse bijstand overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt vijf jaar na afsluiting van de zaak uit de databank verwijderd.”.

3)

Aan punt 2.2.2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Gegronde waarschuwingen worden vijf jaar nadat zij zijn uitgebracht uit de databank verwijderd.”.

4)

De titel van hoofdstuk 4 komt als volgt te luiden:

„4.   HOOFDSTUK 4 — TOEGANG TOT UITGEWISSELDE INFORMATIE EN GEGEVENSBESCHERMING”.

5)

De volgende punten 4.3 en 4.4 worden ingevoegd:

„4.3.   Toegang van de Commissie tot de gegevens

De toegang van de Commissie tot de gegevens reikt niet verder dan krachtens Verordening (EG) nr. 2006/2004 is voorgeschreven. Dit omvat de toegang tot waarschuwingen overeenkomstig artikel 7, lid 1, kennisgevingen overeenkomstig artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 6, en informatie met betrekking tot de coördinatie van het markttoezicht en de handhavingsactiviteiten overeenkomstig artikel 9 en tot voorwaarden overeenkomstig artikel 15, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2006/2004.

4.4.   Gevoelige gegevens

De verwerking door bevoegde autoriteiten van persoonsgegevens die betrekking hebben op ras, etniciteit, politieke opvattingen, religie, lidmaatschap van een vakvereniging, gezondheid of het seksuele leven is verboden, tenzij het niet mogelijk is op andere wijze aan de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2006/2004 te voldoen en de verwerking van dergelijke gegevens krachtens Richtlijn 95/46/EG is toegestaan.

Het gebruik door bevoegde autoriteiten van persoonsgegevens die betrekking hebben op strafbare feiten, verdenkingen en veiligheidsmaatregelen blijft beperkt tot de specifieke doeleinden van wederzijdse bijstand, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 2006/2004.”.

6)

Hoofdstuk 6 komt als volgt te luiden:

„6.   HOOFDSTUK 6 — COÖRDINATIE VAN HET MARKTTOEZICHT EN DE HANDHAVINGSACTIVITEITEN

6.1.   Bij de toepassing van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 kunnen de instanties die zijn overeengekomen hun handhavingsactiviteiten te coördineren, alle maatregelen vaststellen die nodig zijn voor een goede coördinatie, en zij voeren deze naar beste vermogen uit.

6.2.   Een bevoegde autoriteit kan, na overleg met de uitnodigende instantie, weigeren gehoor te geven aan een uitnodiging tot deelname aan gecoördineerde handhavingsactiviteiten, indien:

a)

er met betrekking tot dezelfde intracommunautaire inbreuken en tegen dezelfde verkopers of leveranciers al gerechtelijke procedures zijn ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of de verzoekende instantie of indien die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve uitspraak hebben gedaan;

b)

zij op basis van het nodige onderzoek van mening is dat zij niet bij de intracommunautaire inbreuk betrokken is.

Een bevoegde autoriteit die besluit een uitnodiging tot deelname aan gecoördineerde handhavingsactiviteiten te weigeren, moet dit besluit met redenen omkleden.

Dit punt laat de toepassing van de artikelen 6 en 8 van Verordening (EG) nr. 2006/2004 onverlet.

6.3.   Om te voldoen aan hun verplichting uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2006/2004, kunnen de betrokken bevoegde autoriteiten besluiten dat een van hen de handhavingsactie zal coördineren. Rekening houdend met de specifieke aspecten van ieder geval, duiden de bevoegde autoriteiten in beginsel als coördinatieautoriteit de autoriteit aan van de plaats waar de handelaar gevestigd is of zijn voornaamste activiteitencentrum heeft, of waar zich het grootste aantal getroffen consumenten bevindt.

6.4.   De Commissie zal een faciliterende rol spelen bij de coördinatie van activiteiten uit hoofde van artikel 9, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 indien zij daartoe wordt uitgenodigd.

6.5.   De overeenkomstig punt 6.3 als coördinatieautoriteit aangeduide bevoegde autoriteit is ten minste verantwoordelijk voor:

a)

het op passende wijze beheren van de communicatie tussen de instanties die aan de gecoördineerde activiteiten deelnemen;

b)

in voorkomend geval, het opstellen van een beknopt verslag na afronding van de gecoördineerde activiteit;

c)

het zo snel als technische mogelijk afsluiten van de gecoördineerde handhavingsactiviteit in de databank, in ieder geval binnen zeven dagen nadat het laatste verzoek om wederzijdse bijstand, afgegeven tussen twee aan gecoördineerde handhavingsactiviteiten deelnemende bevoegde autoriteiten, door de verzoekende instantie in kwestie is afgesloten.

De verplichtingen van de coördinatieautoriteit hebben geen invloed op de voorschriften voor de te verstrekken informatie die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en de daarbij behorende uitvoeringsbepalingen voor de overige deelnemende bevoegde autoriteiten gelden.

6.6.   In aanvulling op de uit hoofde van de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 2006/2004 voor wederzijdse bijstand te verstrekken informatie, verstrekt een bevoegde autoriteit die ertoe besluit andere instanties uit te nodigen tot coördinatie van de handhavingsactiviteiten ten minste de volgende informatie:

a)

de gegevens van de bevoegde autoriteit die uitnodigt tot coördinatie van de handhavingsactiviteiten;

b)

de naam van de verkoper of leverancier;

c)

de naam van het product of de dienst;

d)

de classificatiecode;

e)

het betrokken advertentie- of verkoopmedium;

f)

de rechtsgrond;

g)

een korte samenvatting van de inbreuk;

h)

een samenvatting van de doelstellingen van de gecoördineerde activiteiten.”.


Top